Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 24/05/2005
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het voorstel van verordening betreffende de diensten van openbaar vervoer van reizigers per spoor en op de weg
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Peumans tot mevrouw Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het voorstel van verordening betreffende de diensten van openbaar vervoer van reizigers per spoor en op de weg.
De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op de laatste ministerraad is een stand van zaken uiteengezet over de zogenaamde EU-dossiers. Ik wil het hebben over het voorstel voor een verordening betreffende het optreden van de lidstaten tegenover de openbare diensten en openbaredienstcontracten. Het dossier wordt al een tijdje voorbereid, en nu ligt het op tafel. Onder leiding van de Luxemburgse voorzitter zal de raad van ministers van Transport op 27 of 28 juni 2005 het dossier bespreken. Het doel is het bereiken van een politiek akkoord. De eerste, niet-officiële versies van de tekst circuleren. Het is echter riskant om op basis van die teksten conclusies te trekken over de inhoud van het definitieve voorstel van de commissie. Vlaanderen wenst de mogelijkheid van de onderhandse aanbesteding van dienstencontracten open te houden, en dat geldt zeker voor vervoersdiensten die worden aangeboden door de bevoegde overheden zelf of via ondernemingen waarover zij een controlerende invloed kunnen uitoefenen. Een task force kwam in 2004 reeds een eerste maal samen om een strategie inzake dit dossier te bepalen.
In dit verband verwijs ik naar het?Verslag van de Vlaamse Regering. Vlaamse vinger aan de Europese pols. Overzicht van voor Vlaanderen belangrijke EU-dossiers in 2005´ van 31 januari 2005, stuk 51 van het zittingsjaar 2004-2005. Gezien de toenemende liberalisering in Europa en gezien het unieke model dat Vlaanderen terzake heeft, maar ook gezien het bestaan van de MIVB en de SRWT, is het van groot belang te weten wat de stand van zaken is. De discussie rond het ontwerp van verordening over het Eurovignet leert ons in elk geval - rekening houdend met de besluitvorming terzake, maar ook met de lange voorbereiding van dit soort ontwerpen - dat men nu al via de permanente vertegenwoordiger bij Europa een idee moet hebben van de stand van zaken van dit dossier.
Men zal stellen dat er nog geen?officiële´ teksten zijn, maar de voorbereidende teksten en visies zijn alom bekend. Ik heb overigens niet mijn licht opgestoken bij de permanente vertegenwoordiger. Vandaar dat wij graag de minister enkele vragen willen voorleggen. Wat is de stand van zaken van het voorstel van verordening? Wat is de juiste inhoud van de jongste werktekst? Welk standpunt neemt Vlaanderen en de minister in over dit ontwerp? Welk overleg heeft tot op heden plaatsgevonden met de andere stads- en streekvervoersmaatschappijen in België en met de NMBS? En met welk gevolg is dat gebeurd?
Zal het zogenaamde?Vlaamse model´, waarbij de helft van de kilometers door de privé-sector wordt gereden en de andere helft in eigen regie, gehandhaafd kunnen blijven? Mijns inziens is dat een zeer goed model. Liberalisering heeft tot vandaag alleen maar tot veel miserie geleid. Kijk maar wat er in Nederland gebeurt, onder minister Peijs: daar is het allesbehalve peis en vree. Denemarken komt ook op zijn stappen terug om het stadsvervoer te liberaliseren. En over Groot-Brittannië zal ik het niet eens hebben.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Op dit ogenblik ligt enkel een ambtelijke werktekst voor. Deze werktekst moet echter nog door de voltallige Europese Commissie worden goedgekeurd. Bovendien blijkt uit de agenda van de EC dat het ontwerp tot verordening niet voor 29 juni 2005 zal worden besproken. Dat is me informeel meegedeeld. We hebben ondertussen de tekst gekregen. Gezien het grote belang van de verordening, wordt de zaak nauwlettend opgevolgd door De Lijn en mijn kabinet.
Wat is de juiste inhoud van de laatste gekende werktekst? Een belangrijke vaststelling is wel dat er al veel is veranderd aan de oude voorstellen. Zo is in considerans 4 uitdrukkelijk bepaald dat een loutere marktwerking niet altijd een bevredigende dienstverlening in het openbaar vervoer kan waarborgen. De dienstverlening in de openbaarvervoersector moet als een dienst van algemeen belang worden beschouwd en de organiserende overheden moeten over voldoende ruimte beschikken om dergelijke niet commerciële leefbare diensten adequaat te financieren.
Het nieuwe ontwerp van verordening is suppletief. Ze treedt alleen in werking als de wetgeving op de overheidsopdrachten niet van toepassing is. De voorliggende tekst betekent voor De Lijn in concreto dat de contractuele verhoudingen met de privé-contractanten in de toekomst conform de sectorale richtlijn van 31 maart 2004 moeten zijn. Dat stelt geen problemen. Het bestaande wettelijk openbaarvervoermonopolie van De Lijn zal moeten worden vervangen door een tijdelijke exclusiviteit, voor een periode van maximaal acht jaar. Dat zal decretaal moeten worden geregeld. Er zou een onderhandse gunning kunnen worden toegekend waardoor De Lijn een zogenaamde?in-house operator´ wordt waarbij een beheersovereenkomst, managementscode en parlementair en ministerieel toezicht indicatoren zijn van daadwerkelijke controle en aansturing. Het is dus perfect mogelijk dat De Lijn in eigen regie haar taken als?in-house operator´ blijft ontwikkelen. Wel moet worden benadrukt dat in de huidige stand van zaken er geen enkele waarborg is dat deze werktekst geheel of gedeeltelijk zal worden overgenomen door de Europese Commissie.
Welk standpunt neemt Vlaanderen en met name de minister in? Het is op dit ogenblik voorbarig om nu al een standpunt te bepalen vermits de tekst nog moet worden goedgekeurd door de Europese Commissie. Wel is het zo dat de nieuwe ontwikkelingen op de voet worden gevolgd en standpunten worden voorbereid.
Welk overleg heeft tot op heden plaatsgevonden met de andere stads- en streekvervoersmaatschappijen in België en met de NMBS? Er is regelmatig overleg met de andere streek- en stadsvervoermaatschappijen TEC en MIVB, en in mindere mate met de NMBS. De VVM De Lijn heeft een werkgroep opgestart in samenwerking met de permanente vertegenwoordiging bij de EU, de andere vervoermaatschappij en de FBAA, dat zijn de privé exploitanten, waarin het dossier van de liberalisering van de openbaarvervoerdiensten nauwgezet wordt opgevolgd en de gemeenschappelijke standpunten door de drie vervoersmaatschappijen worden vertolkt. Er wordt dus ontzettend goed overlegd en samengewerkt zodat tegenover Europa één gezamenlijk standpunt wordt ingenomen.
In de tekst die op dit ogenblik voorligt, kan het Vlaamse model perfect overeind blijven. De relatie tussen de VVM De Lijn en de privé-contractanten, een essentiële component van het Vlaamse openbaarvervoermodel, wordt immers geregeld door de Europese richtlijn inzake overheidsopdrachten in de vervoersector. Binnen het kader van deze regelgeving wordt de VVM De Lijn expliciet vermeld als?aanbestedende overheid´. Dit geldt eveneens voor de vervoermaatschappijen TEC en MIVB. Er zal op dat vlak niets veranderen aan de bestaande toestand aangezien de richtlijn inzake overheidsopdrachten en de verordening over openbaarvervoerdiensten?mutually exclusive´ zullen zijn.
Natuurlijk zullen er een aantal aanpassingen moeten gebeuren met betrekking tot de?in-house operator´ en de voorwaarden die worden gesteld inzake transparantie, maar in feite vormen die geen probleem.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het duidelijke antwoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.