Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 24/05/2005
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de oproep van Louis Michel en Javier Solana om geld vrij te maken voor de Congolese verkiezingen en de rol die Vlaanderen kan spelen in de heropbouw van Congo
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Roegiers tot de heer Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de oproep van Louis Michel en Javier Solana om geld vrij te maken voor de Congolese verkiezingen en de rol die Vlaanderen kan spelen in de heropbouw van Congo.
De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer de voorzitter, ik wil beginnen met een aantal vaststellingen.
Bij het voorbereiden van deze vraag om uitleg is het me opgevallen dat de afgelopen tien jaar in het Vlaams Parlement niet over Congo is gesproken. Blijkbaar heeft dit huis geen aandacht voor het grootste land van Afrika. Nochtans hebben we, of we dat nu graag hebben of niet, bepaalde historische banden met dit land.
Ik heb tevens vastgesteld dat een aantal Vlaamse volksvertegenwoordigers op een of andere manier een persoonlijke band met Congo hebben. Sommigen zijn daar geboren of hebben er een tijdlang gewoond. Anderen hebben verwanten of vrienden die op een of andere manier ooit in Congo actief zijn geweest.
In maart 2005 hebben de vertegenwoordigers van niet minder dan 120 Belgische bedrijven onder leiding van minister Kubla Congo bezocht. Ik heb geen weet van een Vlaamse vertegenwoordiging. Ik weet niet of Vlaamse bedrijfsleiders aan deze reis hebben deelgenomen. Het lijkt me nochtans noodzakelijk een visie op de samenwerking tussen het Vlaamse bedrijfsleven en Congo te ontwikkelen.
Aangezien het onderwerp hier al ongeveer tien jaar niet meer ter sprake is gekomen, wil ik kort een aantal belangrijke elementen uit de recente Congolese geschiedenis toelichten.
In 1990 heeft president Mobutu zijn eenpartijstaat onder internationale druk officieel begraven. Hij heeft het lintje van de nieuwe weg naar de democratisering doorgeknipt. De Conférence Nationale Souveraine vormt de start van de transitie.
De hoop bleek ijdel. De daaropvolgende jaren waren vrij rumoerig. Eigenlijk is dit kenmerkend voor de hele Congolese geschiedenis.
In 1996 start de genocide in Rwanda. Congo wordt meegesleurd in de eerste Congolese oorlog. Rwanda en Oeganda vallen Congo binnen.
In 1998 breekt de zogenaamde eerste Afrikaanse wereldoorlog uit. Het ene kamp bestaat uit Rwanda en Oeganda. Het andere kampt wordt aangevoerd door toekomstig president Kabila, die de steun van Angola, Zimbabwe en Namibië geniet. De transitie en de weg naar de democratisering lijken voorgoed begraven.
In 1999 wordt in Lusaka een staakt-het-vuren ondertekend. In de Lusaka-akkoorden staat onder meer dat de intercongolese dialoog weer op gang moet worden getrokken. Hier is evenwel weinig van in huis gekomen.
In 2002 heeft Joseph Kabila zijn vermoorde vader, Laurent-Désiré Kabila, als in een monarchie opgevolgd. Datzelfde jaar wordt enige vooruitgang geboekt. In het Zuid-Afrikaanse Sun City wordt het Accord Global et Inclusif sur la Transition ondertekend. Dit akkoord beschrijft de overgang naar een democratische rechtsstaat.
In 2003 gaat de overgang officieel van start. De overgangsregering krijgt twee jaar de tijd om de doelstellingen inzake vrede, verzoening, een eengemaakt leger en democratische verkiezingen te realiseren.
Op 10 januari 2005 heeft de heer Malumalu, voorzitter van de Commission Electorale Indépendante, voor het eerst aangekondigd dat de vooropgestelde verkiezingsdatum, 30 juni 2005, niet realistisch is. Ondertussen is de datum van de verkiezingen effectief gewijzigd.
Eind april 2005 hebben Europees commissaris Michel en de heer Solana, Hoge Vertegenwoordiger van de EU, de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten van de EU een brief geschreven. In die brief pleiten ze voor bijkomende middelen voor de geplande verkiezingen in Congo. Ik citeer:?De verkiezingen zijn het belangrijkste objectief van onze inspanningen. We moeten een Europees standpunt innemen over de wettelijke en operationele aspecten om de beslissingen van de Congolese autoriteiten positief te be?nvloeden, meer bepaald over het aantal en de vorm van de verkiezingsrondes. Dat zal immers een belangrijke impact hebben op de financiële bijdragen van de donorlanden. Er zal hoe dan ook bijkomende financiële steun nodig zijn. Een te geringe inspanning dreigt in de huidige fase al de inspanningen sinds de akkoorden van Lusaka en het globale akkoord van Pretoria verloren te doen gaan.´
Op hetzelfde ogenblik heeft de heer Pacéré, onafhankelijk expert van de VN voor de mensenrechten in Congo, de deelnemers van de jaarlijkse zitting van de mensenrechtencommissie in Genève toegesproken. Hij zei onder andere?diep gegriefd te zijn door de misdaden tegen Congolese vrouwen en hun kinderen, de voornaaste slachtoffers van het wapengeweld en de meest wrede en vernietigende seksuele wanddaden´. Andere conclusies waren dat geweld in Congo dagelijks duizend doden eist. Sinds 1998 vielen er in Congo meer dan 4 miljoen doden, en dat is - om het met de woorden van Pacéré te zeggen - het equivalent van twintig tsunami´s.
De internationale gemeenschap moet haar verantwoordelijkheid opnemen in Congo. Ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen daarin een rol kan spelen, zeker in het licht van de historische banden van ons land met Congo. Daar moet in het Vlaams Parlement eindelijk een debat over worden gevoerd. Met deze vraag wil ik daartoe een eerste aanzet geven.
Mijnheer de minister, hebt u kennis van de brief van de heren Michel en Solana? Deelt u de bekommernissen die daarin worden verwoord?
Welke inspanningen heeft Vlaanderen tot nu toe geleverd voor Congo? Bent u bereid meer of andere middelen vrij te maken om de op stapel staande verkiezingen mee te helpen voorbereiden. Kan dat bijvoorbeeld binnen de budgetten van Buitenlandse Aangelegenheden?
Welke rol kan Vlaanderen spelen in de heropbouw van dit toch wel zeer zwaar getroffen land?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Roegiers.
Het lijkt me inderdaad een goed idee om in dit Vlaams Parlement een discussie te voeren over de rol die Vlaanderen kan spelen bij de gebeurtenissen die plaatsvinden in Congo. Ik denk dan niet alleen aan ontwikkelingssamenwerking maar ook aan ons bilateraal buitenlands beleid en handelsbeleid. Het lijkt me een interessant debat omdat het verder gaat dan de prioritaire geografische regio die in de beleidsnota is opgenomen. Ik vind het goed dat we prioritaire regio´s afbakenen zoals Zuidelijk Afrika. Met Congo hebben we echter een sterke historische band. Bovendien voelen ook de Congolezen zich verbonden met België. Van de regionale overheden zijn het echter vooral de Franstalige overheden die Congo als prioritaire regio voorop stellen. Dat komt vreemd over voor de Congolezen.
Het is misschien aangewezen om op nationaal niveau een netwerk, platform of overleg te organiseren tussen de verschillende beleidsactoren. Van daaruit kunnen een aantal zaken worden gestimuleerd, eventueel op federaal niveau. Vanuit Vlaanderen kunnen we eventueel aandacht besteden aan Congo in het kader van bijvoorbeeld de stedenbanden. Verder zijn er ook het onderwijs en wellicht ook nog andere interessante zaken. Ik pleit dan ook niet voor een nieuw beleid van projecten in Congo maar ik ben wel voorstander van een debat daarover.
De verkiezingen zijn een heel belangrijk moment voor de Congolezen. Ik hoop dat die effectief kunnen doorgaan. Ik weet echter niet of het raadzaam is om daar vanuit de Vlaamse overheid een extra budget voor uit te trekken.
De voorzitter: Mevrouw Smet heeft het woord.
Mevrouw Miet Smet: Congo vormt inderdaad een groot probleem. Ons probleem echter is dat we prioriteiten moeten stellen. De prioriteit ligt nu bij Zuidelijk Afrika en Marokko, dit laatste omwille van de grote Marokkaanse gemeenschap in Vlaanderen. Dat betekent eigenlijk dat we de prioriteit voor Congo overlaten aan België. Binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking is Congo wel een prioriteit.
Indien de ontwikkelingssamenwerking zou worden geregionaliseerd, zou Congo vanzelfsprekend worden opgenomen binnen de Vlaamse prioriteiten. Nu laten we dit grotendeels over aan België. Dat neemt niet weg dat elk debat over Congo interessant is.
Ik heb in de pers gelezen dat de verkiezingen opnieuw zijn uitgesteld. Ze gaan zeker dit jaar niet meer door, waarschijnlijk pas in 2007. Dat betekent dat het moment is verschoven. Ik voel er meer voor om onze prioriteiten te houden zoals ze zijn, te streven naar meer middelen voor ontwikkelingssamenwerking door de regionalisering en pas daarna zeker ook Congo als prioriteit op te nemen.
Dat neemt niet weg dat ik de collega´s steun in hun bezorgdheid voor heel de problematiek, dat is evident. Als de heer Roegiers het heeft over al die vrouwen en kinderen die worden verkracht en vermoord, dan bloedt mijn hart, maar we kunnen niet heel de wereld helpen, we moeten een aantal prioriteiten vastleggen. Ik wilde deze bedenking even maken, maar het is goed dat we dit bespreken.
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Ik heb wat schrik dat het debat een verkeerde wending neemt. Ik hoor de beide collega´s ervoor pleiten om in het kader van de ontwikkelingssamenwerking het te houden bij onze geografische prioriteiten. Ik heb daar geen probleem mee. Ik hoor federaal minister De Gucht verklaringen afleggen over Congo, ik hoor Dedecker daar niet over. Mij gaat het over de buitenlandse betrekkingen die we met Congo willen hebben, niet over de ontwikkelingssamenwerking, want dat is een andere zaak. Deze discussie hebben we uitvoerig gevoerd en ik wil daar niet op terugkomen. Ik zou echter niet graag hebben dat door de uiteenzettingen van beide collega´s, hoe goed bedoeld ook, het antwoord in de richting van ontwikkelingssamenwerking gaat, terwijl mijn vraag initieel een andere bedoeling had.
De heer Karim Van Overmeire: Ik meen dat het niet helemaal juist is te stellen dat de voorbije 10 jaar hier niet over Congo is gepraat. Voormalig parlementslid Hostekint, een zeer actief lid tijdens de vorige legislatuur, had het regelmatig over Congo en de andere landen van Centraal Afrika. Het is hier wel veel minder prioritair dan op federaal niveau.
Ik sta wat op het standpunt van mevrouw Smet: een klein land als Vlaanderen heeft een zeer groot buitenland. Er zijn ontzettend veel landen waar het helemaal fout gaat, waar het heel slecht leven is en waar gruwelijke dingen gebeuren. Dat is niet alleen zo in Congo maar evenzeer zo in Soedan en vele landen in West-Afrika waar helaas de situatie bijna dag na dag verslechtert. De enige reden waarom Vlaanderen zich op Congo zou kunnen concentreren, wordt gevormd door de historische banden, maar dan moet de vraag eens worden gesteld in hoeverre die historische banden altijd een pluspunt zijn en soms geen belangrijk nadeel. Historische banden betekent dat we een hele Belgische geschiedenis van Leopold II, over de kolonisatie tot en met de dekolonisatie en alle verhalen die daarmee verband houden, alle gebeurtenissen en politieke gevoeligheden, met ons mee slepen bij elk Vlaams en Belgisch initiatief in die regio. Dat kan een aantal voordelen hebben, maar ook belangrijke nadelen.
De middelen van Vlaanderen om op dit terrein iets te doen, zijn beperkt. Zouden we die middelen niet beter concentreren in landen waar de kans op een positief rendement groter is dan in Congo? Het is algemeen bekend dat de situatie in Congo bijzonder onstabiel is en dat de vele fondsen die daar naartoe worden gestuurd, in een bodemloos gat verdwijnen. Ik lees bijvoorbeeld een krantenkop:?Alles voor de president. Budget van kabinet Kabila tien keer groter dan de gezondheidszorg voor de Congolezen.´ In dat artikel lees ik dat de clan Kabila volop bezig is met onroerend goed aan te kopen in het buitenland. Een ander artikel is getiteld?Mensenrechtenactivist vlucht voor rechterhand van Kabila´ en er zijn andere artikels over de betrokkenheid van leden van de regering bij illegale wapenaankoop en andere onfrisse praktijken. Ik vraag me af of voor de regio Vlaanderen in de huidige stand van bevoegdheden, met de weinige instrumenten waarover deze beschikt om te zien of het geld dat we daar naartoe zouden sturen, wel goed besteed wordt, Congo in die omstandigheden wel het beste land is om die weinige middelen te besteden. Het gaat om belastinggeld van Vlaamse burgers die het recht hebben om te eisen dat dat geld optimaal wordt besteed.
Mijnheer de minister, mocht Vlaanderen daar enige rol kunnen spelen, dan moeten we die veeleer zoeken in het helpen om in Congo een behoorlijk bestuur uit te bouwen. Dat kan misschien kleinschalig beginnen met de opleiding van ambtenaren via uitwisselingsprojecten. Er zijn er zo al een aantal. Als Congo aan iets nood heeft, is het stabiliteit, behoorlijk bestuur en vooral leiders die in de eerste plaats bekommerd zijn om het welzijn van de bevolking en het land en er niet op uit zijn om op zo kort mogelijke termijn de eigen familie en clan te verrijken.
Rekening houdend met het feit dat de instrumenten van Vlaanderen zeer beperkt zijn en er zoveel landen zijn waar we met dezelfde middelen veel beter werk kunnen doen, zijn we niet enthousiast over eventuele Vlaamse initiatieven in Congo. Ik meen zelfs dat Vlaanderen afstand moet durven nemen van de Belgische historische erfenis. Vlaanderen kan geen echt actieve rol spelen die tot grote successen zou kunnen leiden.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, Congo is een thema dat leeft bij de bevolking. Het is niet zo dat Congo de laatste tien jaar hier niet aan bod is gekomen. Ik meen me te herinneren dat bij de bespreking van de beleidsnota ook over Congo werd gepraat toen we het hadden over onze focus op Zuidelijk Afrika. Belangrijk is dat nu de aandacht wordt gevestigd op deze problematiek, waarbij ik kan concluderen dat iedereen dezelfde bekommernis heeft. Het is een land met heel veel problemen, menselijke ellende, oorlog, gebrek aan stabiliteit en waar heel veel achteruitgang is geboekt de laatste jaren. Op politiek vlak zijn door de federale minister van Buitenlandse Zaken ophefmakende uitspraken gedaan over de toestand van het land en de bestuurders.
Mijn kabinet wordt geregeld geconfronteerd met Congo. Ik heb onze nieuwe ambassadeur, de heer Swinnen, ontmoet en heb hem gevraagd me op de hoogte te houden. We hebben de afspraak dat hij de toestand op de voet volgt en laat weten wanneer zich bepaalde voorwaarden van stabiliteit zouden voordoen. Men hoeft geen Congokenner te zijn om te weten dat er op dit ogenblik geen stabiliteit is en dat de ellende van de oorlog nog niet voorbij is. Aan de essentiële voorwaarden om het staatsapparaat weer op gang te trekken is nog altijd niet voldaan. We volgen het ook op het kabinet, waar ook iemand van Congolese afkomst werkzaam is, Zana Etambaza. Hij bezoekt Congo vaak, en onderhoudt er veel contacten. Hij kan ons dan ook veel informatie verstrekken.
Ik ben net als u op de hoogte van de inhoud van de brief van de heer Solana en de heer Michel, maar ik heb hem niet gekregen. De brief is gestuurd naar de buitenlandministers van de Europese Unie, en er wordt in gewezen op het belang van de steun van de unie voor het transitieproces, de verkiezingen, maar ook het militaire aspect in de oorlog en het politionele apparaat. Met die oproep is ook de toon gezet van het debat en wordt gewezen op de omvang van de moeilijkheden.
Met ons buitenlands beleid, nog abstractie gemaakt van onze ontwikkelingssamenwerking, kunnen we op dit ogenblik, zelfs als we dat zouden willen, geen speler van betekenis zijn. De problemen zijn zo omvangrijk dat ze grootschalig moeten worden aangepakt. De grote spelers zijn op dit ogenblik de Europese Unie, maar ook Zuid-Afrika. Beleidsmatig spreken we dan ook vaak over Congo met de Zuid Afrikaanse minister Moleketi. Zuid-Afrika speelt, onder andere door de rol van president Mbeki, een grote rol in de heropbouw en in het creëren van stabiliteit. Hij spreekt met gezag en speelt steeds meer een vooraanstaande rol in heel Afrika, getuige zijn tussenkomst in Ivoorkust.
De brief is niet aan mij gericht, en ik heb er dan ook niet op gereageerd, maar ik onderschrijf wel de zorg die eruit spreekt, zoals iedereen die de problematiek een beetje kent. Zelfs als we nu zouden beslissen om daar een beleid te voeren, dan zouden we er niet de middelen en de mogelijkheden voor hebben, althans niet voor een buitenlands beleid. De middelen voor het buitenlands beleid zijn in de voorbije regeerperiode gehalveerd. We draaien dus elke euro om, teneinde het al bestaande beleid voort te kunnen zetten. Onze ontwikkelingssamenwerking is dan weer, zoals u weet, gericht op Zuidelijk Afrika.
Ik volg ook de evolutie van de organisatie van de verkiezingen. Het was al langer duidelijk dat ze niet zouden plaatshebben voor 30 juni. De voorwaarden daartoe zijn immers niet vervuld. Er is wel een belangrijke stap gezet met het uitschrijven van een internationale aanbesteding voor een identificatie- en registratieproject. Een Belgisch bedrijf heeft de aanbesteding binnengehaald, en er zijn al proeven gebeurd in Kinshasa en in Beneden- Congo. Volgens mijn informatie waren die succesvol, maar dat betekent nog niet dat de voorwaarden vervuld zijn om in heel Congo op een behoorlijke manier verkiezingen te organiseren.
De nieuwe Congolose grondwet is op 13 mei goedgekeurd. Het is echter ook de bedoeling de bevolking zich daarover te laten uitspreken via een referendum. Dat zijn allemaal stappen om de voorwaarden te vervullen. Die basisvoorwaarden zijn nu niet vervuld. Ik wil het nog niet hebben over het militaire aspect, zoals een regulier leger en een politiemacht, maar vooral aan een goede administratie ontbreekt het nog.
Zuid-Afrika werkt intens mee, ook samen met onze federale overheid, om dat ambtenarenapparaat vooreerst in kaart te brengen. Dat is op zich al een enorme opgave. Hier is soms al sprake van federale spoken, ambtenaren die betaald worden maar niet te vinden zijn, maar in Congo is het een enorme opgave. Alleen al in Kinshasa is het aantal mensen dat werkt voor de overheid en dat geacht wordt betaald te zijn, hallucinant in vergelijking met de werkelijke toestand. De Zuid-Afrikanen hebben nu een registratiesysteem op punt gesteld, en hebben alle overheidsambtenaren van Kinshasa in kaart gebracht. Nu moet dat nog gebeuren voor de rest van Congo, althans in zoverre de omstandigheden dat toelaten. Dat alles is essentieel om te kunnen beginnen met het organiseren van verkiezingen.
Ik heb op mijn kabinet contact gehad met mevrouw Moleketi, minister van Ambtenarenzaken van Zuid-Afrika, en de heer Matenda, minister van Ambtenarenzaken van Congo, die daarover afspraken maakten. We hebben toen de vraag gesteld of Vlaanderen iets op dit vlak kan doen. We kennen, gezien de bescheiden middelen, onze plaats en onze rol, maar we willen toch onderzoeken wat er mogelijk is bijvoorbeeld op het vlak van opleidingsprogramma´s en stages voor ambtenaren.
Ik wil dat eventueel samen met het departement Ambtenarenzaken doen. Als we een bijdrage kunnen leveren, alle verhoudingen in acht genomen, waarom dan niet? Ik heb dus principieel ja gezegd, maar zonder reeds in te gaan op de details en de voorwaarden. Het was nog slechts een principiële bespreking.
Mijnheer Roegiers, u hebt er terecht op gewezen dat er in die oorlog miljoenen slachtoffers zijn gemaakt, niet alleen dodelijke slachtoffers, maar ook heel wat gewonden en gekwetste mensen. Er zal dan ook een demobilisatie en een stabilisatie moeten gebeuren, ook op het veiligheidsvlak, vooraleer de voorwaarden vervuld kunnen worden. Ik heb aan onze ambassadeur gevraagd om ons daarover op de hoogte te houden. De berichten die ik ontvang, bevestigen wat hier wordt gezegd, namelijk dat de voorwaarden niet zijn vervuld.
Als we in de toekomst zouden denken aan ontwikkelingssamenwerking zoals wij die zien, vergt dat een structurele samenwerking die gericht is op een aantal sectoren en een minimum aan overheid om correcte afspraken te maken.
Dat betekent niet dat we er vanuit noodhulp geen oog voor hebben. Ik heb 150.000 euro verleend via Memisa. Het is een klein bedrag, maar wel symbolisch voor onze bezorgdheid en betrokkenheid. Voor ontwikkelingssamenwerking is Congo geen prioritair land. Dat kan op dit ogenblik, met de beschikbare middelen, ook niet.
Mevrouw Smet, wat u zegt, is juist. Als de defederalisering van ontwikkelingssamenwerking een feit is, zijn we de facto betrokken bij ontwikkelingssamenwerking in Congo, want er zijn een aantal Vlaamse ngo´s actief. Dan is het geen zaak meer van beleid, maar gaat het over de realiteit op het terrein.
Ik heb onlangs in mijn eigen stad deelgenomen aan een debat over Congo. Tot mijn grote verrassing was er heel veel publieke belangstelling. Het ging om een gemengd publiek: mensen die vroeger in Congo hebben gewoond, ex-kolonialen, mensen die via missies of ngo´s zijn betrokken en jonge mensen.
Onze bedrijfswereld kan inderdaad een rol spelen. President Kabila heeft tijdens zijn bezoek in 2004 een aantal contacten gelegd. Hij heeft gesproken met de diamant- en de havensector, en er werd een protocol van samenwerking tussen Onatra en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen afgesloten. Bij de delegatie met minister Kubla waren ook een aantal Vlaamse bedrijven betrokken.
Er zijn veel ervaringen uit het verleden die mensen tot voorzichtigheid aanzetten. Ik heb in Maputo een Vlaamse zakenman ontmoet die heel zijn carrière in Kinshasa heeft opgebouwd, maar nu is weggegaan. Hij zei dat het voor hem echt onmogelijk was om nog voort te werken, want de omstandigheden zijn bijzonder moeilijk.
Iedereen deelt dezelfde bezorgdheid, maar het is in de eerste plaats een opdracht van de internationale gemeenschap. Ik volg het op via onze ambassadeur. Op dit ogenblik is het inzake ontwikkelingssamenwerking geen prioriteit. Dat is ook zo omwille van het gebrek aan middelen. We voeren geen beleid waarbij we 100.000 euro hier investeren en 100.000 euro in een ander land. Op het ogenblik dat de defederalisering van ontwikkelingssamenwerking een feit is, zijn we de facto betrokken, ook vanuit het oogpunt van ontwikkelingssamenwerking.
Ik hoop dat de stabilisatie, wat betekent dat er een basis wordt geschapen voor de ontwikkeling van de elementaire levensvoorwaarden, zich voltrekt. Misschien kunnen we hier op een bescheiden manier een rol spelen.
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer de minister, ik verheel niet dat ik graag iets meer voluntarisme in uw antwoord had gehoord. Ik heb begrip voor uw overweging, hoewel de mededeling dat u het volgt voor mij net iets te minimalistisch is. U verwijst zelf naar een debat in uw stad, waar een gemengd publiek aanwezig was. Iedereen is er bekommerd over, en het leeft bij de mensen. Dat heeft te maken met de historische banden.
Ik heb me niet gericht op ontwikkelingssamenwerking, want ik steun het beleid van de regering op dat vlak. Ik heb wel problemen met de zeer rigide afbakening van de geografische opdeling. Binnen ontwikkelingssamenwerking zijn er prioriteiten. Het lijkt erop dat we daarbuiten - met uitzondering van de noodhulp - niets willen doen, zelfs al gaat het om een aantal bilaterale contacten die kunnen worden opgebouwd.
Ik vind dat jammer, want we blijven de indruk wekken dat we het gebied van de grote meren volledig overlaten aan de francofonie. Het lijkt alsof de rest van de wereld amper ge?nteresseerd is. We merken dat ook aan het verschil in de afbakening inzake ontwikkelingssamenwerking tussen Vlaanderen en Wallonië. Wallonië trekt veel meer naar het gebied van de grote meren. Ik had graag gehad dat ook Vlaanderen, los van ontwikkelingssamenwerking, daar een rol kon spelen.
Ik wil ook een positieve noot laten horen. Mijnheer de minister, ik ben blij dat u voor een aantal opleidingsprogramma´s van ambtenaren wilt samenwerken. Ik hoop dat dat een eerste stap kan zijn om in Congo een grotere rol te spelen.
Ik hoop dat ik het debat met mijn vraag om uitleg wat heb kunnen aanzwengelen. Op basis van de reacties van de verschillende fracties heb ik de indruk dat dit enigszins is gelukt. Ik hoop dat deze aandacht niet opnieuw stilvalt en dat het Vlaams Parlement en deze commissie de Congolese problematiek zullen blijven opvolgen.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Wat de rigide afbakening in de ontwikkelingssamenwerking betreft, zou ik de heer Roegiers willen vragen zich eens over de voorbije regeringsonderhandelingen te informeren. Zijn eigen partij heeft zich als een van de grote verdedigers van die afbakening opgesteld. Hier zijn trouwens goede argumenten voor.
De heer Jan Roegiers: Ik stel die afbakening niet in vraag.
Minister Geert Bourgeois: De afbakening is de wil van een politieke meerderheid. Bovendien vormt ze een voortzetting van het beleid uit het verleden.
Zodra we over meer middelen beschikken, kunnen we dit debat ten gronde voeren. Aangezien we slechts over beperkte middelen beschikken, moeten we onze inspanningen concentreren. Ik ben alvast van plan het beleid in de toekomst te handhaven. Indien we tot uitbreidingen overgaan, zullen we kiezen voor partners waarmee echt structurele afspraken kunnen worden gemaakt. Deze klemtoon in het Vlaams beleid past in het internationale beleid en wordt overal gewaardeerd. Ik kan enkel verklaren dat de voorwaarden in Congo momenteel niet zijn vervuld. Zelfs indien we over meer uitgebreide middelen en mogelijkheden beschikten, blijven de voorwaarden uiteindelijk onvervuld.
De heer Roegiers heeft het over een gebrek aan voluntarisme gehad. Ik zou dit willen nuanceren. Ik heb de mogelijkheden afgebakend. Dit betekent niet dat ik me niet betrokken voel. Ik heb daarnet reeds opgesomd welke contacten ik in dit verband onderhoud. Dat betekent helemaal niet dat ik me tot een technisch antwoord wil beperken.
Ik onderhoud contacten met de Zuid-Afrikaanse overheid. Een van mijn kabinetsmedewerkers houdt me op de hoogte van de situatie in Congo. Ik heb gesprekken met de betrokken ministers van Ambtenarenzaken gevoerd. Ik heb de Belgische ambassadeur gevraagd om aan mij te rapporteren. Dit is een vraag die ik niet aan elke ambassadeur stel. Ik ben wel degelijk in deze problematiek ge?nteresseerd. Onze houding is niet passief.
Ik meen niet dat de heer Roegiers en ik het fundamenteel met elkaar oneens zijn. Als minister is het evenwel mijn taak nu dit antwoord te geven. Zelfs indien hier een politieke consensus tot stand komt, moet ik erop wijzen dat we niet over de nodige middelen beschikken. Dat is een nuchtere vaststelling.
De voorzitter: Het incident is gesloten.