Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 26/05/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Mieke Vogels tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het onderzoek naar de sociale positie van Vlamingen met een handicap of langdurig gezondheidsprobleem
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Vogels tot mevrouw Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het onderzoek naar de sociale positie van Vlamingen met een handicap of langdurig gezondheidsprobleem.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijn vraag om uitleg gaat over de stativaria-publicatie 'Vlamingen met een handicap of langdurige gezondheidsproblemen'. Ik ben gelukkig met die publicatie, die een heel vruchtbare samenwerking is tussen de afdeling Planning en Statistiek en het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Drie onderzoekers zijn in de cijfers gedoken die werden verworven via de nationale gezondheidsenquête en via andere grootschalige bevragingen.
Er werd gevraagd naar problemen met langdurige gezondheidsproblemen of een handicap en het effect daarvan op het functioneren. Alle informatie daarover werd gebundeld in dit boekje. Dat is heel nieuw, omdat we meestal enkel medische gegevens hebben over die personen, en geen sociaal-culturele gegevens.
Voor het eerst zijn een aantal effecten van het hebben van een handicap of een langdurige ziekte op het functioneren zichtbaar geworden. Op bladzijde 34 staat een interessante tabel, die een onderscheid maakt tussen respondenten met en zonder functiebeperkingen, en hun participatie aan allerlei sociaal-culturele activiteiten. Dat gaat over concert-, opera-, bibliotheek- of museumbezoek, deelnemen aan natuurwandelingen of zelf creatief kunstzinnig bezig zijn. Over de hele lijn is er een significant verschil in de antwoorden op de vraag of men nooit naar de opera of in een bibliotheek is geweest. Het aantal positieve antwoorden op die vraag ligt veel hoger bij personen met een functiebeperking dan bij personen zonder een functiebeperking.
Dit onderzoek is heel belangrijk, maar het geeft maar een klein beeld van het functioneren, van ongelijke kansen en van het niet-inclusief zijn, omdat deze enquêtes werden afgenomen door enquêteurs die zelf bepalen wie in staat is om die vragen te beantwoorden. Als in de loting bijvoorbeeld een persoon met een handicap zit, dan wordt die daaruit verwijderd omdat de vragen niet zijn aangepast aan personen met een mentale handicap. Er zijn ook geen enquêteurs die de taal van doofstommen spreken. Hetzelfde geldt voor blinden en mensen die in voorzieningen leven.
Als die steekproef zou worden uitgebreid tot personen met een handicap of een langdurige ziekte, dan zouden de verschillen nog significanter zijn. Dit onderzoek is dus maar een eerste stap. We moeten alle personen met functiebeperkingen bereiken, maar ook in een vervolgonderzoek nagaan welke de drempels zijn die bij die sociaalculturele voorzieningen bestaan om mensen met functiebeperkingen aan te trekken. Gaat het over bereikbaarheid, of over taalgebruik? Welke zijn de oorzaken dat er minder mensen met functiebeperkingen een bibliotheek bezoeken? We zouden toch kunnen veronderstellen dat mensen met functiebeperkingen tussen 18 en 64 jaar relatief meer tijd hebben om deel te nemen aan sociaal-culturele activiteiten dan mensen zonder die beperkingen.
Mevrouw de minister, ik stel u deze vraag omdat u als minister van Gelijke Kansen over de inclusiviteit moet waken. U hebt zelf gezegd dat u geen wetten kunt maken en dat u een beperkt budget hebt. U hebt wel de autoriteit om te waken over de inclusiviteit van het Vlaamse beleid. Dat is ingeschreven in het regeerakkoord en algemeen verworven in het parlement. Het is heel belangrijk dat u de drempels kent als u een inclusief beleid wilt voeren. U bent ook bevoegd voor het Vlaams steunpunt gelijke kansen, dat tijdens de vorige legislatuur werd opgericht. Dat steunpunt moet u en de hele Vlaamse Regering ondersteunen bij het voeren van dat inclusief beleid. Het moet drempels ontdekken en voorstellen doen om te proberen een gelijkekansenbeleid waar te maken. Op dit moment werkt het Vlaams steunpunt gelijke kansen voor 4 doelgroepen: allochtonen, vrouwen, holebi's en ouderen, en niet specifiek ook voor personen met een handicap.
Mevrouw de minister, kunt u het Steunpunt Gelijkekansenbeleid niet de opdracht geven enerzijds de gegevens die in deze stativaria verzameld zijn te verfijnen door het uitbreiden van de doelgroep, en anderzijds het waarom van die ongelijke toegang nader te bekijken? Daaruit zouden concrete voorstellen kunnen volgen om het Vlaamse beleid meer inclusief te maken voor personen met een handicap of een langdurig gezondheidsprobleem.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik deel geheel de zorg van mevrouw Vogels. Ik ben het er ook volmondig mee eens dat het belangrijk is veel meer gegevens te hebben omtrent die doelgroep, gegevens die veel verder gaan dan alleen het medische aspect. We moeten inderdaad absoluut een inclusief beleid op poten zetten. We zijn daar ook mee bezig. Het thema toegankelijkheid verdient in het gelijkekansenbeleid ruime aandacht.
Op uw concrete vraag kan ik echter jammer genoeg niet positief antwoorden. Op dit ogenblik is het niet mogelijk om zo'n onderzoek op te dragen aan het Steunpunt Gelijkekansenbeleid. Het voeren van onderzoek naar personen met een handicap werd immers door de tijdens de vorige legislatuur voor Gelijke Kansen bevoegde minister niet in de opdracht van dit steunpunt opgenomen.
Bij de aanvang van de huidige beheersovereenkomst met het Steunpunt Gelijkekansenbeleid in 2001, werd een inhoudelijk meerjarenplan opgesteld waarin als kansengroepen enkel vrouwen, holebi's, allochtonen, ouderen en kinderen worden opgesomd. Personen met een handicap werden in 2001 niet opgenomen omdat de toenmalige minister bevoegd voor Gelijke Kansen, die ook Welzijn in haar bevoegdheidspakket had, oordeelde dat het onderzoek naar deze groep thuishoorde in het takenpakket van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap.
Dit is trouwens uitdrukkelijk zo voorzien in artikel 4 van het oprichtingsdecreet van het Vlaams Fonds van 27 juni 1990. Daarom heeft het Vlaams Fonds, in samenwerking met de afdeling Planning en Statistiek van de Vlaamse Gemeenschap, het basisonderzoek verricht dat hier aan de orde wordt gesteld. Ik beaam dat dit een goed en een belangrijk rapport is. Het is dan ook logisch dat het tot het takenpakket van het Vlaams Fonds behoort het onderzoek in kwestie verder te verfijnen of aan te vullen.
Zolang de huidige beheersovereenkomst met het Steunpunt Gelijkekansenbeleid nog loopt, en dat is tot 31 december 2006, kan deze bevoegdheidsverdeling niet in vraag worden gesteld. Wel zal de kansengroep 'mensen met een handicap' meegenomen worden in een initiatief dat ik onlangs heb opgestart met betrekking tot de monitoring van kansengroepen. Ik wil zicht krijgen op de reeds bestaande registratiesystemen binnen de verschillende administraties van de Vlaamse Gemeenschap om het Vlaamse beleid ten aanzien van kansengroepen beter te kunnen opvolgen. Op die manier kom ik indirect tegemoet aan uw vraag, die ik zoals gezegd steun.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mevrouw de minister, de doelgroep 'personen met een handicap' is destijds niet opgenomen omdat we ervoor kozen te investeren in GRIP, Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap. Het was uitdrukkelijk de bedoeling het brede gelijkekansenbeleid en het emancipatorische beleid voor personen met een handicap niet alleen toe te vertrouwen aan het Vlaams Fonds, omdat dat per definitie bezig is met zorg en welzijn, terwijl het inclusief beleid veel breder is. We hebben toen de naar onze mening goede keuze gemaakt GRIP te versterken en te financieren om de gelijke kansen voor personen met een handicap te bewaken. Er waren onvoldoende middelen om het op dat moment ook toe te voegen aan het Steunpunt Gelijkekansenbeleid.
Ik begrijp dat u op dit moment niet kunt inbreken in het meerjarencontract. Als het verlengd wordt in 2006, dan vraag ik u er eventueel wel rekening mee te houden. GRIP doet erg belangrijk werk op het vlak van sensibilisatie, maar is niet in staat wetenschappelijk onderzoek te doen.
Ik ben blij dat u een initiatief hebt genomen met betrekking tot de monitoring van kansengroepen in de verschillende administraties. Daar kan nog bijkomend materiaal uit komen om deze gegevens te verfijnen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.