Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 26/05/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de stand van zaken van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Schauvliege tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de stand van zaken van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil mijn vraag beginnen met een passage uit het regeerakkoord:?We zorgen voor de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: de uitvoering van de bindende bepalingen en de ruimteboekhouding, met name onder meer een snelle, correcte afbakening van het stedelijk gebied, het woongebied en de 7.000 hectare extra bedrijventerreinen, evenals de gelijktijdige afbakening van 750.000 hectare agrarisch gebied - met de aanduiding van de ruimte voor de para-agrarische bedrijven -, extra 38.000 hectare natuurgebied en 10.000 hectare bosgebied. We evalueren het bestaande RSV en bereiden de tijdige herziening ervan voor.´
Ook tijdens de besprekingen van de beleidsnota in de commissie werd veel aandacht besteed aan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ik heb de besprekingen nog eens nagekeken, en het blijkt dat de meeste partijen - sp.a-spirit, CD&V en Groen! - uitdrukkelijk hebben gepleit om eerst het ruimtelijk structuurplan volledig uit te voeren, om op basis hiervan over te gaan tot een evaluatie, waarna eventueel een aantal bijsturingen kunnen worden uitgewerkt. Tal van collega´s uit diverse partijen pleiten ervoor om zeker niet tot een grote herziening van het ruimtelijk structuurplan over te gaan, omdat de grote principes van het eerste structuurplan volledig overeind blijven.
Ook het middenveld is heel belangrijk. De MiNa-Raad, de SERV en de VVSG hebben recent gevraagd de uitvoering van het eerste ruimtelijk structuurplan af te wachten vooraleer wordt nagedacht over een tweede Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
Mijnheer de minister, het lijkt me logisch dat de VVSG, zoals blijkt uit een nota die een drietal weken geleden werd goedgekeurd door de algemene vergadering van de VVSG, u uitdrukkelijk vraagt oog te hebben voor het feit dat de gemeenten nu allemaal bezig zijn met hun structuurplannen. Zij vragen dat er geen grote wijzigingen zouden gebeuren. We hebben aan de gemeenten uitstel verleend tot 2007 voor het uitwerken van de structuurplannen. Het lijkt me logisch dat we die processen afwachten vooraleer knopen worden doorgehakt over een tweede structuurplan.
Mijnheer de minister, u hebt reeds meerdere keren de nadruk gelegd op het feit dat diverse planningsprocessen in een stroomversnelling terechtkomen. Dat is mogelijk, maar ik vind - eerlijk gezegd - dat het allemaal traag gaat. We zijn ondertussen 8 jaar verder. Er moesten 13 stedelijke gebieden worden afgebakend. Ik stel vast dat nog maar twee afbakeningen definitief klaar zijn, met name Aalst en Turnhout. Er zijn twee afbakeningen, Gent en Kortrijk, voorlopig vastgesteld, maar dat is alles.
De agrarische en natuurlijke structuren zouden prioritair worden afgebakend, zoals ook in het regeerakkoord staat. Ik heb de indruk dat dat tot op vandaag absoluut niet ver gevorderd is, en dat er niet echt vooruitgang wordt geboekt.
Voor de economische knooppunten moet ik dezelfde analyse maken. Twee knooppunten, Gent Zeehaven en de Waaslandhaven, werden voorlopig vastgesteld. Voor de andere is het wachten op vooruitgang. Mijnheer de minister, hetzelfde geldt voor de transportinfrastructuur. Ik stel vast dat het allemaal heel traag verloopt.
Het middenveld, het parlement en de regering pleiten ervoor om eerst het structuurplan uit te voeren, maar ik denk dat er nog een andere belangrijke pijler is, met name de academische wereld. In de archieven heb ik gevonden dat de vorige Vlaamse Regering een studie heeft besteld bij studiebureau WES, om na te gaan hoe een eventuele voorbereiding voor een tweede Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet worden opgevat. Dertig deskundigen uit alle domeinen hebben over dat probleem nagedacht. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat het heel belangrijk is dat eerst wordt uitgevoerd, en dat we dan pas nadenken over hoe met een tweede ruimtelijk structuurplan eventuele aanpassingen aan het eerste structuurplan kunnen gebeuren. Er wordt uitdrukkelijk gevraagd dat de bestaande middelen ook effectief worden gebruikt, en dat de instrumenten zoals de RUP´s, de verordeningen en de grondbeleidsinstrumenten echt worden uitgewerkt.
Het gaat over 30 deskundigen, dus ik denk dat deze lijvige studie van 70 bladzijden, met in juli 2004 geformuleerde conclusies, belangrijk is. Mijnheer de minister, ik ben ervan overtuigd dat u deze conclusies zult willen volgen.
Mijnheer de minister, ik kan niet anders dan besluiten dat er een grote consensus is om het eerste Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op zijn beloop te laten en de plannings- en uitvoeringsprocessen te laten doorlopen.
Ik denk dat er nog een aantal belangrijke beslissingen moeten worden genomen. Er is de vraag van de Raad van State om een gelijkvormige aanpak van de voorschriften van de RUP´s op Vlaams niveau uit te werken. Misschien moeten we hier eerst werk van maken, voor we kunnen nadenken over een tweede RSV. We moeten eerst uitvoeren en evalueren, en dan pas - maar zeker niet de grote principes van het eerste structuurplan - bijsturen.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken van de uitvoering van het eerste ruimtelijk structuurplan? Hebt u er voldoende zicht op? Zal de uitvoering voltooid zijn tegen 2007?
Wat gebeurt er als er in 2007 geen tweede structuurplan is? Ik denk dat dan het eerste structuurplan gewoon voortloopt. Zolang er geen tweede structuurplan is, blijven de principes van het eerste gelden.
Hoe ziet u toe op een evenwichtige uitvoering? Want ook de gelijktijdige afbakening is belangrijk. Beschikt u over voldoende cijfergegevens om de stand van zaken na te gaan? Hebt u voldoende instrumenten om een grondige evaluatie te doen? Kunt u zeggen hoever het hiermee staat? Zijn alle cijfergegevens beschikbaar, en bent u in staat er conclusies uit te trekken?
Volgens het regeerakkoord zou prioritair werk worden gemaakt van de gelijktijdige afbakening van de agrarische, de natuur- en de bosgebieden. Ook daarover had ik graag de stand van zaken gekend. Hoe past dat binnen een eventuele herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen?
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de voorzitter, de sp.a-spirit-fractie sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Schauvliege. Er is nog altijd een Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ik weet dat men bezig is met het klaarstomen van de opvolger, maar het is belangrijk dat een aantal opties van het huidige ruimtelijk structuurplan worden ge?mplementeerd.
Vooral de ruimtebalans is zeer belangrijk. Het gaat niet enkel over de 750.000 hectare agrarisch gebied, maar ook over 38.000 hectare natuurgebied en 10.000 hectare bosgebied. Het is belangrijk dat het parlement en de regering erop toezien dat de genomen opties zo veel mogelijk worden uitgevoerd.
Als we in 2007 een nieuw Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen maken, moeten we zeker de knel- en minpunten en de evaluatie van het huidige structuurplan meenemen. Voor de schaarse ruimte in Vlaanderen is het noodzakelijk dat eerder genomen opties worden uitgevoerd.
De voorzitter: De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de minister, ik had een gelijkaardige, maar toch verschillende vraag om uitleg ingediend. De commissievoorzitter heeft voorgesteld dat ik me zou aansluiten bij de vraag om uitleg van mevrouw Schauvliege.
Ik woon in de verre Westhoek. Daar is momenteel het afbakeningsproces aan de gang. De regio Kust-Polders-Westhoek fungeert als pilootproject voor de afbakening van landbouw, natuur en bos. Dat kadert dus ook in het ruimtelijk structuurplan.
Op 7 december 2001 werd door de toenmalige Vlaamse Regering beslist de afbakening in twee fasen te laten verlopen. In de eerste fase werd 86.500 hectare grote eenheden natuur afgebakend. Vervolgens werd door de Vlaamse Regering op 17 oktober 2003 beslist om de voorafname stop te zetten, en een gelijktijdige afbakening te doen, in overleg met de provincies, de gemeenten en de belangengroepen. Het gaat dus om een ge?ntegreerde en gebiedsgerichte ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos. Eerst gebeurt de globale ruimtelijke visievorming, en dan de afbakening.
Over de afbakening van heel wat deelgebieden bestaat tot op vandaag geen enkele discussie, en is er zelfs consensus. Dit zou trouwens de rechtszekerheid van heel wat eigenaars en gebruikers bevorderen indien die zaken prioritair zouden worden afgebakend. In het RSV werd 750.000 hectare beloofd aan de landbouw, om een voorbeeld te noemen. Over zeker twee derde hiervan bestaat er op het terrein geen enkele discussie. De snelle afbakening van die 500.000, 550.000 of 600.000 hectare zou dus geen enkel probleem mogen vormen, mijnheer de minister.
Wat is de stand van zaken in de afbakening? Zult u in het afbakeningsproces rekening houden met de adviezen die worden uitgebracht door de diverse gemeentebesturen? Kunt u zich akkoord verklaren om gebieden waarover geen discussie bestaat, onmiddellijk af te bakenen? Wanneer verwacht u te kunnen overgaan tot een definitieve afbakening?
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de minister, er wordt niet alleen over 750.000 hectare agrarisch gebied, 38.000 hectare natuurgebied en 10.000 hectare bosgebied gesproken, maar in het regeerakkoord staat natuurlijk ook 7000 hectare industrieterrein. Mijnheer de minister, ik weet heel goed dat de taart moet gebakken worden vooraleer we onze welvaart kunnen uitdelen. Het is absoluut nodig om die 7000 hectare industrieterreinen te vinden. We hebben vanmorgen in de commissie voor Economie daar ook een discussie over gehad omdat in de begrotingscontrole het budget voor de aanleg en creatie van industrieterreinen wordt teruggeschroefd. Dat is geen beleidskeuze, maar een noodzakelijkheid omwille van de procedurele vertraging in de aanleg van industrieterreinen. Ik weet dat het ook een bekommernis is van u, mijnheer de minister.
Binnenkort maken we een VLAO, een Vlaams Ondernemingsloket, voor mensen die willen starten met een nieuwe onderneming. Het zou leuk zijn dat ontwikkelaars, gemeentebesturen of GOM´s die een industrieterrein willen aanleggen, ook één loket zouden hebben om zicht te hebben op de procedures en een samenspraak te kunnen organiseren voor een snellere aanleg ervan. Het is al een calvarietocht om gepaste gronden te vinden. Een keer die zijn gevonden, volgt een tweede calvarietocht om de nodige vergunningen te krijgen waarbij sommige administraties van de Vlaamse overheid elkaar stokken in de wielen durven steken. Dit is niet altijd zo, maar spijtig genoeg gebeurt dit al eens.
Ik heb mijn vraag ook aan minister Moerman gesteld en ze zei dat ze er heel recent een discussie met de minister van Ruimtelijke Ordening over heeft gehad. Ze zei me dat ik u daarover eens moest aanspreken. Nu ben ik toevallig, drie uur later, in deze commissie en pak dus maar de koe bij de horens. Mijnheer de minister, is het mogelijk om tot een meer geco?rdineerd beleid te komen voor een versnelling van de realisatie van de terreinen waar er een maatschappelijk draagvlak is bij de lokale besturen en de buurtbewoners en er geen slag wordt geleverd tussen verschillende Vlaamse administraties bij het effectief realiseren van een industrieterrein?
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb er vorige maanden al allusie op gemaakt: ik zou zeer graag hebben dat als men een plan maakt en al die hectaren vastlegt, het geen strak jacket wordt. De ene vraagt grond voor de landbouw, de ander vraagt iets anders. Als die gronden vastgelegd zijn, is dat voor een zeer lange periode. Indien er op een bepaald moment nood is aan grond voor bouwen, industrie of landbouw, dan moet het mogelijk zijn dit voorwaardelijk te wijzigen. Ik vraag dus dat het niet te strak zou zijn.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst de context schetsen. Sinds de definitieve vaststelling van het RSV in 1997 - nogal wat leden zullen zich het historisch moment in de plenaire zitting herinneren wanneer we dit plan hebben goedgekeurd - is er door mijn administratie continu gewerkt aan de effectieve uitvoering van het RSV. Een team van meer dan 40 mensen is hier dagelijks mee bezig. Dit beleidskader bevat de langetermijnvisie voor een samenhangend en actiegericht ruimtelijk beleid in Vlaanderen. Het was een enorme mijlpaal na de wet op de stedenbouw van 1962 en het tot stand komen van de gewestplannen in de tweede helft van de jaren zeventig.
In het regeerakkoord 2004-2009 werd de uitvoeringstaak van het RSV uitdrukkelijk bevestigd, namelijk uitvoeren wat afgesproken was en dan kijken hoe het verder moet. Deze uitvoering is gericht op het realiseren van de gewenste ruimtelijke structuur en houdt veel meer in dan het afwerken van een lijst planningsopdrachten met als planningshorizon 2007. De langetermijnvisie die erin vervat zit, wordt gerealiseerd door het inzetten en toepassen van dit basisdocument op verschillende parallelle sporen. Ik geef een aantal voorbeelden. Het RSV biedt een duurzaam afwegingskader voor de ruimteaanspraken van de diverse maatschappelijke activiteiten én het is de motor achter de uitvoering van een hele reeks planningsprocessen, die rechtstreeks uit de bindende bepalingen van het RSV voortvloeien in functie van de gewenste ruimtelijke structuur. Uit de vraagstelling blijkt heel mooi dat er aandacht moet zijn voor landbouw, voor bos en groen, voor bedrijventerreinen. Het enige wat ontbrak, was aandacht voor woningen en toerisme. Er zijn dus heel wat ruimteclaimers die we proberen te bevredigen in een breed en vooral duurzaam afwegingskader.
Ik heb de administratie een lijst gevraagd met betrekking tot de gewestelijke RUP´s die in voorbereiding zijn om u een idee te geven waar men mee bezig is. Mevrouw Schauvliege, het gaat over een immense opdracht.
In tegenstelling met vroeger - ik verwijs naar het mislukken van het verhaal van de groene hoofdstructuur Vlaanderen, waarvan sommige getuigen hier aanwezig zijn - gaan we zeer behoedzaam te werk, met enorm veel overleg en communicatie. Men kan soms de vraag stellen of het niet te veel is, maar wat mij betreft beter te veel dan te weinig omdat dat nadien tot een gebrek aan maatschappelijk draagvlak leidt waardoor planningsprocessen falen. Dit maken we vandaag mee bij sommige stedelijke afbakeningsprocessen. In Leuven bijvoorbeeld stokt de boel omdat een van de belangrijkste partijen weigert aan tafel te zitten. Op een bepaald moment zullen we zelf manu militari moeten optreden.
Er zijn nu dus heel wat uitvoeringsplannen in voorbereiding, in procedure of reeds goedgekeurd. U zult op basis van de lijst die ik ronddeel, kunnen opmaken dat er ingezet wordt op elk van de structuurbepalende componenten. Er wordt werk gemaakt van de afbakeningsprocessen van groot- en regionaalstedelijke gebieden. U hebt terecht verwezen naar een aantal processen die afgerond zijn, processen die in openbaar onderzoek zijn, zoals de stedelijke afbakening van Gent, en processen die eerstdaags op de regering komen zoals bijvoorbeeld Mechelen.
Ik heb reeds bij de bespreking van de beleidsnota gesteld dat het om een dominospel gaat waarvan de blokjes stilaan beginnen te vallen. Op een bepaald moment komt daarin een versnelling. Het is de kunst om ervoor te zorgen dat er geen enkel steentje ontbreekt.
We zijn daarnaast ook bezig met strategische stedelijke projecten, met de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur en met reservaties voor lijninfrastructuur en leidingen. Dit alles klinkt misschien banaal, maar bijvoorbeeld tijdens de laatste vergadering van de Vlaamse Regering waren er drie gewestelijke RUP´s voor leidingstraten en die zijn economisch enorm belangrijk. We zijn bezig met ruimte voor regionale bedrijventerreinen, met gewestelijke RUP´s voor historisch gegroeide bedrijven, met het invullen van de behoefte aan recreatie zoals de Nieuwe Golf in Koksijde, met openbare voorzieningen, met windturbines, enzovoort. Aan planningsopdrachten is er dus geen gebrek.
Voor de bedrijventerreinen bedroeg de taakstelling 7000 hectare. In het licht van de subsidiariteit komt dat neer op 4200 hectare voor het Vlaamse Gewest. Minister Moerman kan u de volledige opsomming geven van de projecten waarmee we bezig zijn. We zullen erin slagen om de 4200 hectare tegen 2007 te realiseren, op voorwaarde dat we daarin gesteund worden door de lokale overheden.
Het ENA-verhaal (Economisch Netwerk Albertkanaal) is een mooi voorbeeld van hoe we het dubbel van het aantal geselecteerde hectaren hadden voorgesteld, maar dat aantal uiteindelijk, omwille van lokale protesten, bijna gehalveerd werd. We zijn daar nu bezig met ongeveer 700 hectare aan bedrijventerreinen.
In bijna alle provincies zijn we bezig met bedrijventerreinen, maar ik benadruk dat de kracht van de uitvoering van het RSV ligt in de gelijktijdige aanpak. Heel wat bedrijventerreinen worden daarom opgenomen in de afbakeningsprocessen van de stedelijke gebieden. Uiteindelijk zullen we via GRUP´s uitvoering geven aan de allocatie van bedrijventerreinen.
Het RSV fungeert ook als toetsingskader voor een hele reeks planningsprocessen op gewestelijk niveau, ge?nitieerd door problematieken die een dringende oplossing behoeven, zoals de introductie van het planologische attest waardoor de bedrijven eindelijk de mogelijkheid krijgen om zelf het initiatief in handen te nemen en niet langer te worden geconfronteerd met de lethargie van gemeentebesturen. Bij het afleveren van een gunstig planologisch attest wordt vanzelfsprekend een uitvoeringsproject opgestart.
Het RSV heeft ook als toetsingskader gefungeerd bij de begeleiding en de goedkeuring van de vijf provinciale ruimtelijke structuurplannen. Die oefening mag vooral niet worden onderschat. Onze vijf provincies beschikken nu over een provinciaal ruimtelijk structuurplan. Ondertussen zijn er al meer dan vijftig definitief goedgekeurde gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen. Ook op dit vlak is echt een versnelling merkbaar, want heel wat gemeentebesturen bevinden zich in de laatste rechte lijn. Deze ochtend had ik nog een gesprek met de directeur-generaal over wat ik in deze commissie heb beloofd bij de verlenging van de termijn voor de gemeentebesturen. De enquête is ondertussen gebeurd en wordt verwerkt. Als de resultaten bekend zijn, zal ik ze meedelen aan de commissie zodat we weten hoe we de achterblijvers kunnen oppikken en welke initiatieven we daartoe kunnen nemen. Vijf provinciale en vijftig gemeentelijke structuurplannen wijzen erop dat de zaak niet altijd negatief bekeken hoeft te worden.
Het RSV wordt ook dagelijks gebruikt bij de advisering en het goedkeuringstoezicht op gemeentelijke BPA´s, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en vooral op provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. De provincies zijn eindelijk ook in overdrive gegaan om via PRUP´s bedrijventerreinen af te bakenen. In de provincie Antwerpen is ongeveer 250 hectare in PRUP´s vervat. Ook West-Vlaanderen is zeer goed bezig en ook daar is een tempoversnelling merkbaar.
Het RSV is vanzelfsprekend ook richtinggevend voor een ge?ntegreerde aanpak bij de advisering door het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening van sectorale beleidsplannen, zoals bijvoorbeeld het Mobiliteitsplan Vlaanderen, de streekplannen en het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie.
De doorwerking van het RSV is dus veel ruimer dan het louter opmaken van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het zou het RSV onrecht doen als we de evaluatie ervan zouden beperken tot de evaluatie van de RUP´s. De samenhangende langetermijnvisie die in het RSV vervat zit, moet doorwerken via verschillende sporen.
Een sterke inzet op de uitvoering van het RSV mag echter niet beletten dat er nu reeds nagedacht wordt over een aangepast beleidsplan voor de periode na 2007. Het zou verkeerd zijn om enkel voort te werken aan het RSV tot het klaar is om daarna over een tweede RSV te denken. We moeten al onze krachten inzetten om het bestaande RSV uit te werken, maar het is echt noodzakelijk om simultaan ook na te denken over wat, hoe, wanneer, waar en door wie er een bijsturing moet gebeuren. Dit debat is trouwens volop bezig.
Binnen de logica van de structuurplanning als dynamisch en continu proces, moet de langetermijnvisie immers constant verfijnd en verder uitgewerkt worden, om een antwoord te kunnen bieden op tal van nieuwe ruimtebehoeften, in relatie tot de maatschappelijke dynamiek. Zo is minister Bourgeois gestart met een onderzoek naar de noodzaak aan meer recreatieve voorzieningen. U weet dat in de ruimtebalans de beschikbare hectaren bijna uitgeput zijn. Daarom willen we de bijkomende noden wetenschappelijk onderbouwen. Zo werden er reeds onderzoeken gedaan op vlak van de logistiek, de kantorenmarkt en de grootschalige kleinhandel. Een ander voorbeeld is de A19, die met onze nieuwe minister president meer dan ooit in beeld is. Ook het doortrekken van de Liefkenshoektunnel naar de E17 blijft een permanente vraag van een deel van de economische wereld, maar er is ook weerstand. Als we beslissen om iets te doen, moet het worden opgenomen in het RSV, want wat niet wordt opgenomen, kan niet worden uitgevoerd.
Het denkspoor om tegelijkertijd te werken aan de verdere uitvoering van het RSV en aan de voorbereiding van een evaluatie en herziening wordt tevens bevestigd in het regeerakkoord.
Het lijkt het me aangewezen om een kort overzicht te geven van de stappen die reeds gezet werden door de vorige Vlaamse Regering. In het Zomerakkoord van 21 juni 2002 werd beslist om de evaluatie en de herziening van het RSV gefaseerd aan te pakken op basis van drie sporen.
Het eerste spoor was een partiële herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, die we doorgevoerd hebben in 2003 en waarbij een aantal dringende knelpunten werden opgelost met betrekking tot de taakstelling voor wonen en bedrijvigheid. Die eerste herziening is bijna naadloos verlopen, maar had natuurlijk een enorme impact. Er werd immers beslist dat de zonevreemde bedrijven in de ruimtebalans niet afgetrokken werden van de 7.000 hectare nieuwe bedrijventerreinen. Dat was geen sinecure.
In het licht van het tweede spoor werd beslist om een algemene evaluatie op te maken van het RSV. Het doel was om oplossingen te bieden voor gedetecteerde knelpunten, zij het binnen het kader van de bestaande basisdoelstellingen, ruimtelijke principes en de visie van het RSV. De resultaten van deze analyse werden in de eerste helft van 2003 voorgelegd aan alle collega ministers. Deze oefening gaf geen aanleiding tot de opmaak van een bijgesteld document, aangezien de meeste knelpunten opgevangen konden worden binnen de flexibiliteit die geboden wordt door het RSV. De missing links vormden een uitzondering, maar een dergelijk debat moet worden gevoerd in het licht van een tweede RSV met een veel bredere visie.
Mevrouw Schauvliege, zoals u ongetwijfeld weet, bekijken we Vlaanderen als een onderdeel van Noord-West-Europa, terwijl het eerste RSV zeer strak gericht was op Vlaanderen zelf. Nu bekijken we Vlaanderen als een component van een ruimtelijke omgeving. Het debat werd gestimuleerd door een Europese ministerraad over ruimtelijke planning in Rotterdam. Daar werd de Europese interactie op ruimtelijk vlak benadrukt. We bekijken Vlaanderen dus niet als een puntje op de wereldkaart.
Het derde spoor voorzag in een volledige evaluatie en de opmaak van een nieuw beleidsdocument. Het regeerakkoord bouwt hierop voort door te stellen dat een evaluatie en een tijdige herziening van het RSV zal worden voorbereid. De werknaam van dit ruimtelijk structuurplan is RSV 2020, en sluit aan bij de Europese afspraak om 2020 als planhorizon te gebruiken in de verschillende lidstaten.
Op dit ogenblik bereiden we een nota voor, die binnenkort opnieuw wordt voorgelegd aan de administratie om een laatste inspraakronde te organiseren. Binnen twee of drie weken wordt de nota voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Als tussenstap naar dit herziene document, zullen alle reeds bestaande bouwstenen van de evaluatie bijeengebracht worden en waar nodig aangevuld met specifieke bijkomende onderzoeken.
Ter aanvulling van interne evaluatieoefeningen heb ik vorig jaar een externe studie laten opmaken om zicht te krijgen op alle relevante wetenschappelijke inzichten in verband met toekomstige ontwikkelingen, trends en uitdagingen voor het ruimtelijk beleid. Voor alle betrokken beleidsvelden werd aan deskundige wetenschappers gevraagd om deel te nemen.
In het eindrapport worden een aantal relevante ruimtelijke ontwikkelingen gesignaleerd. Er is een steeds verdere uitwaaiering van stedelijke fragmenten, waardoor de grens tussen stedelijk gebied en landelijk gebied dreigt te vervagen. De enorme impact van poorten - lucht- en zeehavens - reikt steeds verder, en er ontstaan nieuwe havengebonden ontwikkelingen - denk maar aan de logistieke ontwikkelingen - op interessante achterlandlocaties. Bedrijven vragen goed bereikbare plaatsen, op korte afstand van de stedelijke activiteit. Dus ook daar is herevaluatie nodig.
De dynamiek in landelijke gebieden in Vlaanderen is zeer verscheiden, waardoor de nood aan een vernieuwde betekenis voor het landelijk gebied en een aangepast plattelandsbeleid in een sterk verstedelijkte context vergroot. Ook deze gebieden kennen een belangrijke economische dynamiek. Ik verwijs naar een interessant debat dat we in de commissie hebben gevoerd over de ontwikkelingen in Zeeland. We stellen vast dat de gesloten visie op het landelijk gebied compleet verkeerd is. Ook Nederland, dat qua planning vooroploopt, neemt een bocht en gaat opnieuw naar een meer gediversifieerde invulling van de landelijke gebieden.
Een andere opmerking in dit eindrapport was dat water sterker sturend wordt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Wie de voorbije jaren de ontwikkelingen op het terrein heeft gevolgd, zal zich meer dan ooit bewust zijn van deze problematiek. Tot slot is en blijft automobiliteit zeer sturend. Ook daar is er werk voor het verder ontwikkelen van een visie op openbaar vervoer, die wordt ge?ntegreerd in een aantal gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
De conclusie van de studie is dat het RSV een bruikbaar kader blijft voor het ruimtelijk beleid op korte, maar ook op lange termijn. Uit de bevraging van de wetenschappers blijkt duidelijk dat de basisdoelstellingen en de ruimtelijke principes, evenals de visie van het RSV, uitdrukkelijk niet in vraag worden gesteld. We beschikken over een oerdegelijk document. Laten we dat operationeel maken en uitvoeren. Dat wordt ook bevestigd door de resultaten van de interne evaluatieoefeningen die gemaakt werden door mijn administratie.
In de externe studie worden een reeks aanbevelingen gedaan om de implementatie ervan te optimaliseren. Zo moet er een beleidsmatig antwoord komen op de gesignaleerde ruimtelijke ontwikkelingen. De begrippen stedelijkheid en landelijkheid moeten vertaald worden naar de specifieke Vlaamse context, en moeten een heldere invulling krijgen. De ruimtelijke afweging van de sectorale ruimtebehoeften moet een meer geco?rdineerde en ge?ntegreerde plaats krijgen in het planningsproces.
De in de studie gesignaleerde ruimtelijke ontwikkelingen en de bijhorende onderzoeks- en beleidsvragen zullen vanzelfsprekend meegenomen worden in het kader van het project RSV 2020. Het is de bedoeling lessen te trekken uit de uitvoering van het huidige RSV, te kijken waar de uitvoering nog niet is voltooid, en vooral te leren deze processen sneller te doorlopen - wat vandaag stilaan begint te lukken.
Het voortdurend bijsturen van de uitvoering is inherent verbonden aan de logica van structuurplanning als dynamisch en continu proces, en past perfect in het verder inzetten op de uitvoering van het RSV. Er is reeds een lang traject afgelegd in de evaluatie van het huidige RSV. Ik denk dat dit een belangrijke tussenstap is in de voorbereiding van het RSV 2020, zonder dat we de dynamiek en het versneld uitvoeren van het RSV in gevaar brengen.
De vorige Vlaamse Regering heeft op 17 oktober 2003 beslist om de tweede fase van het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur versneld op te starten volgens een nieuwe methodiek. We zijn volop bezig met de implementatie. Op dit ogenblik werken we met een systeem met 15 buitengebiedregio´s.
Op 17 december 2004 heeft de nieuwe Vlaamse- Regering het verloop van het proces geëvalueerd en een timing vastgelegd. Het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur voor de pilootregio Kust Polders-Westhoek en een voorstel van uitvoeringsprogramma werd op 12 mei 2005 in Brugge voorgesteld aan de betrokken gemeenten, provincie en belangengroepen.
Gemeenten, provincies en belangengroepen krijgen tot 15 juni 2005 de tijd om een schriftelijk advies uit te brengen. Ik heb aan de strategische stuurgroep voor het afbakeningsproces gevraagd alle opmerkingen te bundelen en mij begin juli 2005, samen met het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en het uitvoeringsprogramma, een advies over te maken. Op basis van dit voorstel en de adviezen zal mijn administratie de opdracht krijgen de noodzakelijke uitvoeringsacties voor te bereiden. Voor de andere pilootregio Haspengouw-Voeren geldt hetzelfde.
De tweede reeks buitengebiedregio´s zijn Hageland, Neteland en Veldgebied Brugge Meetjesland. Deze processen werden opgestart in het begin van dit jaar. In de eerste fase van het proces, de verkenningsfase, werd aan gemeenten, provincies en belangengroepen gevraagd input te leveren voor het proces. Deze informatie wordt gebundeld in een verkenningsnota. Deze verkenningsfase wordt afgerond met een presentatie van de verkenningsnota in de eerste helft van juni 2005. Alle partners in het proces krijgen hierna de mogelijkheid om te reageren op deze nota. Op basis van deze reacties wordt nagegaan over welke gebieden verdere verduidelijking vereist is, of waarvoor bi- of multilateraal overleg moet worden opgestart.
Mijnheer de voorzitter, ik heb in mijn schriftelijk antwoord de timing voor alle pilootregio´s opgenomen. Ik zal dit aan het commissiesecretariaat bezorgen.
Het spreekt voor zich dat we waar mogelijk rekening houden met de adviezen van de gemeentebesturen. Dat is het verschil tussen de manier waarop we nu werken en de eerste fase, die bijna gedicteerd werd vanuit een bepaalde administratie en tot heel wat frustratie op het terrein heeft geleid. We proberen, in consensus, met alle betrokkenen samen te werken. Van sommige lokale besturen en partners krijg ik nu het verwijt dat het te snel gaat, en dat ze moeite hebben het tempo te volgen.
De minister-president en ikzelf hebben het engagement opgenomen om er onverkort mee voort te gaan. Het is de vraag hoe we dat praktisch aanpakken op het moment dat we een visie hebben.
Mijnheer Verfaillie, u hebt terecht gesteld dat twee derde van het in de gewestplannen aangeduide agrarische gebied niet ter discussie staat. We zoeken naar een systeem van herbevestiging, zowel voor de 750.000 hectare agrarisch gebied, als voor de afspraken over 38.000 hectare natuurgebied en 10.000 hectare bosgebied. Hiervoor moeten we vanzelfsprekend wel RUP´s maken, maar het is de afspraak dat het gelijktijdig zal gebeuren.
Ik heb aan de Vlaamse Regering een voorstel gedaan over de manier waarop we dat vertalen in beslissingen van de Vlaamse Regering. Er lagen vier scenario´s voor. Ik heb voorgesteld om één van die scenario´s te volgen. Het is de afspraak dat de Vlaamse Regering op 3 juni 2005 zich hierover uitspreekt, zodat duidelijk wordt op welke manier we tot besluitvorming komen en een planningsproces afronden.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, het was zeer nuttig om de stand van zaken te vernemen. Ik ben blij dat u verwijst naar het regeerakkoord, waarin de nadruk wordt gelegd op de uitvoering van het eerste ruimtelijk structuurplan. Zoals ik in mijn inleiding heb gezegd, en zoals u hebt verwerkt in uw antwoord, wordt dit standpunt door velen ondersteund, zowel door het middenveld als de deskundigen. Zij komen tot de conclusie dat de principes van het eerste Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen overeind blijven, zowel op korte als op middellange termijn.
Mijnheer de minister, u zegt dat we vooral focussen op de structuurplannen, maar dat het ruimtelijk structuurplan veel ruimer is. Ik ben het met u eens, maar dat is een reden te meer om goed na te denken over specifieke instrumenten voor de evaluatie. We moeten ons ook dan niet enkel baseren op de structuurplannen. We hebben een mooi overzicht gekregen, maar ik vind het jammer dat de stand van zaken in de procedure niet vermeld staat.
Minister Dirk Van Mechelen: Mevrouw Schauvliege, het is mijn gewoonte om in elke beleidsbrief de stand van zaken per project weer te geven. In de beleidsbrief die ik in september 2005 zal indienen, zal de volledige stand van zaken en de timing tot 2007 staan. Ik heb enkel een idee willen geven van het aantal processen dat vandaag loopt. Ik vermeld één punt: de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Dat is een gigantisch proces. Ook de afbakening van de stedelijke gebieden Brugge en Sint-Niklaas is bijna klaar, en voor Oostende zijn we ver gevorderd. Ik denk dat we in de loop van dit jaar eindelijk een aantal dossiers kunnen afronden.
Ik heb altijd gezegd dat mijn opvolger er goed voor staat. Ik had niet voorzien mezelf op te volgen.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik blijf wel op mijn honger zitten over de vragen over de evaluatie. Hoe zult u dat aanpakken?
Minister Dirk Van Mechelen: Er is een voorbereidende nota gemaakt door de administratie, en ook mijn kabinet is er zeer intensief mee bezig. Deze twee teksten zijn versmolten tot één nota. Ik heb de nota deze morgen aan de directeur generaal gegeven.
Het is de bedoeling dat de administratie Ruimtelijke Planning (ARP), mijn partner voor dit werk, de kans krijgt zich grondig uit te spreken over deze nota. ARP moet zeggen of dit de goede aanpak is, zodat we akkoord gaan over de methodologie, de aanpak, de timing en de invalshoeken.
Als RSV 2020 een bijkomende component moet hebben, is het dat we Vlaanderen ruimtelijk moeten bekijken binnen Noord-West-Europa, als gevolg van de ministerraad in Rotterdam. Als we luchtkaarten en ruimtefoto´s van de fameuze vijfhoek bekijken, kunnen we bijna de vergelijking maken met grootstedelijke gebieden in Amerika. De toegevoegde waarde in RSV 2020 is dat we Vlaanderen bekijken in een Europese dimensie, plus een aantal bijstellingen die door alle sectoren gevraagd worden.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik ben blij dat u hebt gesproken over een verfijning en niet over een volledige herziening. Het is belangrijk dat we kunnen focussen op de grote principes die overeind blijven. Ik denk dat iedereen het ermee eens is dat er bijsturingen nodig zijn. Ik ben ervan overtuigd dat er geen draagvlak bestaat voor grondige wijzigingen.
Minister Dirk van Mechelen: Dat heb ik trouwens nooit aangekondigd. Bij de bespreking van de beleidsnota hebben we zeer duidelijk gezegd dat we dit zullen uitvoeren, en als het aan mij ligt, ook versneld. We moeten echter roeien met de riemen die we hebben.
De voorzitter: Het incident is gesloten.