Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 26/05/2005
Interpellatie van de heer Carl Decaluwe tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de toewijzing van het nieuwe voetbalcontract, de samenwerking tussen Belgacom en de openbare omroep VRT en de bescherming van de vrije nieuwsgaring
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de uitzendrechten van het Belgisch voetbal
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Decaluwe tot de heer Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de toewijzing van het nieuwe voetbalcontract, de samenwerking tussen Belgacom en de openbare omroep VRT en de bescherming van de vrije nieuwsgaring, en van de heer Van Dijck tot minister Bourgeois, over de uitzendrechten van het Belgisch voetbal.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het is een open deur intrappen als ik zeg dat het voetbalcontract normaal gezien zal worden toegewezen aan Belgacom. De beelden voor open net - pakketten 4, 5 en 6 - zouden via een sublicentie worden overgemaakt aan de VRT.
Mijnheer de minister, over dit onderwerp is al veel geschreven en commentaar gegeven. Ik zal me hier niet uitspreken over de werkwijze van de Profliga. Dat is niet onze zaak. Wie uiteindelijk de winnaar is en dus de voetbalbeelden kan uitzenden op het open net, dat is de verantwoordelijkheid van de Profliga. Zij heeft de procedures opgesteld. Hetzelfde geldt voor betaaltelevisie. Ik kies daarin geen partij.
Ondertussen heeft de Raad van de Mededinging de zaak aanhangig gemaakt. Er zijn nu een aantal processen aan de gang. We kunnen ons daar niet in mengen.
Mijnheer de minister, ik wil het hier wel hebben over onze bevoegdheid. Een parlementaire commissie heeft een controlerende taak, vooral inzake het beleid. We leven nog altijd in een democratie. Het mediabeleid op de korte, middellange en lange termijn wordt hier, samen met de regering, uitgestippeld. Het uitgangspunt van de interpellatie is dat we vragen kunnen stellen bij de samenwerking tussen de VRT en Belgacom.
Het is niet de eerste keer dat we hierover een debat voeren. Samen met een aantal collega's heb ik u op 20 oktober 2004 daarover ondervraagd tijdens de plenaire vergadering. Toen waren er al geruchten dat de VRT en Belgacom een alliantie zouden aangaan over de interactieve televisie. Ze zouden ook samen bieden op de voetbalrechten. Die geruchten werden in alle toonaarden ontkend. Mijn bekommernis was dat indien er iets aan de hand was, we er minstens over zouden moeten kunnen debatteren en een beslissing nemen.
Mijnheer de minister, u hebt u geïnformeerd over die alliantie. Op 20 oktober zei u: 'Op dit ogenblik heb ik geen weet van dergelijke samenwerking. Ook de regeringscommissaris is daar niet van op de hoogte. Naar aanleiding van deze actuele vraag heb ik ook contact opgenomen met de VRT. De gedelegeerd bestuurder heeft schriftelijk geantwoord dat de VRT in gesprek is met zowel Telenet als Belgacom.'
Ik heb de indruk dat u van de VRT geen correcte informatie hebt gekregen. In een communiqué aan Belga van 12 mei zei de gedelegeerd bestuurder van de VRT, de heer Mary, dat de gesprekken met Telenet waren afgesprongen op 30 augustus 2004. Dat er medio oktober nog werd onderhandeld met Belgacom en Telenet klopt dus blijkbaar niet. Ik wens geen uitspraken te doen over het dispuut tussen de VRT en Telenet. Op het moment dat u het antwoord gaf op de actuele interpellaties werd een mondeling akkoord afgesloten tussen de VRT en Belgacom.
U zei ook dat als er een samenwerkingsverband is, ze moet worden goedgekeurd door de raad van bestuur. Dat is immers decretaal vastgelegd. U stelde: 'Wanneer er zich verticale bindingen voordoen, wanneer distributeurs ook 'content' gaan brengen en op rechten bieden, dan brengt dat een eventuele herpositionering mee van de overheid. De overheid moet zich daarover kunnen beraden omdat het gaat om een evolutie of revolutie met maatschappelijke consequenties.'
Ik voer hier vandaag opnieuw het debat omdat de consequenties belangrijk zijn. Een bepaald bedrijf, een bepaalde distributeur - met name Telenet -, heeft een niet onbelangrijke steun gekregen voor de ontwikkeling van digitale televisie en open digitale platformen. Een overheidsinstelling werkt met belastinggeld. Ze zet een samenwerking op met een andere overheidsinstelling, die weliswaar op de beurs genoteerd is. Ze maakt het een ander bedrijf met een Vlaamse verankering zeer moeilijk op het financieel vlak.
Het gevolg zou kunnen zijn dat de Vlaamse verankering van de kabel teloorgaat en dat de kabelinfrastructuur in buitenlandse handen zou komen. Ik zeg niet dat dit zal gebeuren, wel dat het mogelijk is. We moeten er dan ook op zijn minst over kunnen discussiëren.
Er is nog een ander punt. Ik dacht dat we in het parlement al jaren van mening waren dat we geen voorstander zijn van het Amerikaans model van verticale integratie. Daar zitten content, distributeur en omroep in één pakket. Dit samenwerkingsverband zou een aanzet kunnen zijn tot verticale integratie. CD&V is daar in elk geval geen voorstander van.
Mijnheer de minister, in de periode 2001-2004 heeft de Vlaamse overheid meer dan 25 miljoen geïnvesteerd in het digitaal platform. De VRT heeft aan Telenet bepaalde normen opgedrongen. Bij de samenwerking tussen de VRT en Belgacom worden die normen niet meer gehanteerd. Het gaat om belastinggeld. Ook daarover moeten we een debat kunnen houden.
Dit dossier kan een belangrijke hefboom zijn voor de interactieve digitale televisie en themakanalen. Dat is ook de reden de men zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.
De heer Aimé Van Hecke heeft blijkbaar de bui zien hangen. Het akkoord tussen de VRT en Belgacom is volgens hem geen samenwerkingsovereenkomst. Hij zegt: 'Het kopen van uitzendrechten is een zeer eenvoudig dossier dat volledig tot de bevoegdheden van het management behoort. Of het nu gaat om de rechten voor de Champions League of om de rechten voor de Belgische voetbalcompetitie, dit maakt weinig verschil. De VRT heeft geen enkele daad gesteld waarbij een tussenkomst vereist was van de raad van bestuur of van de Vlaamse Regering.'
Wat is een samenwerking en wat is een strategische alliantie? In de van Dale staat dat een samenwerkingsovereenkomst een overeenkomst is om met elkaar gemeenschappelijk te werken en in overleg te handelen. Een strategische alliantie kan rond een deeldossier een bondgenootschap inhouden. In dit geval is volgens mij op zijn minst sprake van een samenwerkingsovereenkomst of van een strategische alliantie.
Toen u in het parlement onze vragen beantwoordde, wist u waarschijnlijk wat de gevolgen zouden zijn. Zo'n belangrijk dossier moet toch op zijn minst worden voorgelegd aan de raad van bestuur.
Ik probeer me zo soepel mogelijk op te stellen inzake de redenering van de heer Van Hecke. Toch is hier volgens mij duidelijk sprake van een strategische alliantie. De vraag is echter hoe wij dit kunnen controleren wanneer we niet beschikken over duidelijke informatie. Mijnheer de minister, hoe kunt u dat controleren?
Ook inhoudelijk zal dit dossier vooral draaien rond the letter of intent. De VRT heeft met Belgacom een soort van non-disclosure agreement gesloten, een soort van contractuele zwijgplicht over de implementatie van de voetbalbeelden op de openbare omroep. De vraag is natuurlijk of een openbare omroep zijn neutraliteit moet prijsgeven als argument in een strijd tussen kabeldistributeurs. Ook over die letter of intent weten we tot op vandaag bijzonder weinig.
Vorige week heeft de heer Deseyn in de Kamer vice-premier Vande Lanotte daarover ondervraagd aangezien ook Belgacom betrokken partij is. Uit het antwoord bleek dat deze letter of intent eind april zou zijn ondertekend. Deze dateert dus van voor de bieding en kan juridisch worden geïnterpreteerd als een samenwerkingsverband dat eventueel in strijd is met de wet op de mededinging. Al deze zaken heb ik vernomen via contacten. Ik kan het zelf niet controleren. Mijnheer de minister, ik hoop dat u die letter of intent wel hebt en dat u daarop een duidelijk antwoord kunt geven.
Het is de profliga die de zes loten heeft opgebouwd. Op bepaalde loten kunnen zowel de opennetzenders als de betaalzenders bieden. Zij zijn daarin elkaars concurrenten. Voor die loten kunnen zij bijgevolg niet afspreken wie waarop zal bieden. Dat zou neerkomen op een verboden marktverdeling die in strijd is met het Europees en Belgisch mededingingsrecht.
Volgens de letter of intent zou de samenwerking tussen Belgacom en de VRT zich vertalen in een merknaam: TV11 of 11TV want de naam moet ook bruikbaar zijn aan de andere kant van de taalgrens. We hebben in deze commissie destijds heroïsche debatten gevoerd over Sporza. Als het de bedoeling is dat het logo van Sporza verdwijnt en het logo van TV11 of iets anders in de plaats komt, dan zal CD&V dat niet aanvaarden. Sporza is een goede merknaam en een goed product. Mijnheer de minister, ik hoop dat ook u niet akkoord zult gaan met de naamswijziging.
Tot slot wil ik het nog hebben over de problematiek van de vrije nieuwsgaring. Wie destijds een grote tegenstander was van het decreet op de vrije nieuwsgaring, is er nu de grootse supporter van. De vraag is echter of die pakketten wel conform de vrije nieuwsgaring zijn.
Daarnaast is er ook de problematiek van het tweedeklassevoetbal en van de regionale omroepen. In de definitie van vrije nieuwsgaring is sprake van een exclusiviteitshouder. Een exclusiviteitshouder is elke omroep van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Belgacom is tot op vandaag geen omroep die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap. Hoe kan dit worden verklaard? Dit is zeer belangrijk voor de regionale televisieomroepen. Als er geen duidelijkheid komt, dan zullen de regionale televisieomroepen de klos van het verhaal zijn. Het zesde pakket gaat immers over het tweedeklassevoetbal dat bijzonder goed uit de verf komt op regionale zenders zoals WTV en Focus. De vraag is nu of Belgacom, of de VRT via de sublicentie, al die wedstrijden van tweede klasse zal uitzenden. Dat lijkt me op materieel vlak bijzonder moeilijk. Als Belgacom en de VRT alle wedstrijden in beeld zouden brengen - daarbij is ook sprake van uitzendingen op maandag - dan betekent dit dat de regionale omroepen op zondag geen beelden meer kunnen uitzenden van het tweedeklassevoetbal. Dat zou bijzonder slecht zijn voor de kijker, voor de regionale omroepen en voor het tweedeklassevoetbal.
Indien de VRT die beelden niet uitzendt, zullen de regionale omroepen waarschijnlijk moeten betalen aan de VRT en Belgacom terwijl ze die beelden vandaag vrij kunnen opnemen en uitzenden en hun financiële situatie niet bepaald rooskleurig is. Dit alles is te wijten aan de hebberigheid van de profliga.
Mijnheer de minister, ik wil u een aantal concrete vragen voorleggen. In welke mate werd de raad van bestuur van de openbare omroep tot op vandaag betrokken bij of ingelicht over de afspraken en onderhandelingen met Belgacom?
Wordt de sublicentie die Belgacom geeft aan de VRT gezien als een strategische alliantie die zelfs invloed heeft op de financiële situatie van de gemeenten via Telenet? Of wordt het hele probleem gewoon opgevat als een eenvoudige aankoop van filmrechten, zoals de heer Van Hecke stelt?
Ten derde: zijn de pakketten onderzocht op hun respect voor het decreet over de vrije nieuwsgaring? Ik denk dan meer specifiek aan de regeling voor het magazine en de uitzendmogelijkheden van de regionale tv omroepen. Vandaag kunnen ze dat nog steeds mits enige inspanning gratis doen, maar dat zal op termijn wellicht niet meer kunnen.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik wil vanuit een andere invalshoek gelijkaardige vragen als de heer Decaluwe stellen. Op 9 mei ontvingen we het bericht dat het voetbalcontract is toegewezen aan Belgacom. Dat deed vragen rijzen. Het is evident dat voetbalcontracten een geladen zaak zijn. Het gaat over veel geld, en de belangen zijn enorm. Ik ben me ervan bewust dat veel aspecten van het probleem niet tot de bevoegdheden van Vlaanderen of van de minister behoren. Andere aspecten zijn dat echter wel, en er tekent zich een interessant totaalbeeld af waarover we echt moeten debatteren.
Ik stel vast dat de profliga het spel vanuit zijn standpunt goed heeft gespeeld. Men heeft me verteld dat de profliga zich heeft geïnspireerd op wat in Frankrijk gebeurt. De liga heeft de marktwetten laten spelen. De hoogste bieder krijgt de rechten. De bedragen zijn sterk gestegen. De enen vinden dat er correct is gehandeld, de anderen dan weer juist niet. Dat getouwtrek leidt ertoe dat men zich ook in de media de vraag stelt of er in augustus überhaupt wel voetbal op tv te zien zal zijn. Ik stel ook vast dat er nieuwe marktspelers zijn opgedoken. Alle vergunninghouders-zenders en providers hebben zich aangeboden. Belgacom, dat de rechten verwerft, heeft geen uitzendvergunning. Hoe moet dat verder? En aantal pakketten of loten waren uitdrukkelijk bestemd voor het open net. Velen vinden het belangrijk dat voetbal ook moet kunnen worden bekeken door mensen die niet betalen en geen decoder hebben. Hoe moet het verder als blijkt dat een telecombedrijf de rechten verwerft?
En dan is er nog het verhaal over de VRT zoals de heer Decaluwe het heeft uiteengezet. Het gaat over 36 miljoen euro, waarbij de VRT een medespeler is. Wat staat daartegenover? Moet de VRT een gedeelte betalen? Wie zorgt voor de opnames en de kosten? Past dat in het budgettaire plaatje? Wat kost het de belastingbetaler om die rechten bij de VRT te krijgen?
De heer Decaluwe heeft de spanning tussen de twee telecombedrijven vermeld. Eén van beide kreeg forse steun van de overheid. De telecombedrijven zien in voetbal een mogelijkheid om een serieus aandeel in de opkomende markt van de digitale televisie te verwerven. Ze zijn echter nog niet klaar om tegen augustus alles in orde te krijgen. De belangen van de kijker indachtig vraag ik me af hoe het verder moet.
Op juridisch vlak is het laatste woord nog niet gezegd. In Vlaanderen hebben de kandidaten tegen elkaar opgeboden, met alle voordelen voor de profliga maar ook veel nadelen voor de belastingbetaler.
Aangezien de profliga zelf stelde dat men enkel kon bieden op pakketten waarvoor men ook in aanmerking komt, stelt zich de vraag of Belgacom over een vergunning beschikt om uit te zenden. Zo ja, sinds wanneer is dat? Het is een retorische vraag, want ik denk dat het antwoord negatief is. Bestaat er een overeenkomst tussen Belgacom en de VRT? De profliga liet dat op haar persconferentie uitschijnen. Wie nam die beslissing? Kloppen de geruchten over de samenwerking, met inbegrip van de details van de productie? Wie draagt welke financiële last?
Op welke manier zullen de belangen van de kijker gevrijwaard blijven? Volgens de heer Van Hecke wint het Belgisch voetbal, zo lees ik op www.vrtnieuws.net. Heeft hij het over de clubs, de kijkers, of over anderen? Worden de belangen van de kijkers gevrijwaard? Kan men exclusiviteitscontracten afsluiten over het uitzenden van beeldverslagen? Is dit alles niet in tegenspraak met het decreet op de vrije nieuwsgaring? Belgacom is geen tv zender. Is het decreet dan nog wel van toepassing? En hoe zit het met de belangen van de regionale televisie?
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik wil eerst de context schetsen. De wetgever laat al jaren toe dat er concurrentie op het vlak van de inhoud is. In 1989 is dat begonnen met de oprichting van VTM. Anderzijds heeft de overheid concurrentie inzake distributie toegelaten en zelfs gestimuleerd, tussen Telenet, Belgacom en nog andere spelers.
De voetbalbond heeft een monopolie en wil dat gebruiken om er zo rijk mogelijk van te worden. De bond maakt gebruik van die concurrentiële context en het feit dat hij iets aanbiedt dat iedereen wil zien. Een aantal spelers kunnen bieden, en wie het meeste betaalt, kan die rechten krijgen.
Binnen die context zijn er een hele reeks wetten die dit regelen. Er is de mededingingswet en er zijn andere federale wetten. Er zijn de Europese wetten terzake en de Vlaamse mediawetten. Er is het contractrecht. Het lijkt me normaal dat binnen die context verschillende spelers ervoor zorgen dat hun aanbod aanlokkelijk is.
De context is echter veranderd. Vroeger bestond er een soort gentlemen's agreement, dat nu doorbroken is doordat de Vlaamse Mediamaatschappij de internationale voetbalrechten van de Champions League heeft verworven. Vroeger was er een soort herenakkoord waarbij internationale dingen, zoals de Wereldbeker en de Champions League voor VRT waren, en de nationale rechten voor VTM. Dat is althans mijn aanvoelen, hoewel dit niet expliciet werd gezegd. Iedereen werd daar beter van. Iedereen kon zien wat hij wilde zien op de diverse zenders en men betaalde zich er niet blauw voor. Nu dat is doorbroken, is echter de concurrentie losgebarsten. De voetbalbond heeft gebruik gemaakt van het feit dat de concurrentie inzake distributie tussen Belgacom en Telenet zeer hard is, net als de concurrentie inzake inhoud tussen VRT en VTM.
De vraag hier rijst of er een inbreuk is gepleegd op de mediawetgeving, waarover u bevoegd bent. De andere controles zullen wel federaal gebeuren, via het mededingingsrecht. Daar zal wel over worden geoordeeld via de rechtbank of arbitrage. De symboolwaarde van dit dossier is zeer groot, maar de vraag rijst of daardoor het dossier niet te veel aandacht heeft gekregen. Het is immers vergelijkbaar met het contract dat VRT heeft met Disney, met de aanbieders van Formule-1, met Woestijnvis of andere huizen. Gaat het hier niet over hetzelfde? VRT heeft een aanbod gekregen van Belgacom, waarbij er sprake is van een soort sublicentie: een deel van de beelden die zullen worden gemaakt door Belgacom, zullen de kijkers op een open net kunnen bekijken.
Ik begrijp dat dit de concurrentie tussen de grote mediagroepen en distributeurs in België alleen maar groter heeft gemaakt. Ik ben helemaal geen groot voorstander van concurrentie en liberalisme, maar men heeft dit nu eenmaal een aantal jaren geleden toegelaten en kan nu dus niet zeggen dat het niet zo mag. Wel kan men decretaal oordelen dat de VRT, die voor 100 percent, op de reclame-inkomsten na, wordt gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap, niet mag meedingen. Men kan als overheid de VRT verbieden om met belastinggeld te gaan concurreren op de markt. De vraag is of dat goed is, en wat de gevolgen ervan zijn. Maar we hebben dit toegelaten, van 1989 tot nu, met de huidige situatie als gevolg, alle grote woorden over strategische allianties en merknamen ten spijt. Het gaat hier gewoon over een contract tussen Belgacom, dat het aanbod heeft eens de rechten verworven zijn, en een maatschappij die deze beelden op een open net kan zetten. Dat is dan een soort onderaannemingscontract van de VRT. Ik vermoed dat het zo gelopen is. De vraag is of het correct is verlopen volgens de mediawetgeving en alleen die vraag moet vandaag aan de orde zijn. Door de symboolwaarde werden er sterke, weliswaar goed bedoelde uitspraken gedaan. Maar tenzij ik totaal verkeerd ben ingelicht, is men binnen de krijtlijnen gebleven.
Wie wil dat de VRT niet meer kan concurreren, moet dat dan heel duidelijk zeggen en niet de speelruimte van de VRT in de huidige context trachten te beperken.
De voorzitter: Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook wij willen ons graag aansluiten bij de interpellatie van de twee leden. Over het voetbalcontract zelf is er al heel wat gezegd. Mijnheer Stassen, ik ben het niet met u eens wanneer u zegt dat de VRT en VTM hetzelfde zijn. Er is natuurlijk een overduidelijk verschil: VTM is een privé-maatschappij en de VRT is een openbare omroep. Dan kan men onmogelijk zeggen dat ze dan maar allebei op de markt moeten vechten om contracten of allianties. Men kan ze niet met elkaar vergelijken. Voor de VRT gelden er, omdat ze het statuut van openbare omroep heeft, andere regels dan voor VTM. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
Er is een verschil wat de mogelijkheden betreft op de markt. Als VTM zin heeft een exclusief contract af te sluiten met wie dan ook, dan is dat uiteindelijk haar zaak. Wij kunnen VTM niet verbieden iets te doen, want het is een privé-maatschappij. Ze doet op die markt wat ze wil, binnen de bestaande regelgeving. Dat is niet zo wat de VRT betreft.
De heer Jos Stassen: Maar er zijn toch contracten met Disney en de aanbieders van Formule-1?
Mevrouw Patricia Ceysens: Men kan dat niet vergelijken. Voor ons is hierbij de neutraliteit van de openbare omroep belangrijk, maar ook de transparantie. Dat heb ik minder gehoord. We moeten op de hoogte zijn van wat er gebeurt binnen de openbare omroep.
Het is natuurlijk kort dag. Op 10 augustus 2005 zal de eerste wedstrijd worden gespeeld. Mijnheer de minister, u zult begrijpen dat we vinden dat het niet kan dat de Vlaming helemaal geen voetbal meer op televisie zou krijgen. Dat is de grens voor ons in dit dossier.
Ik zeg dit niet omdat ik ernaar zou kijken, maar ik heb vier mannen in huis, dus ik weet ondertussen wel wat voetbal voor mannen betekent. (Gelach; opmerkingen) Ik vind dat mannen af en toe ook wel eens recht hebben op iets. (Gelach) Ik durf heel ver te gaan voor vrouwenrechten, maar mannen hebben ook hun rechten. Voetbal blijkt er één te zijn.
Waarom leggen wij hierop de klemtoon? Veel meer dan om voetbal gaat het om digitaal Vlaanderen. Het is het eerste voorsmaakje van digitaal Vlaanderen. De strijd is losgebarsten. Bij het toekennen van het voetbalcontract is die even tot een hoogtepunt gekomen. Er staan echter nog andere zaken op stapel. Ik denk daarbij aan de themakanalen, de verrijkte inhoud, de dienstverlening, de vraag hoe de VRT moet omgaan met wie het signaal vraagt.
Waar de VLD geen zin in heeft, is om het dossier over digitaal Vlaanderen als plakjes salami opgediend te krijgen. Een schijfje voetbal, een schijfje themakanaal, een schijfje on-demandtelevisie, daar hebben wij geen zin in. We vrezen dat dit onze koploperspositie ernstig in gevaar brengt.
Mijnheer de minister, we hebben nood aan een Pax Digitalis. Wilt u daarin het voortouw nemen? Voor ons is dat op dit ogenblik onvoldoende duidelijk. We weten onvoldoende of er sturing is, of er voldoende inspanningen worden geleverd om de spelers rond de tafel te brengen. De Pax Digitalis is in het belang van digitaal Vlaanderen.
Een tijd geleden hebben we aan u gevraagd om met een discussienota naar het parlement te komen. We herhalen dat daar dringend nood aan is. Indien dat niet gebeurt, geven we onze koppositie prijs. Dat kan voor ons niet.
De voorzitter: De heer Verstrepen heeft het woord.
De heer Jurgen Verstrepen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Decaluwe heeft al heel wat zaken naar voren gebracht. Ik ga daar niet dieper op in. Met veel plezier stel ik vast dat zowel CD&V als de N-VA de rol van de oppositie op zich nemen.
De heer Kris Van Dijck: Er is anders geen oppositie! (Gelach)
De heer Jurgen Verstrepen: Ik vraag me af of er wel overleg wordt gepleegd binnen het kartel en binnen de kabinetten.
Uiteindelijk komt het er in dit dossier op neer dat de kijker niet wakker ligt van wie nu uiteindelijk de voetbalwedstrijden uitzendt. Hij wil enkel goed voetbal.
Mijnheer de minister, op de actuele vragen hebt u inderdaad geantwoord dat 'wanneer er zich verticale verbindingen voordoen, wanneer distributeurs ook 'content' gaan brengen en op rechten bieden, dan brengt dat' - en dat is belangrijk - 'een eventuele herpositionering mee van de overheid. De overheid moet zich daarover beraden omdat het gaat om een evolutie of revolutie met maatschappelijke consequenties.' U hebt dat in oktober 2004 gezegd. Een aantal antwoorden op uw opmerkingen zijn al ingevuld. Ook hier stellen we vast dat u achter de feiten moet aanhollen.
Op 18 februari 2005 is deze commissie ingegaan op een uitnodiging van Belgacom. U was daar niet bij. We hebben daar de voorstelling gekregen van de uitrol van digitale televisie. We hebben toen een gesprek gevoerd met de heer Bellens, de topman van Belgacom. Toen we hem de vraag stelden over de voetbalrechten, zei hij dat voetbal het bedrijf niet interesseerde. In verhouding waren die veel te duur. De return in de boekhouding van een dergelijk contract was voor hen niet interessant, zo zei hij. Ik merk dat gewoon even op. Ik trek daaruit geen conclusies.
Op 10 mei doet Belgacom een bod. Twee dagen later heeft de VRT plots een akkoord. Ik zal niet vragen of men u daarover heeft ingelicht. Ik vermoed dat dit niet het geval was. Dat zegt wel iets over uw verhouding met de omroep. De VRT voedt u met dossiers en u aanvaardt die klakkeloos. Dat weten we al langer.
Bedrijven die worden gevoed met overheidsgelden bieden op dit moment zo hoog mogelijk. Belgacom heeft nu zo hoog mogelijk geboden op de rechten voor voetbalwedstrijden. Geïnteresseerde commerciële bedrijven kunnen daar niet tegen op. VTM heeft een plan met reclame-inkomsten. Punt aan de lijn. Belgacom en de VRT krijgen overheidsgelden. Dan is het gemakkelijk om in een extra budget te voorzien!
Als ik de berichtgeving mag geloven, heeft Belgacom een aanvraag ingediend als omroep. Ik verwijs opnieuw naar het citaat. Een herpositionering van de overheid is nodig. De overheid - u en de partijen - moeten zich daar dus over beraden. Er is geen beraad geweest. U bent in snelheid gepakt. Dat is pech. De digitale evolutie en de verticale en horizontale bindingen zullen in de toekomst nog sneller gaan.
Mijnheer de minister, welke herpositionering van de overheid zult u nu, na de feiten, doorvoeren? Wat zult u 'asap' - onverwijld durf ik niet meer te gebruiken - doorvoeren? Ik merk dat de vragen van mijn collega's dezelfde zijn en ben benieuwd naar uw antwoord.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de vraag die mij het meest bezig houdt, is wat de kijker hieraan heeft. Mocht het gaan om een louter opbod tussen commerciële actoren zou dat irrelevant zijn. De rol van de kijker is een typische vraag die we stellen bij de relatie met de openbare omroep.
Belgacom heeft samen met de VRT 36 miljoen euro geboden voor de voetbalrechten. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe en de heer Kris Van Dijck)
Dit is geen juridische tekst. Straks zal minister Bourgeois wel duidelijkheid verschaffen over het exacte bedrag.
Als er 300 euro zou worden gevraagd om de matchen te zien op vrijdagavond, dan moet Belgacom zowat 120.000 kijkers overtuigen om zich te abonneren om uit de kosten te komen. Ik hou dan geen rekening met supplementaire inkomsten uit reclame. Mijnheer de minister, de vraag is of dat haalbaar is. Wat is hierbij de inbreng van de VRT?
De televisieaspiraties van Belgacom zijn duidelijk. Het bedrijf zal op het vlak van de digitale televisie een concurrent worden van de huidige monopolist Telenet. Concurrentie kan in het voordeel van de kijker spelen. Dat geldt ook voor het voetbal. Concurrentie is prima zolang dat niet met ons geld gebeurt. We betalen nu al zoveel voor de dotatie van de VRT. We willen uiteraard niet nog eens betalen voor het bekijken van wedstrijden. Als ze wedstrijden aanbiedt op het open net, moet de VRT ze vanzelfsprekend gratis tonen of zich beperken tot samenvattingen.
Als de VRT een alliantie aangaat met Belgacom, is dat dan een slechte zaak voor de kijker? Ook VTM en VT4 hebben al een alliantie afgesloten voor het verwerven van de uitzendrechten voor de volgende wereldbeker voetbal. Daar viel niemand over. Via een alliantie kunnen de troeven van de partners maximaal worden uitgespeeld.
Nu gaat het om een overheidsbedrijf. Dat ligt voor ons veel gevoeliger. Mag een overheidsbedrijf dan niet samenwerken met een privé-partner als ze er voor zorgt dat de markt niet wordt verstoord? Sterker nog. Heeft de VRT niet de plicht om de beste partner te zoeken? Sluit dat niet naadloos aan bij hun opdracht om onder meer te zorgen voor informatie en ontspanning voor alle Vlamingen?
Natuurlijk beweegt de VRT zich hier op een zeer commerciële markt. Hoe ver kan een overheidsbedrijf daarin gaan? Hoe ver reikt de opdracht van de VRT op een dergelijke markt? Mag dat niet? Stel dat ze zich daar niet op mag bewegen. Veroordelen we de eigen omroep dan niet tot een nichezender? Op een commerciële markt moet men over commerciële wapens beschikken. Ik wil daarmee vandaag geen ander debat openen. Als we de discussie daarover voeren, moeten we die vraag echter wel stellen.
Als we op de commerciële markt komen, moeten we dan voor dit soort rechten en de daaruit voortvloeiende uitzendingen geen andere inkomsten zoeken? Ik denk daarbij aan merchandising of zelfs reclame. Radio Donna is toch ook zo een product! Waarom zou dat dan niet gelden voor Formule 1, voor wielrennen of voor voetbal? Met het uitgespaarde geld kunnen er ook andere en kleinere sporten worden getoond. Dat geldt ook voor andere programma's die geen plaats vinden op de commerciële zender.
Mijnheer de minister, de vraag die mij bezig houdt, is of de kijker er beter of slechter van wordt. Als we goede voetbalwedstrijden krijgen die goed omkaderd zijn, die worden getoond op een open net en aan een lage prijs, dan vervult de omroep zijn rol. De kijker wordt daar inderdaad beter van.
Wat ik ook wil weten, is of wat de VRT doet in strijd is met de Vlaamse regelgeving, met de geest en de letter van de beheersovereenkomst. U bent zelf een van de kijkers. Wordt de kijker er beter van?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik zal beginnen met de context te schetsen. De situatie is totaal anders dan bij de vorige biedingen voor de voetbalrechten. Andere en grotere spelers doen nu mee. Ze hebben andere bedoelingen dan de tv-zenders. Dat is belangrijk om weten.
Mijnheer Verstrepen, ik heb ook contacten gehad. Belgacom was inderdaad niet geïnteresseerd in het voetbal. Belgacom wil een triple player worden, met de distributie van telefonie, internet en omroepskanalen, net zoals Telenet. Dat is de essentie. U kunt dat betreuren. Sommige mensen hebben daar bedenkingen bij. Dat is echter de evolutie van de markt. Dat gebeurt wereldwijd. In dit geval beslist een telecombedrijf zich op de tv-markt te begeven. Het aspect dat ons wel moet bezig houden, is de convergentie van inhoud en distributie.
Voorafgaandelijk is er heel veel gepraat. Ikzelf heb veel contacten gehad, net zoals mijn kabinet. Veel parlementsleden hebben ook contacten gehad. De spelers voor dit contract hebben veel contacten gehad met elkaar. Uit een aantal elementen kan ik afleiden dat het eerste doel van Belgacom niet was voetbalrechten te verwerven maar wel om een triple player te worden. De strijd gaat niet zozeer tussen de VRT en VTM.
De voetbalbond heeft in twee keer - op 4 en 9 mei - bekendgemaakt dat ze de tv-rechten voor de volgende drie seizoenen toekent aan Belgacom. Belgacom had er 36 miljoen euro voor veil. De wereld van de voetbalbond is vrij gesloten. Voor zover ik weet, was er een bod van 31,5 miljoen euro. Daarbovenop kwam nog een bedrag van 4,5 miljoen euro indien het om een exclusiviteitscontract ging.
Op zich gaat het hier om een privé-aangelegenheid. Het Vlaams Parlement noch ik als minister van Media hebben er iets mee te maken. De voetbalbond besteedt rechten uit en stelt daartoe een contract op. De VRT en andere spelers hebben een bod gedaan. Nu blijkt er discussie te bestaan over de naleving van de regels die de voetbalbond zelf heeft opgesteld en de mededingingsregels. Ik betreur dat dit gebeurt. Mevrouw Ceysens, het zou goed zijn dat er inderdaad voetbal kan worden getoond op 10 augustus. Ik neem aan dat u niet vindt dat dit de verantwoordelijkheid is van de minister van Media. Er is discussie en mogelijkheid tot discussie over de wijze waarop de voetbalbond de gunning heeft gedaan. Er is een zaak in kort geding. PayTV en BeTV stellen dat hun rechten geschonden zijn. Het recht op een hoger bod werd volgens hen niet gerespecteerd.
Daarnaast heeft de Raad voor Mededinging ook een procedure opgestart. Ze gaat na of de voetbalbond de eigen regels heeft nageleefd. Telenet betwist dat. De raad gaat ook na of de mededingingsregels in het algemeen maximaal spelen. Telenet beweert dat de optelsom van de hoogste individuele biedingen op de zes pakketten meer is dan het bedrag van 36 miljoen euro. Ik weet dat niet. Dat moet worden uitgemaakt door de raad.
De stelling van de oppositie dat het onmogelijk wordt voor andere spelers om mee te doen, wordt hierdoor echter ontkracht. Blijkbaar leggen andere actoren bedragen op tafel die minstens even hoog zijn. Meer nog. Telenet stelt dat het geheel van de individuele biedingen meer bedraagt dan
het bod van Belgacom.
Er wordt ook beweerd dat in de voorwaarden van de voetbalbond staat dat in dit geval wordt gekeken naar de individuele biedingen. De Raad voor Mededinging zou ook deze mening zijn toegedaan omdat dan de concurrentie maximaal speelt.
Dat is niet onze zaak. De raad zal daarover een oordeel vellen. Er bestaat onduidelijkheid over. De kijker zou daarvan op een bepaald moment het slachtoffer kunnen worden.
Belgacom heeft het contract binnengehaald. Een aantal van de rechten verleent ze in sublicentie aan de VRT. Daar is niets mis mee. De voetbalbond zegt zelfs niet dat een bieder een omroep moet zijn om de rechten te kopen. Onze gecoördineerde mediadecreten zeggen daar niets over.
Voor ons geldt het belang van de kijker en de naleving van de regels die wij opleggen aan de VRT zoals bijvoorbeeld de mediadecreten. Dit is het oogpunt van het algemeen belang. Voor zover ik op de hoogte ben, zullen de rechten van de kijker in open net minstens dezelfde zijn als voorheen. Er zal zelfs een groter aanbod zijn door de magazines op vrijdag en maandag, enzovoort. De situatie is echter niet duidelijk voor wat het tweedeklassevoetbal betreft. De heer Decaluwe heeft daar al op gewezen.
Er zijn vooraf heel wat gesprekken gevoerd. De heer Decaluwe refereerde ook aan een communiqué van de VRT. Daarin zou zijn meegedeeld dat de gesprekken met Telenet zijn afgesprongen op 30 augustus. Ik ken dit communiqué niet. Wat ik wel weet, is dat er veel gesprekken zijn geweest, tot kort voor het moment dat er moest worden geboden. Volgens mij hebben alle partijen in dit dossier met elkaar gepraat. De gesprekken tussen Belgacom en de VRT zijn afgerond op het laatste moment. De intentieverklaring is ondertekend op 29 april 2005, het moment waarop Belgacom moest beslissen om zijn bod binnen te brengen. Ook de VRT heeft een bod uitgebracht op pakketten die de hij als opennetzender wilde verwerven. De VRT heeft echter geen gunning gekregen.
Na de toewijzing van Belgacom hebben de VRT en Belgacom onderhandelingen opgestart over de sublicentie. Het gaat dan over de prijs van de pakketten, de productie, de wijze van uitzenden, enzovoort.
Het is duidelijk de bedoeling van de VRT en van Belgacom om de voetbalprogramma's onder een gemeenschappelijke naam uit te zenden. Diverse samenwerkingsvormen die zijn gesloten inzake de pakketten, de productie, de magazines, de uitzending, de prijs, enzovoort, behoren tot de operationele bevoegdheid van het directiecomité. De heer Caron heeft gezegd dat er samen is geboden. Dat is niet zo. Er is niet zoiets als een tijdelijke vereniging tussen de VRT en Belgacom. Door de omstandigheden is echter de facto een niet-institutioneel samenwerkingsverband ontstaan. Het gaat niet over een nieuwe vennootschap die gezamenlijk wordt opgericht maar over een zeer verregaande samenwerking.
Ik herhaal dan ook wat ik heb gezegd in oktober. Er zou immers een gezamenlijke bieding plaatsvinden onder de vorm van een tijdelijke vereniging of een nieuwe vennootschap. Daarbij zou onder een gemeenschappelijke merknaam worden uitgezonden. Dit is een stap te ver. De openbare omroep kan geen voetbalprogramma's brengen onder een merknaam die evenzeer door een betaalomroep wordt gebruikt. Ik heb ook vroeger al gezegd dat het niet kan dat de VRT met een privé-uitgever gezamenlijk tijdschriften zou uitgeven onder een gemeenschappelijke benaming. Dat zijn allianties die te ver gaan. Dat is een bevoegdheid van de raad van bestuur. De raad van bestuur bepaalt de strategie en de samenwerkingsverbanden. Ik heb dit ook aan de gedelegeerd bestuurder laten weten. Ik beschik terzake over geen enkele bevoegdheid.
De VRT mag als publieke omroep geen samenwerkingsakkoord sluiten met een van de distributeurs, waarbij het gezamenlijke merk wordt gepromoot. De neutraliteit van de VRT tegenover de verschillende distributeurs wordt daardoor geschonden. Het is evident dat de betaaltelevisie van Belgacom een ongelofelijk concurrentievoordeel zou krijgen ten aanzien van andere zenders wanneer de VRT op zondagavond een integrale match zou uitzenden onder de benaming 11TV waarbij onder dezelfde naam reclame zou worden gemaakt om betaaltelevisie te brengen. Dat kan niet. Bovendien blijkt dat de integrale uitzending op zondagavond een sublicentie is voor 18 maanden. Dit zou dus een mogelijke aanloop kunnen zijn naar het aanbod van hetzelfde programma achter decoder en tegen betaling. Dat gaat te ver in de convergentie. Ik zie trouwens niet in waarom de VRT de naam Sporza niet verder zou gebruiken. Als Belgacom de rechten rechtsgeldig heeft verworven, dan kan de VRT perfect via sublicentie die rechten overnemen. Daarvoor hoeft die stap verder absoluut niet te worden gezet.
Er zijn nog een aantal andere mediarechtelijke aspecten. Er bestaat inderdaad een recht op vrije nieuwsgaring. We zullen een deel van de mediadecreten moeten wijzigen onder druk van Europa. Het zal niet enkel meer gaan over onze omroepverenigingen maar ook over omroepverenigingen uit het buitenland die exclusieve rechten hebben.
Belgacom was tot nu toe geen mediaspeler maar een aanbieder van internet en telefonie. Belgacom moet nu een particuliere omroep zijn in de zin van artikel 56 als het zelf wil uitzenden en betaaltelevisie wil brengen. Er zijn een aantal bepalingen. Zo kan een erkenning als betaalomroep of als doelgroep- en themaomroep worden aangevraagd. Dat is tot nu toe niet gebeurd. De kennisgeving als televisiedienst bij het Vlaams Commissariaat voor de Media, die nodig is voor het betalend bekijken van de voetbalprogramma's (pay-pre-view) is wel gebeurd. Als Belgacom de transmissie van programmasignalen wil verzorgen, en dus aanbieder wordt van een kabelnetwerk, moet daarvoor ook een kennisgeving gebeuren bij het VCM. Op dit moment heeft Belgacom Skynet NV, een dochter van Belgacom, wel een kennisgeving als televisiedienst gedaan bij het VCM. Belgacom heeft zich verder ook aangemeld als verdeler van omroepprogramma's, dus als aanbieder van een kabelnetwerk.
De rechten van de vrije nieuwsgaring heb ik al eerder beklemtoond. De rechten van de kijker worden door het Vlaams Parlement maximaal gevrijwaard. Bij exclusiviteit kunnen een aantal minuten worden gekocht door de concurrent, met de nodige beperkingen natuurlijk.
Ik weet niet of de abonnees van betaaltelevisie in een eerste fase even goed gediend zullen zijn als nu het geval is. Het betaaltelevisieaanbod zal in een beginfase kwalitatief minder goed zijn en minder abonnees kunnen bereiken. Dat is echter een privé-aangelegenheid waarbij het parlement niet betrokken is.
De evenementenregeling blijft ook van kracht. Ik ga daarop niet in detail in.
Wat de regionale omroepen en het tweedeklassevoetbal betreft, heeft de profliga voor het eerst, in de vorm van lot 6, de uitzendrechten voor het tweedeklassevoetbal verkocht. Een aantal van die uitzendrechten zullen via een sublicentie door Belgacom worden doorverkocht aan de VRT. De VRT zal in uitvoering daarvan een magazine kunnen uitzenden over het kampioenschap van de tweede nationale afdeling. Voor de rechten op de life-wedstrijden van het tweedeklassevoetbal heeft Belgacom geen sublicentie uitgereikt aan de VRT. Die zitten dus nog bij Belgacom.
Tot nu toe hadden de regionale omroepen afspraken met de betrokken voetbalploegen uit tweede klasse. Wanneer de regionale omroepen in de toekomst enkel nog met behulp van de vrije nieuwsgaring over het tweedeklassevoetbal kunnen berichten, dan is dat voor hen een stap achteruit. Ze zullen minder berichtgeving kunnen brengen dat tot nu toe het geval was. Wanneer de VRT zijn magazine pas op maandag brengt, dan betekent dat voor de regionale zenders dat hun uitzending zou worden verschoven naar dinsdag. De nieuwswaarde en de attractiviteit zullen dan ook sterk verminderen.
Iedereen is zich bewust van dit probleem, ook Belgacom en de VRT. Er moet dan ook een oplossing worden gezocht. Er moeten constructieve gesprekken worden gevoerd tussen Belgacom, de VRT en de regionale zenders. Indien gewenst, ben ik bereid daaraan deel te nemen.
Tot slot wil ik het nog hebben over de digitalisering waarnaar mevrouw Ceysens heeft verwezen. We zijn daar volop mee bezig. We bestuderen het en laten ons adviseren door experten, ook externe om twee meningen te horen. Velen zeggen dat digitalisering een evolutie is, en geen revolutie. Het gebeurt gaandeweg. Het beeld dat wordt geschetst, waarbij de kijker enkel nog pakketjes zal kopen en de gewone zender zal verlaten, is volgens mij niet correct. Wat de verdere toekomst betreft, zijn natuurlijk wel verschuivingen mogelijk.
Wat mij vooral bekommert, is het aspect van de interactiviteit, van de verrijkte inhoud, van de digitalisering van het archief. Daarmee moeten we ons in de eerste plaats bezighouden. De themakanalen zullen natuurlijk ook aan bod komen. Ik ben nu volop bezig met de opmaak van een digitaal plan voor Vlaanderen. Ik zal dat nog voor de zomer aan het parlement voorleggen. We zullen daarover uitvoerig kunnen discussiëren, ook over de principes die zullen gelden, eveneens ten aanzien van de openbare omroep. De vraag of themakanalen van de openbare omroep mogelijk zijn waarvoor moet worden betaald, zal daar ook aan de orde worden gesteld.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de minister, u hebt een duidelijk antwoord gegeven. U hebt daarbij een aantal juridische aspecten uitgeklaard. Wat de strategische alliantie met de merknaam betreft, delen we hetzelfde standpunt. Wanneer dit echter ook is opgenomen in die letter of intent, dan betekent dit dat de VRT zijn hand heeft overspeeld. Op de raad van bestuur zal duidelijk moeten worden gemaakt dat dergelijke samenwerkingsverbanden met verkoop van merknamen niet mogelijk zijn. De raad van bestuur moet daarin zijn verantwoordelijkheid nemen.
Ten tweede: er is gesproken over de intentieverklaring van 29 april. Het klopt dat er niet samen is geboden. Echter: een intentieverklaring over aspecten van een samenwerking is mijns inziens mogelijk in tegenspraak met de wetgeving op de mededinging. Ik ben geen jurist, en dat is juridisch misschien allemaal onderzocht. Afspraken over de verdeling van de markt kunnen wijzen op kartelvorming. Stel dat er een veroordeling komt, dan heeft de gedelegeerd bestuurder voor de tweede keer zijn hand overspeeld. Wie verantwoordelijkheden opneemt, moet ook instaan voor de gevolgen. We zullen in elk geval nauwlettend volgen wat de raad van bestuur hierover denkt en of deze zijn verantwoordelijkheden opneemt.
Verder is er het probleem van de regionale tv-omroepen. Het lijkt me compleet onaanvaardbaar dat de beelden van wedstrijden in tweede klasse pas maandagavond in een magazine zouden worden uitgezonden en dat de regionale tv-omroepen pas nadien beelden zouden kunnen uitzenden. Die regionale tv-omroepen hebben de afgelopen jaren zwaar geïnvesteerd in ploegen om tweedeklassevoetbal te kunnen uitzenden, want de profliga en de landelijke tv-omroepen hadden er, gezien de beperkte zendtijd, geen interesse voor. Binnenkort zullen ze daarvoor dus worden gestraft. Belgacom heeft in zijn portefeuille de mogelijkheid voor live-uitzendingen voor regionale tv zitten. Uit een werkbezoek hebben we echter geleerd dat het niet evident is om zo'n uitzending rond een wedstrijd uit tweede of derde klasse op te bouwen.
Als de VRT of Belgacom geen ploeg naar die wedstrijden sturen, dan moet het decreet op de vrije nieuwsgaring worden gerespecteerd. De regionale tv-omroepen moeten dan kosteloos kunnen opnemen en uitzenden. Het zou ongehoord zijn als de regionale tv-omroepen niet alleen mensen zouden moeten uitsturen maar ook nog eens zouden moeten betalen aan de VRT. En alles moet in het werk worden gesteld opdat de openbare omroep het dossier niet misbruikt als een hefboom voor het opleggen van andere samenwerkingsverbanden. Ik doe dus een warme oproep aan de minister om terzake zijn rol te spelen.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord. Dat soort van belangrijke onderwerpen moet niet informeel maar openbaar in het parlement worden behandeld, mijnheer Verstrepen. Ik neem vrede met het antwoord. De beperkingen die de decreetgever zichzelf met reden heeft opgelegd, impliceren dat we in de afwikkeling van dit dossier een beetje langs de zijlijn staan.
Toch blijf ik met wrange gevoelens zitten. De vaststelling blijft dat er een opbod is gebeurd en de belastingbetaler hoe dan ook een deel van het gelag betaalt. Mijnheer Stassen, ik denk dat er inzake het voetbal nooit een gentleman's agreement tussen de omroepen heeft bestaan. Ik stel wel vast dat men in het recente verleden heeft geprobeerd om afspraken te maken over internationale manifestaties zoals de Champions League en de wereldbekeruitzendingen. Vaak was het dezelfde marktspeler die stelde dat hij voor alles of niets ging. Er is niet altijd geprobeerd om goede afspraken te maken. Wie het schoentje past, trekke het aan. Op dat vlak heeft de niet-commerciële marktspeler geprobeerd om tot samenwerkingsverbanden te komen.
Afgezien van het feit dat de vergunning wordt gegeven aan een vergunninghouder - in dit geval Belgacom - blijft de vrijheid van nieuwsgaring overeind. Dat geldt ook voor de tweedeklassewedstrijden. Er blijven wel praktische vragen. Men heeft rechten voor eerste en tweede klasse toegekend, en ik vraag me af wie dat allemaal zal opnemen en uitzenden. Er moeten daarover afspraken met de regionale tv-omroepen worden gemaakt. Het lijkt me daarom positief dat de minister aankondigt op dat vlak een initiatief te willen nemen.
Mijnheer Caron, het klopt dat er nieuwe marktspelers zijn. Ze hebben de vrijheid om te proberen voetbal in het pakket op te nemen. Het gaat om veel geld. Wie echter naar Belgacom stapt voor het voetbal, doet dat ook voor telefoon en internet. Wij moeten hun rekening niet maken. Het zal hen geen windeieren leggen, want anders deden ze het niet. Dat is zo klaar als een klontje.
De voorzitter: Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, er is hier gevraagd wat de beste situatie voor de kijker is. Wel, ik denk dat dit een toestand zonder monopolie, met zo veel mogelijk concurrenten is. Vanuit dat oogpunt denk ik dat de minister te gemakkelijk over de intentieverklaring heen stapt. We weten niet precies wat er in die intentieverklaring staat. Als de intentieverklaring een hypotheek heeft gelegd op de bieding en heeft geleid tot een monopoliesituatie, dan mogen we daar niet licht over heenstappen. De minister heeft het over één element: het gezamenlijk aanbieden van de merknaam. Ik heb de indruk gekregen dat hij vindt dat dit een brug te ver is. Was die regeling opgenomen in de intentieverklaring? Het zou goed zijn als we zouden weten wat daar allemaal in staat. Is daarin een prijsafspraak opgenomen? De indruk is alleszins gewekt dat de intentieverklaring heeft geleid tot het monopolie, en die toestand is niet goed voor de Vlamingen.
Wellicht gelooft u in evolutie; ik geloof in revolutie. Ik denk dat we daarom absoluut nood hebben aan de Pax Digitalis.
De voorzitter: De heer Verstrepen heeft het woord.
De heer Jurgen Verstrepen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik heb een vraag. Is het de bedoeling van de minister om in het digitaal plan dat hij nog voor de zomer wil voorstellen een antwoord te formuleren over de toestand met nieuwe bindingen van de distributeurs?
De minister minimaliseert een beetje zijn mogelijkheden. Hij stelt dat hij aan de zijlijn staat. Op 28 oktober zei hij echter nog dit: 'Dit overstijgt de gewone werking van de VRT. De weerslag is enorm groot. Een beslissing van de raad van bestuur waarin vertegenwoordigers van de Vlaamse partijen zitten is daarom nodig maar niet voldoende. Ook de Vlaamse Regering moet haar zeg hebben.' Beide standpunten staan haaks op mekaar.
De voorzitter: De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het concept 'omroep' krijgt een fundamenteel nieuwe invulling. De opdeling in providers en programmamakers vervaagt. De convergentie is een feit. De digitale revolutie is volop bezig. We moeten nagaan hoe we daarmee moeten omgaan. Het voorliggende dossier is een goede aanleiding om na te denken over de rechten en plichten van alle spelers op de markt.
Wie het meeste geld heeft, neemt de beslissingen en kiest zijn onderaannemers. Dat is het spel van de markt. Vandaag gaat het over voetbal, maar straks over Woestijnvis of iets anders. Men bouwt imperia uit, en dat heeft gevolgen. Telenet zal moeten onderzoeken wat de gevolgen voor het bedrijf zijn. De gemeenten bezitten 35 percent van Telenet. Er zit dus overheidsgeld in Telenet. De Vlaamse overheid geeft geld aan de VRT. We zitten dus in een toestand waarbij Telenet en de VRT mekaar beconcurreren, en ze doen dat allebei met Vlaams geld.
Wat is onze houding? Moeten we überhaupt de VRT als omroep nog in stand houden, of volstaat het ervoor te zorgen dat bepaalde informatie- en cultuurprogramma's nog worden aangeboden? De machtige spelers van vandaag zijn niet langer de omroepen maar diegenen die de distributiekanalen controleren. We moeten daarover debatteren.
Inzake dit concrete dossier stelt ik vast dat er een intentieverklaring is ondertekend en dat er verder wordt onderhandeld. Er is een afspraak gemaakt. Er is een contract afgesloten. Er is een strategie overeengekomen. De minister heeft gelijk als hij zegt dat volgens de huidige regelgeving het gezamenlijk aanbieden van de merknaam niet kan. Het gaat over veel geld en over een strategische keuze van de VRT. Artikel 12, paragraaf 9, van de gecoördineerde mediadecreten schrijft voor dat de goedkeuring van deelneming aan vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden of van de oprichting van vennootschappen en van strategische aspecten die daaraan zijn verbonden tot de bevoegdheden van de raad van bestuur behoren.
Er is dus meer in het geding dan die gezamenlijke naam. Men had het hele dossier aan de raad van bestuur moeten voorleggen. De raad van bestuur moet daarover beslissen. Ik sluit me daarom aan bij wat anderen daarover hebben gezegd. Ik betwist niet de inhoud van de beslissing, maar wel de wijze waarop ze is genomen. De heer Mary had daarmee naar de raad van bestuur moeten gaan en een onderhandelingsmandaat met bepaalde marges moeten vragen. De heer Mary heeft een beetje met de voeten van de leden van de raad van bestuur gespeeld. Dat is niet correct.
Ik hoop dat de nota van de minister een goede gelegenheid is om over het algemene probleem een fundamenteel debat te voeren. De discussie van vandaag zou er minstens moeten toe leiden dat de heer Mary het signaal krijgt dat hij in uitvoering van de decretale bepalingen zijn raad van bestuur moet respecteren en een mandaat moet vragen om over dit soort van strategische keuzen te onderhandelen. Artikel 12, paragraaf 9, is niet gerespecteerd. De heer Tony Mary heeft gefaald.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik ben het principieel eens met de heer De Clerck dat goed management vereist dat de manager dat soort van zaken met zijn raad van bestuur bespreekt. Vandaag betalen we de prijs van de politisering van de raad van bestuur. Die raad van bestuur is een bizarre constructie. U weet toch ook dat een bespreking in de raad van bestuur vooraleer een bod wordt uitgebracht, ertoe zou leiden dat de volgende dag heel Vlaanderen weet hoe de kaarten liggen? Ik pleit voor een versterking van de rol van de raad van bestuur. We moeten echter vermijden dat we bedrijfsgeheimen en dergelijke op het publieke forum gooien. We moeten goed nadenken over de gedragscodes van managers en bestuurders. Dan zal die problematiek misschien kunnen worden opgelost. Vandaag is dit echter niet mogelijk, zoals u weet. Mijnheer de minister, ik ben het volkomen eens met uw stelling over het gemeenschappelijke merk en de neutraliteit die in het gedrang zou kunnen komen.
Mijn bekommernis betreft vooral de kijker. Bij de regionale omroepen, en dan vooral wanneer het gaat over tweedeklassewedstrijden, zijn de belangen van de kijker wel degelijk in het gedrang. U hebt voorgesteld om contacten te leggen en een bemiddelende rol te spelen. Mij lijkt het dat de meeste commissieleden vragende partij zijn opdat u dat ook zou doen, in het belang van die kijker.
We zullen dat wellicht ook opnemen in onze motie.
De voorzitter: De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Als ik stel dat de gedelegeerd bestuurder dit moet voorleggen aan de raad van bestuur, dan bedoel ik niet dat hij alles zou moeten ontvouwen en er een concurrentieel probleem zou worden gecreëerd, integendeel. Hij moet echter de raad van bestuur op de juiste wijze inlichten over de strategische keuzes en desnoods de bevoegdheid vragen en krijgen om te onderhandelen. Wanneer hij echter verklaart dat er geen enkele afspraak en contact is, terwijl het tegendeel blijkt, dan vind ik dat al evenmin correct ten opzichte van de raad van bestuur. Zij mogen dat niet over hun kant laten gaan.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Ik wil het antwoord van de minister politiek duiden. Het heeft enkele weken geduurd voor we deze interpellatie hebben kunnen houden, omdat het parlement een tijd heeft stilgelegen. In die tijd hebben nogal wat mensen sterke verklaringen afgelegd. Ze hebben gesteld dat het contract tussen Belgacom en VRT niet door de beugel kon en hebben aangekondigd er parlementair werk van te zullen maken om dat tegen te houden. Ze hadden een aantal argumenten om dat te doen.
Mijnheer de minister, vandaag hebt u een heel duidelijk antwoord gegeven, dat de stelling dat de VRT dit niet had mogen doen, totaal nuanceert. De heer Decaluwe was het eens met uw antwoord, maar de heer De Clerck stelt uw antwoord in vraag. Hij heeft gezegd dat het contract dat is afgesloten - u noemt het een sublicentiecontract en oordeelt dat het kan op basis van de decreetgeving inzake media, en zegt dat het binnen de bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder blijft - een strategische alliantie is. Voor hem moet de raad van bestuur, en dus de politiek, dit op straat gooien, met alle gevolgen van dien. De heer Caron heeft die gevolgen reeds aangekaart.
Uw antwoord was heel duidelijk. Het gaat hier niet om een strategische alliantie, maar om een sublicentie, vergelijkbaar met andere contracten die VRT heeft afgesloten met andere grote spelers en die ook veel geld hebben gekost. Zo heb ik het althans begrepen.
Er zijn twee problemen. Wat het eerste betreft, hebt u groot gelijk: de VRT moet niet de promotor worden van een merknaam, van een commercieel pakket dat digitaal wordt aangeboden tegen betaling. Het kan niet dat de VRT op zijn open net reclame gaat maken voor een commercieel bedrijf, via die naam. Dit moet u met alle mogelijkheden verhinderen.
Het tweede probleem is dat van het tweedeklassevoetbal. De vraag is of de VRT dat kan oplossen. Als ik goed ben ingelicht, is het zesde pakket dat de voetbalbond aanbiedt, dat van de tweede klasse. Als dit alles doorgaat, biedt Belgacom daarbij een sublicentie aan aan de VRT. Die zal daarvoor dus waarschijnlijk moeten betalen. De vraag rijst of de VRT dit dan gratis ter beschikking zal kunnen stellen van de regionale omroepen. Kan dat worden hardgemaakt? Mijnheer Decaluwe, u zegt dat VRT dat wel zal moeten oplossen. Belgacom is momenteel eigenaar van al die loten, dus ook van dat zesde. Dat is ook een sublicentie met de VRT.
Minister Geert Bourgeois: Dat geldt niet voor de rechtstreekse uitzendingen. Die zitten nog bij Belgacom.
De heer Jos Stassen: Neen, maar daarover gaat het ook niet. De regionale omroepen zullen die ook niet uitzenden. De VRT betaalt ervoor, zodat er verslag kan worden uitgebracht op het open net. De vraag rijst hoe u dit zult kunnen oplossen. De heer Decaluwe heeft gemakkelijk praten wanneer hij zegt dat de VRT wel zal moeten. Volgens mij ligt het wat moeilijker, tenzij men aan de VRT zegt dat het dit gratis ter beschikking moet stellen. Dat is dan een soort subsidiëring van de regionale televisie.
Men doet het hier uitschijnen alsof Belgacom een buitenlands bedrijf is dat hier de markt komt verstoren en het Vlaamse kindje Telenet onderuit haalt. Dat is echter niet zo. Ik stel het misschien wat scherper, maar dat doet u ook regelmatig. Belgacom is deels een privé-bedrijf, deels nog een openbaar bedrijf, waarvoor nog heel wat Belgen en Vlamingen werken. Dat zeer sterke bedrijf doet wat het moet doen, namelijk zich zo sterk mogelijk maken, zodat het nog jaren kan blijven bestaan. Historisch gezien zat er overheidsgeld in dat bedrijf, maar nu is het een bedrijf dat op zichzelf staat, zij het dat de overheid er een aandeelhouder van is. Telenet is geschapen door de Vlaamse overheid in de periode 1995-1996. De GIMV heeft zijn rol gespeeld in het opstarten ervan, maar door de afwikkeling heeft het dezelfde positie gekregen als Belgacom. Ik weet dat het vroeger anders was, maar nu kan men Belgacom niet zo afschilderen.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer Stassen, u moet goed luisteren. Het is natuurlijk uw taak als oppositielid om te proberen tweedracht uit te buiten. Ik citeer mezelf op 7 mei: 'De afspraak is duidelijk gemaakt. Als Belgacom in zee gaat met de VRT, dan moet er worden beslist binnen de raad van bestuur van de VRT, of desnoods in de Vlaamse Regering.' Daarna staat echter te lezen dat ook VRT-baas Mary op 2 mei heeft ontkend dat er een overeenkomst is met Belgacom. Toen de heer De Graeve nog gedelegeerd bestuurder was van de VRT, was het al evenmin gemakkelijk, maar als hij iets zei, kon men hem geloven. De heer Mary heeft echter vaak problemen met data. Ik heb vaak de indruk dat er sprake is van een verborgen agenda, maar we hebben geen enkele mogelijkheid om terzake parlementaire controle uit te oefenen.
De heer Dany Vandenbossche: Ik heb tot nu toe gezwegen, maar ik ben het niet eens met wat er daarnet is gezegd. Wie hier het proces wil maken van de gedelegeerd bestuurder, moet een interpellatie houden over de gedelegeerd bestuurder. Het gaat hier nu immers over de structuur van het decreet en de bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder ten aanzien van zijn directiecomité en de raad van bestuur. Die discussie voeren we nu al een jaar.
De heer Stefaan De Clerck: Het gaat over een overeenkomst, afgesloten tussen de VRT en Belgacom, waarvan wij willen weten of die correct is gezien de bestaande wetgeving en het decreet, dat in bepaalde procedures voorziet. We mogen daarover toch om uitleg vragen?
De minister zegt terecht dat er sprake is van een gemeenschappelijk merk en dat dit te ver gaat. Ik zeg: het is meer dan een merk, het is een strategische alliantie, die vooraf aan de raad van bestuur moet worden meegedeeld. Er kan dan een volmacht worden gegeven, of het kan op een andere wijze gebeuren, maar daar moet over worden gesproken. Dit gaat immers over de fundamenten van de toekomst van het medialandschap. Het gaat over de integratie van distributeurs, omroepen en programmamakers. In de toekomst zal de gedelegeerd bestuurder voortdurend dat soort afspraken kunnen maken zonder zijn raad van bestuur te betrekken, terwijl het gaat over een fundamentele ontwikkeling in het medialandschap.
De heer Dany Vandenbossche: Het gaat over het decreet, mijnheer De Clerck.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de minister, misschien heb ik niet goed geluisterd, maar is het niet zo dat u daarnet hebt geantwoord op de vragen van de leden dat de gedelegeerd bestuurder zich wel heeft gehouden aan de bevoegdheden van het decreet en dat hij daarbinnen contracten heeft afgesloten die hij mocht afsluiten? Hij mag inderdaad geen strategische allianties afsluiten met verschillende partners zonder dit voor te leggen aan de raad van bestuur. Als ik het goed begrijp, heeft hij zich daaraan gehouden, maar is er het probleem van de naam.
De VRT heeft zelf een bod gedaan op een aantal pakketten van de voetbalbond. Omdat Belgacom een bod heeft gedaan op de zes pakketten, heeft de VRT vooraf, voordat die werden toegekend, een soort voorcontract afgesloten met Belgacom. Dat is de 'letter of intent', waarin Belgacom en de VRT stellen, indien Belgacom die pakketten zou verwerven, te zullen samenwerken, en dat onder bepaalde voorwaarden. Die samenwerking zou dan na de goedkeuring verder worden uitgewerkt in een echt contract, namelijk een sublicentiecontract, waarin alle verdere bepalingen staan. Klopt deze versie van de feiten? Of zit de vork anders aan de steel? Over die verdere bepalingen stelt u terecht dat er geen sprake kan zijn van een bepaling die stelt dat het hele pakket dat Belgacom kan hanteren dezelfde naam zou hebben.
De voorzitter: Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens: Ik heb de indruk dat er minstens sprake is van wat verwarring. Hoe langer die duurt, hoe moeilijker ik het ermee heb dat men het parlement het oordeel over die cruciale intentieverklaring zou opdringen. Mijnheer de minister, ik wil graag dat u ons precies meedeelt wat er in die intentieverklaring staat. Mocht dat niet kunnen, dan moeten we overwegen de voorzitter van het parlement te vragen dat we dit document bij hem zouden kunnen inkijken.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Ik denk dat er verwarring ontstaat doordat niet precies wordt weergegeven wat ik heb gezegd. Ik herhaal dus wat ik heb gezegd over de intentieverklaring. Diverse van deze samenwerkingsvormen kunnen, op zichzelf beschouwd, worden gerekend tot de operationele bevoegdheden van het VRT-directiecomité. Toch ben ik van oordeel dat de combinatie van deze diverse afspraken een - zij het niet institutioneel, omdat er geen sprake is van een tijdelijke vereniging of een nieuwe vennootschap - samenwerkingsverband in het leven roept, dat ter beslissing aan de raad van bestuur moet worden voorgelegd. De raad van bestuur is trouwens bevoegd voor het goedkeuren van de strategie van de openbare omroep.
Die letter of intent heb ik niet. Hij wordt niet meegedeeld. Ik denk dat de voorzitter van dit parlement die ook niet zal krijgen. De gemeenschapscommissaris is ingelicht over de inhoud ervan. Hij bevat drie aspecten. Het eerste is dat van de sublicentie. Op zich kan men oordelen dat dit behoort tot de bevoegdheid van het directiecomité, dat ook andere sublicentieovereenkomsten afsluit met productiehuizen. Alleen gaat het hier over een distributeur, Belgacom, die rechten verwerft. Dat is een niet onbelangrijke vaststelling in het licht van de taakopdracht van de openbare omroep.
Het tweede aspect is dat van de productie. Belgacom is geen tv-producent. Het kan de VRT zijn die terzake productie-afspraken maakt, de cameramensen levert en de opnames verzorgt, maar dat kunnen ook derden zijn.
Het derde aspect is dat van het gemeenschappelijke merk. Ik zei reeds dat ik dit te ver vind gaan wat de VRT betreft. Ik heb ook gezegd dat het geheel ter beslissing aan de raad van bestuur moet worden voorgelegd. Zoals diverse leden beaamden, is het nu aan de raad van bestuur om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Over de vraag of die letter of intent aspecten bevat die strijdig zijn met het mededingingsrecht, zal de Raad voor de Mededinging oordelen. Desgevallend zal er ook in een kort geding worden geoordeeld over andere aspecten.
Mevrouw Patricia Ceysens: Staat de prijs erin?
Minister Geert Bourgeois: Over de prijs moet worden onderhandeld. Er is sprake van een letter of intent. Dat is geen echt contract, maar de intentie om een contract te sluiten. Als de heer Mary zou hebben gezegd dat er geen overeenkomst is, dan heeft hij strikt juridisch gelijk. Wel is er een overeenkomst om een overeenkomst te zullen afsluiten, als de voorwaarden vervuld zijn.
Mevrouw Patricia Ceysens: Als er daarbij één element wegvalt, is er dan nog een overeenkomst?
Minister Geert Bourgeois: Dat zal moeten blijken. Als Belgacom oordeelt dat dit gemeenschappelijke merk een cruciaal onderdeel is, en de raad van bestuur zegt dat dit niet kan, dan is het mogelijk dat er geen overeenkomst meer is. Ik zie niet in waarom de VRT niet in sublicentie zou kunnen gaan en niet onder de eigen merknaam - Sporza of wat dan ook - zou uitzenden, zonder dat dit gebeurt onder een gemeenschappelijke merknaam. In de letter of intent wordt dit trouwens afhankelijk gemaakt van een akkoord tussen de VRT, de RTBF en dergelijke meer. Daarover bestaat geen akkoord, maar het maakt deel uit van de letter of intent. Ik zie echt niet in dat die sublicentie daarmee zou staan of vallen. Wel vind ik het een essentieel onderdeel van de beoordeling en dat de raad van bestuur daarover zeker uitspraak moet doen. Het gaat hier immers over een niet-institutionele, maar de facto samenwerking die ter beoordeling moet worden voorgelegd.
Mijnheer Stassen, ik herhaal dat deze elementen samen aan de raad van bestuur moeten worden voorgelegd en ik blijf daarbij.
Mijnheer Verstrepen, dit overstijgt inderdaad het belang van de raad van bestuur. Daarom is mijn standpunt ook dat van de Vlaamse Regering. Dit is een politiek standpunt, gedragen door de meerderheid, ten aanzien van een samenwerkingsovereenkomst die de VRT zou kunnen afsluiten. Het is een politiek-strategische keuze ten aanzien van keuzes die de openbare omroep maakt. Dit is iets anders dan een sublicentie met een productiehuis of met Disney, waarbij er afspraken worden gemaakt en rechten gekocht. Het gaat hier over een distributeur. Het gaat over iemand die programma's verdeelt en een aanvraag heeft ingediend om zo te mogen opereren. Dit houdt de intentie in om op een open net van de publieke omroep en achter een decoder, tegen betaling, programma's te brengen onder een gemeenschappelijke merknaam.
Mijnheer De Clerck, wat u aankaartte, is een discussie die we hier al enkele malen hebben gevoerd. De decretaal vastgelegde verhoudingen zijn zo dat de gedelegeerd bestuurder heel grote bevoegdheden heeft. De raad van bestuur heeft slechts restbevoegdheden. Dat heeft de decreetgever zo gewild.
We zullen ons hierover moeten beraden. Tien jaar na het mini- en het maxi-decreet moeten we de huidige balans in vraag stellen. Deze decreten hebben de VRT van een slecht functionerende staatszender in een performante publieke omroep getransformeerd. Nu moeten we ons de vraag stellen of er geen groter evenwicht moet komen. Het maakt niet uit of het hier om een balans of om een onevenwicht gaat. De huidige situatie is door de decreetgever gewild en vastgelegd.
Zoals ik al eerder heb verklaard, heeft de raad van bestuur van de VRT al maatregelen genomen om de eigen positie te versterken. De raad van bestuur heeft drie comités opgericht, namelijk het VAR-comité, het auditcomité en het remuneratiecomité. De raad van bestuur heeft beslissingen genomen om de bevoegdheidsverdeling tussen de gedelegeerd bestuurder en de raad van bestuur meer in evenwicht te brengen.
Dat mag ons niet beletten hierover gesprekken te voeren. We moeten onderzoeken hoe we hiermee in de toekomst willen omgaan. Het zoeken naar een betere balans heeft echter niets met de greep van de politiek op de VRT te maken. Dit is in elk geval niet mijn bedoeling. Dit fundamentele discussiepunt kan bij elk debat over de VRT aan bod komen. Ik zou iedereen evenwel willen vragen om er nu niet dieper op in te gaan.
De digitale televisie heeft niet enkel technische of technologische aspecten. Deze omschakeling zal ook beleidsmatige gevolgen hebben. De samenleving moet bepaalde keuzes maken. De openbare omroep is een belangrijke speler in het digitale tijdperk en kan inhoudelijk verrijkend werken. Interactiviteit en e-government zijn belangrijke aspecten van deze kwestie. De vraag is evenwel hoe we de digitale kloof willen aanpakken. We hebben hier al vaak over gesproken. We zullen ook eens moeten nagaan wat we precies kunnen doen.
Over de convergentie heb ik het daarnet al gehad. Dit is een evolutie. De facto is er momenteel al een convergentie. Telenet is een vennootschap die als distributeur optreedt en betaaltelevisie aanbiedt. Eigenlijk kunnen we de VRT ook als een distributeur beschouwen. De VRT verspreidt immers haar eigen programma's via de ether. Er zijn al andere vormen van convergentie voorhanden. Een dochtermaatschappij van Telenet heeft een tijdje in de etalage gestaan. Indien die maatschappij was verkocht, zou ze gedeeltelijk toch bij de Telenet-distributie blijven behoren.
Ik neem aan dat het niet de bedoeling is hier een fundamentele discussie over het Nederlandse model te voeren. Ik heb vroeger al verklaard dat ik me in het model van staatssecretaris Van der Laan niet kan terugvinden. Ik vind dat een publieke omroep ontspanningsprogramma's nodig heeft om zijn taak te vervullen. Volgens staatssecretaris Van der Laan moeten de ontspanningsprogramma's van een publieke omroep functioneel zijn. Deze eigenaardige definitie zal ongetwijfeld nog tot oeverloze discussies leiden. Laten we dit debat nu niet voeren. Zodra de nieuwe beheersovereenkomst moet worden opgesteld, kunnen we het hierover hebben.
Ik blijf van mening dat we zorg voor de regionale televisie moeten dragen. Ik wil hier werk van maken. Volgens artikel 10 van het decreet mogen de betrokken partijen in onderling overleg van de artikelen 6 tot en met 9 afwijken. Hoewel ik niet de baas van de regionale zenders ben of geen oplossing uit mijn mouw kan schudden, wil ik me in dit verband toch engageren. Ik wil gerust met Belgacom en met de VRT over een oplossing onderhandelen. Ik zou dit vooral in het belang van de kijker en van het voetbal doen. Mijns inziens, heeft het voetbal er geen enkel belang bij dat een match drie dagen na de wedstrijddatum uiteindelijk eens op een regionale zender wordt uitgezonden. Dat kan de bedoeling niet zijn.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heren Decaluwe, Verstrepen en Stassen werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.