Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 31/05/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Hilde Crevits tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Crevits tot mevrouw Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk.
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk is volgens de beleidsnota Mobiliteit terecht een van de centrale instrumenten om een veiliger fietsgebruik te realiseren.
Het netwerk omvat bijna 11.000 kilometer aan fietsroutes. Het Vlaamse Gewest heeft daar momenteel een kleine 3.500 kilometer in beheer, de provincies 558 kilometer en de gemeenten een kleine 7.000 kilometer.
Volgens de beleidsnota is het noodzakelijk dat er een jaarlijkse voortgangsrapportage gebeurt om na te gaan in hoeverre het fietsroutenetwerk door de onderscheiden wegbeheerders verder wordt voltooid. Er wordt gesuggereerd om een gewestelijke werkgroep op te richten, samengesteld uit vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten en de Fietsersbond.
Mevrouw de minister, werd die gewestelijke werkgroep intussen opgericht in het kader van de voltooiing van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk? Gaat het om dezelfde gewestelijke stuurgroep die werd voorzien in de overeenkomst die een paar jaar geleden werd ondertekend door het Vlaamse Gewest en de provincies, en die ook werd vernoemd in een antwoord op een parlementaire vraag van 3 oktober 2003?
Welk statuut heeft deze werkgroep en wat is volgens u de slagkracht ervan? Welke initiatieven neemt de werkgroep? Worden door de werkgroep bijvoorbeeld ook de uitvoeringsprioriteiten bepaald?
Op welke termijn zal er een eerste voortgangsrapportage zijn en wordt het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk voltooid?
Hoe verhoudt het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk zich tegenover het recreatief fietsroutenetwerk? Ik heb daarover al een vraag gesteld aan minister Bourgeois. In welke mate is er sturing tussen beide netwerken? Ik kan me voorstellen dat vele recreatieve fietspaden tegelijk ook utilitaire fietspaden zijn, bijvoorbeeld voor winkel-huisverkeer. Wordt voorrang gegeven aan de fietspaden die tegelijk een recreatief en utilitair karakter hebben? Heeft de werkgroep terzake een vorm van inspraak?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de gewestelijke werkgroep werd reeds in 1999 opgericht bij de start van de opmaak van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Voor de ondersteuning van dit afbakeningsproces en de opstart van het realisatieproces van het fietsroutenetwerk werden tussen het Vlaamse Gewest en de vijf Vlaamse provincies twee opeenvolgende overeenkomsten afgesloten. De werkzaamheden vervat binnen deze overeenkomsten werden door de gewestelijke werkgroep begeleid. Nu wordt de werkgroep bijeengeroepen in functie van belangrijke beslissingsmomenten en de jaarlijkse voortgangsrapportage met betrekking tot de realisatie van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk.
De gewestelijke werkgroep bewaakt de uniformiteit van de gevolgde werkwijze en volgt de vooruitgang van de opmaak van de fietsroutenetwerken en de afstemming tussen de verschillende provincies op. Zij stond in voor de definiring van selectiecriteria en locatiecriteria tijdens het afbakeningsproces. Zij formuleert ook aanbevelingen met betrekking tot de inrichtingscriteria, de opvolging van de resultaten en de continuteit van de samenwerking.
In de gewestelijke werkgroep zijn alle belanghebbenden aanwezig. Naast de vertegenwoordigers van de verschillende infrastructuurbeheerders die uiteindelijk instaan voor de aanleg en het onderhoud van het netwerk, zijn ook vertegenwoordigers van de gebruikers en Toerisme Vlaanderen in de werkgroep opgenomen. Dit garandeert niet alleen een uniforme en gentegreerde aanpak maar ook een breed draagvlak voor de realisatie van het netwerk.
Sinds de start van de opmaak van het fietsroutenetwerk rapporteren de provincies regelmatig de stand van zaken aan de Mobiliteitscel. Een technische werkgroep voorgezeten door de Mobiliteitscel staat in voor de dagelijkse opvolging van de technische ontwikkeling van het GIS instrument dat hierbij wordt gebruikt. In juni 2005 zullen alle inventarisaties op de gewest-, provincie- en gemeentewegen die deel uitmaken van het fietsroutenetwerk voor de vijf Vlaamse provincies afgerond zijn. Dat betekent dat in het najaar een eerste volledige voortgangsrapportage kan plaatsvinden.
Het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk en het recreatieve fietsroutenetwerk zijn complementair aan elkaar, het onderscheid wordt vooral bepaald door de zeer grote verschillen in de gebruikerseisen. Delen van het recreatieve fietsroutenetwerk zijn als alternatieve routes in het functionele netwerk opgenomen. Door de cordinerende en stimulerende rol bij de vijf Vlaamse provincies te leggen, wordt deze complementariteit gegarandeerd, want de provincies beheren ook de recreatieve netwerken. Daarnaast is Toerisme Vlaanderen in de gewestelijke werkgroep vertegenwoordigd.
De voorzitter: Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mevrouw de minister, u vertelde dat de werkgroep al werd opgericht in 1999. Er werden echter twee overeenkomsten gesloten: n voor de periode 1999-2000 en vervolgens n voor de periode 2001-2004. Betekent dat dat de overeenkomst werd verlengd of opnieuw werd gesloten voor 2005?
Minister Kathleen Van Brempt: Mevrouw Crevits, ik denk het niet, maar ik zal dat eens nagaan.
Mevrouw Hilde Crevits: Ik verwijs naar het antwoord op een parlementaire vraag van 3 oktober 2003. Ik heb gemerkt dat de gewestelijke stuurgroep werd opgericht tot 2004 en ik las in uw beleidsnota dat opnieuw een dergelijke stuurgroep zou moeten worden opgericht. Ik vroeg me daarom af of de werkzaamheden zijn stopgezet of gewoon verder gaan en er een nieuwe overeenkomst werd gesloten.
Minister Kathleen Van Brempt: De werkzaamheden gaan gewoon verder, maar ik zal nagaan wat er formeel is gebeurd en via het Commissiesecretariaat een bijkomend antwoord verstrekken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.