Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 23/05/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Tinne Rombouts tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de voorbereidingen voor het tweede Vlaamse Jeugdbeleidsplan
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Rombouts tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de voorbereidingen voor het tweede Vlaamse Jeugdbeleidsplan.
Minister Van Brempt antwoordt in naam van minister Anciaux.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, in het decreet Vlaams jeugdbeleid staat dat de Vlaamse Regering een geïntegreerd jeugdbeleidsplan voorlegt aan het Vlaams Parlement, anderhalf jaar na het begin van elke legislatuur, dus ten laatste in december van dit jaar.
Bij de bespreking van de beleidsnota Jeugd werd er reeds op gewezen dat voorbereidende gesprekken zijn gestart en dat opnieuw - terecht - voor een interactieve en dialogerende aanpak werd gekozen. Het tweede Vlaamse Jeugdbeleidsplan moet de concrete doelstellingen en acties bevatten die deze Vlaamse Regering wil realiseren in verband met jeugdbeleid.
In het kader van het voorbereidingsproces organiseerde de afdeling Jeugd en Sport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op 23 april een discussiedag over het Vlaams Jeugdbeleidsplan 2005-2009. Ik heb kunnen vaststellen dat het een zeer boeiende dag was, met de nodige stof tot discussie, die bovendien sterk gewaardeerd werd door de deelnemers. Er komen natuurlijk ook een aantal kritische bedenkingen naar boven.
Daarom leek dit me het ideale moment om in deze commissie even stil te staan bij de vormgeving van het tweede Vlaamse Jeugdbeleidsplan. Mijn vraag is al een tijdje geleden ingediend en het plan is ondertussen ongetwijfeld verder gevorderd. Ook de Vlaamse Jeugdraad heeft ondertussen fijn werk geleverd en een advies uitgebracht. Sta me toe dat ik hiernaar verwijs.
Ik wil stilstaan bij de grote diversiteit van de teksten en de vormgeving. Het tweede Vlaams Jeugdbeleidsplan moet de concrete invulling zijn van waar we naartoe willen met het Vlaams jeugdbeleid. De concrete invulling is het moeilijkste deel, maar we moeten dat wel doen, aangezien we anders geen beleid kunnen voeren.
Enkele beleidsrotondes waren reeds zeer goed uitgewerkt met concrete acties, zoals het fuiven en het op kamp gaan. Hier kon efficiënt werk worden geleverd. Op basis van deze teksten kon worden gediscussieerd over de te volgen weg. Er waren ook meerdere hoofdstukken, bijvoorbeeld over jeugdwerk, sport en welzijn, waarvoor nog geen samenhangende teksten beschikbaar waren. Hierdoor was een gerichte discussie bijzonder moeilijk. Rond enkele thema's kon concreet over acties worden gediscussieerd, terwijl andere thema's nog alle richtingen uit konden en de acties nog zeer vaag waren.
De Vlaamse Jeugdraad geeft hierover een duidelijk signaal. In het begin kwam het proces veel te traag op gang, daarna moest alles veel te snel gaan, en voor bepaalde hoofdstukken heeft de Jeugdraad de indruk dat de startblokken nog niet in zicht zijn.
Een aantal voor het jeugdwerk belangrijke bekommernissen, die in voorgaande discussies meermaals aan bod kwamen, hebben geen plaats gekregen in de teksten. Het jeugdwerk is hier terecht ongerust over, want de indruk bestaat dat hun verzuchtingen niet worden gehoord.
Omdat sommige teksten nog heel vaag of onbestaande waren, werd de discussie moeilijk en werden sommige werkgroepen louter brainstormmomenten, met als gevolg dat concrete afspraken werden uitgesteld. De Vlaamse Jeugdraad verwoordt dat gevoel zeer goed door te stellen dat participatie neerkomt op in dialoog gaan en elkaar vertellen waarom ideeën soms wel en soms niet realiseerbaar zijn. Op de brainstormmomenten hebben de betrokken daar niet de kans toe. Daardoor krijgen ze het gevoel dat ze geen duidelijke inspraak hebben.
Ik wil graag vernemen of de minister nog een mogelijkheid ziet om rekening te houden met gevoeligheden of punten die tijdens de discussiedag werden aangehaald of die in het advies van de Vlaamse Jeugdraad worden weergegeven. Ik wil het graag hebben over een aantal concrete punten waarover werd gediscussieerd tijdens de discussiedag. Ze zijn immers heel belangrijk voor de jeugdsector en voor de verdere planning van het tweede Vlaams Jeugdbeleidsplan.
Het jeugdwerk pleit voor decretale rust. Dit punt kwam reeds aan bod tijdens de bespreking van de beleidsnota. Toch hadden de aanwezigen op de discussiedag het gevoel dat de overheid een hele aanpassing van het decreet voor ogen had. Toen werd heel duidelijk gesteld dat het inpassen van de noden voor kinderrechten niet mag leiden tot een zoveelste gedaantewisseling van het decreet. Ook in het advies wordt de vraag gesteld of de lokale jeugdwerkers wel vragende partij zijn voor een hele verandering van het decreet.
Bij de bespreking van de beleidsnota werden een aantal prioriteiten naar voren geschoven. Toen werd reeds gezegd dat een aantal prioriteiten uit het vorige beleid, best nog de nodige aandacht zouden krijgen aangezien de problemen nog niet werden opgelost. Concreet werd gesproken over de jeugdinfrastructuur. Tijdens de discussiedag werd heel sterk benadrukt dat de jeugdinfrastructuur een belangrijk punt is dat moet worden opgenomen in de teksten. De jeugdinfrastructuur blijft een heikel punt vormen en moet worden aangepakt.
In het advies van de Vlaamse Jeugdraad werden een aantal punten naar voren geschoven die nog niet werden opgenomen in het teksten van het Vlaams Jeugdbeleidsplan. Het proces is al vergevorderd. Ik vraag me af of de minister nog mogelijkheden ziet om de thema's alsnog op te nemen en zo ja, op welke manier.
De sector zelf heeft duidelijk gevraagd om ook de kampweiden op te nemen in het thema 'op kamp gaan'. Dat thema was erg goed uitgewerkt zodat over concrete acties kon worden gepraat. De kampweiden kwamen echter niet aan bod. Ook in het advies van de Vlaamse Jeugdraad, dat ondertussen is uitgekomen, staan een aantal concrete punten. Ik vraag u om ook de nodige aandacht te besteden aan die punten, want ze zijn belangrijk voor de sector.
Hoe evalueert de minister de discussiedag? Hoe zal het verdere proces verlopen? Welke wegen zullen de teksten stap voor stap doorlopen? Is het voor de minister wenselijk en mogelijk dat er nog een discussiedag of iets dergelijks wordt georganiseerd om de 'finale teksten' te bespreken? Een aantal teksten bevonden zich immers nog in de beginfase. Om echt te participeren moeten ook de finale teksten kunnen worden besproken.
Erkent de minister de problemen inzake het uitbouwen of verbeteren van jeugdinfrastructuur en zal deze beleidsprioriteit, inclusief concrete acties, opgenomen worden in het nieuwe Jeugdbeleidsplan? Dit puntje is al een aantal keer aan bod gekomen: tijdens de bespreking van de beleidsnota, tijdens de discussiedag en blijkbaar ook tijdens eerdere discussies. Kan er duidelijkheid over worden verschaft?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, al van bij de start van de opmaak van het plan is in de daartoe aangestelde stuurgroep voor gekozen een discussiedag te organiseren. De hoofdbedoeling was om op die dag een overzicht van de inhoudelijke stand van zaken te brengen en om mensen die nog niet bij het proces betrokken waren, erbij te betrekken en hen de kans te geven om hun opmerkingen of aandachtspunten mee te delen. De discussiedag beantwoordde aan deze initiële verzuchtingen. In die zin kan de dag dan ook positief worden geëvalueerd.
Voor de opmaak van het plan werd per thema een redacteur aangesteld. Deze redacteurs hebben nu de opdracht gekregen om de teksten aan te passen, rekening houdend met de meest relevante opmerkingen die werden gemaakt. Er werd aan de aanwezigen op de terugkoppelingsdag ook meegegeven dat men ook na de discussiedag reacties en suggesties kon doorspelen aan de redacteurs of aan de afdeling Jeugd en Sport. Het proces is dus nog niet ten einde.
Alle teksten worden bovendien nog voorgelegd aan een reflectiegroep die speciaal voor de opmaak van dit plan werd samengesteld. Deze reflectiegroep komt voor een vierde keer bijeen eind mei. We hebben ervoor gekozen om in eerste instantie zoveel mogelijk input vanuit het middenveld te verzamelen. De redacteurs gingen hiervoor te rade bij mensen uit het veld.
De voorstellen hebben vaak ook betrekking op beleidsdomeinen waar ook andere ministers bevoegdheid voor dragen. Het spreekt vanzelf dat deze voorstellen ook nog grondig worden besproken met de betrokken collega's van de Vlaamse Regering en hun administraties. Die gesprekken starten zo snel mogelijk, waarschijnlijk halverwege juni.
Er moeten dus zeker nog knopen worden doorgehakt, maar ik beschouw dit niet als een probleem. Decretaal hebben wij immers tijd tot het einde van dit jaar om het Vlaams Jeugdbeleidsplan op te stellen. Het is te vroeg om ons al definitief uit te spreken over de vraag of er nog een tweede terugkoppelingsdag nodig zal zijn. Van bij het begin werd ervoor geopteerd dat alle betrokkenen maximaal kunnen participeren bij de opmaak van het plan. Indien blijkt dat dit bij bepaalde thema's nog onvoldoende zou zijn gebeurd, dan kan er overwogen worden om extra vergaderingen of overleg te organiseren.
De stuurgroep die heel het proces van de opmaak opvolgt, moet nagaan wat hiervoor haalbaar is binnen de vooropgestelde timing. Ook niet onbelangrijk is dat de Vlaamse Jeugdraad formeel om advies zal worden gevraagd over de teksten. Dit zal gebeuren na de administratieve toetsing en het overleg met de betrokken collega's in de Vlaamse Regering en vooraleer de tekst ter goedkeuring aan de regering wordt voorgelegd.
Minister Anciaux is er inderdaad van op de hoogte dat het jeugdwerk zich zorgen maakt over de lokale jeugdwerkinfrastructuur. Dit probleem zal dan ook in het jeugdbeleidsplan aan bod komen. Alleen is op dit ogenblik nog niet beslist op welke wijze dit het best gebeurt en welke acties de minister concreet kan opnemen om dit lokale probleem op te lossen. Een mogelijk denkspoor is om jeugdwerkinfrastructuur op te nemen als een volgende prioriteit in het decreet lokaal jeugdwerkbeleid, maar misschien zijn nog andere manieren denkbaar. De minister wil dan ook nog even wachten om concrete acties voor te stellen. Immers, een en ander hangt tevens af van de uitkomst van de oefening inzake planlastvermindering die op dit ogenblik door de Commissie voor Cultuur wordt opgezet.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is inderdaad een goede zaak dat de mensen van de jeugdsector vanaf het begin betrokken zijn bij deze aangelegenheid.
Ik wilde een aantal bekommernissen meegeven. Ik begrijp dat er aandacht voor is en dat zal worden nagegaan of er effectief ook vraag is om eventueel extra informatierondes te houden. De terugkoppeling met de reflectiegroep is zeer belangrijk, waarbij duidelijk wordt afgestemd hoe het verdere verloop zal gebeuren. Ik wil er nog eens de aandacht op vestigen dat ten volle rekening zal worden gehouden met de noden en de vragen van de sector.
De voorzitter: Het incident is gesloten.