Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 03/05/2005
Interpellatie van de heer Jef Tavernier tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het beleid ten aanzien van genetisch gemodificeerde landbouwgewassen in Vlaanderen
De voorzitter: Aan de orde is de interpellatie van de heer Tavernier tot de heer Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het beleid ten aanzien van genetisch gemodificeerde landbouwgewassen in Vlaanderen.
De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, de discussie over de GGOs is al een hele tijd aan de gang en is nog niet ten einde. Sommigen gebruiken de term genetisch gemodificeerde organismen, anderen verkiezen genetisch gemanipuleerde organismen. Europa heeft al enkele principile beslissingen genomen. Het Vlaams Parlement heeft vorig jaar bijna eenparig een resolutie goedgekeurd. We hebben ons daarbij niet principieel tegen GGOs uitgesproken. Sommige projecten moeten mogelijk zijn en er moet aan wetenschappelijk onderzoek kunnen worden gedaan, maar men moet ook oog hebben voor alle mogelijke gevolgen, niet alleen naar de milieu- en gezondheidsrisicos, maar ook naar kennisoverdracht, het betrekken van de derde wereld bij de mogelijkheden van de GGOs, enzovoort. Daarnaast moeten een aantal belangrijk randvoorwaarden worden vervuld. Mits aan al deze zaken voldaan is, zouden GGOs in Vlaanderen kunnen worden toegestaan.
Intussen zijn enkele Europese richtlijnen omgezet in Belgisch of Vlaams recht. Gezien onze staatsstructuur en de bevoegdheidsverdeling is ook dat weer niet zo simpel. De landbouwbevoegdheden zijn verdeeld over het federale en het Vlaamse niveau. Ik zal het natuurlijk vooral over de Vlaamse bevoegdheden hebben, mijnheer de minister-president. Landbouw is een gewestmaterie, maar we moeten waakzaam blijven voor alle aspecten.
De GGOs zijn weer in de actualiteit gekomen door twee ernstige incidenten. Er kwam 1.000 ton niet-toegelaten genetisch gemanipuleerde mas van het type Bt10 op de Europese markt. Dit type is niet alleen niet toegelaten, maar bovendien is het resistent voor antibiotica, een kenmerk dat verboden is in de EU. Dit type levert ook problemen op voor de opspoorbaarheid. De kenmerken zijn niet bekend en er zijn geen testkits. Een tweede incident deed zich voor in China. Er werd illegaal GGO-rijst geproduceerd waarvan we niet weten waar die terechtkwam. De productie was illegaal in die zin dat er geen toelating of garanties waren en dat de testkenmerken niet worden vrijgegeven. Dit is verontrustend. De rijst kan naar Belgi en/of Europa gexporteerd zijn.
Met deze gegevens voor ogen moeten we ons vragen stellen, niet alleen over de toelating voor bepaalde GGOs, maar ook over de gevolgen van eventuele productie. We moeten ons vragen stellen over de coxistentie en de objectieve aansprakelijkheid. Deze zaken vallen onder Vlaamse bevoegdheid.
Welke maatregelen heeft Belgi genomen ter uitvoering van de EU-richtlijn betreffende traceerbaarheid en etikettering? Op welke manier wordt dit gecontroleerd? Zijn die controles voldoende sluitend? Kunnen we de consument garanderen of hij al dan niet met GGO-vrij voedsel te maken heeft?
Welke maatregelen werden genomen om niet-geautoriseerde GGO-gewassen op te sporen? Bij niet-geautoriseerde GGOs ontbreken immers de testkits. Kunnen we ons grondgebied hiervoor afschermen, gezien de onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid van GGOs?
Als u zou overwegen de teelt van bepaalde GGO-gewassen toe te laten, hoever staat u dan met de afspraken en regels in verband met de coxistentie en de objectieve aansprakelijkheid? Zoals we normaal gezien vertrekken van het principe de vervuiler betaalt, zou het normaal zijn dat de tuinbouwer die GGO-vrije gewassen wil telen, niet besmet geraakt door GGO-teelt. Door ons beperkte landbouwareaal zal dit niet eenvoudig zijn.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, ik wil reageren omdat de heer Tavernier de GGOs afschildert als vervuilend en verwerpelijk. Ik zou het jammer vinden dat we GGOs volledig zouden weren. We mogen niet achterblijven op de huidige wetenschap en technologie. Als er kansen bestaan waar onze land- en tuinbouw wel bij zou varen, dan moeten we die kansen grijpen. Ik begrijp dat we rekening moeten houden met de bezorgdheden en dat er onderzoek moet gebeuren. Mijnheer de minister-president, ik wil u vragen om rekening te houden met de kansen van GGOs voor de land- en tuinbouw.
Als onderzoek aantoont dat GGOs op een bepaalde manier kunnen worden toegepast, dan vraag ik me af of we wel over vervuiling mogen spreken. Wie geen GGOs wil telen, zal wellicht invloed ondervinden van de GGO-teelt, maar dat geldt ook in omgekeerde richting. Hoe staat u hier tegenover, mijnheer de minister-president?
De voorzitter: Mijnheer Tavernier, heb ik u goed begrepen? Staat Groen! nog steeds achter de genuanceerde resolutie goedgekeurd door het Vlaams Parlement?
De heer Jef Tavernier: Ik vertrek van die resolutie. Ze dient als basis, maar ik heb natuurlijk oog voor de randvoorwaarden. Die zijn ontzettend belangrijk. Ik hou deze interpellatie naar aanleiding van die voorwaarden.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, ik kan de bezorgdheid van de heer Tavernier begrijpen. We moeten echter wel beseffen dat we de GGOs niet helemaal kunnen tegenhouden. We zullen in de toekomst in bepaalde omstandigheden niet meer zonder GGOs kunnen. Er is een evolutie aan de gang die ervoor zorgt dat GGOs een noodzaak worden.
We moeten eens een aantal zaken bespreken in deze commissie, zodat we iets hebben waarop we ons kunnen baseren Het is uiteraard moeilijk om over GGOs een decreet te maken, want dat zou om de paar jaar moeten worden aangepast.
We moeten niet te lang wachten met die bespreking, want we evolueren naar een situatie waarin we aan sancties moeten denken. We zullen bovendien specialisten in huis moeten halen, want wanneer we praten over GGOs, moeten we zeer technische kwesties behandelen. Misschien is er dus ook een hoorzitting nodig.
We zouden moeten kunnen komen tot een soort van reglement waarmee we een tijdje kunnen werken, zodat we het niet om de haverklap moeten aanpassen. Ik benadruk nog eens dat het geen gemakkelijke materie is.
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer Tavernier, de federale minister van Volksgezondheid is bevoegd voor de regelgeving en de bijbehorende controles op traceerbaarheid en etikettering. Ik heb dus geen zicht op het aantal controles en de resultaten daarvan.
De federale overheid is verantwoordelijk voor de procedure voor het erkennen van nieuwe GGO-gewassen, voor de controle op het gebruik van in Europa erkende GGOs en voor de etikettering. Ze baseert zich daarvoor op een Europese richtlijn.
De uitwerking van coxistentiemaatregelen geldt enkel voor reeds goedgekeurde gewassen. Dat is een landbouwaangelegenheid en behoort dus tot de Vlaamse bevoegdheden. Voor wat de controles op niet-geautoriseerde GGO-gewassen betreft, moet ik u doorverwijzen naar de bevoegde federale minister.
Ik begrijp uw bezorgdheid in verband met het recente voorval met betrekking tot de invoer uit de VS van in Europa niet-toegelaten genetisch gemanipuleerde mas, ondertussen bekend als Bt10. Deze kwestie werd vorige week besproken op de Europese Landbouwraad.
Blijkbaar is er bij de opslag in de VS een fout geslopen in de etikettering. Bt10-mas werd gelabeld als Bt11-mas. Deze laatste is wel toegelaten in Europa en de VS. Op die manier is Bt10-mas in de productie terechtgekomen.
Sinds de oogst van 2001 is er dus illegale Bt10-mas uitgevoerd naar Europa als Bt11-mas, waardoor de problemen ontstaan zijn. Een fractie van wat sinds de oogst van 2001 als legaal gezaaide en geoogste Bt11-mas is gelabeld, is dus eigenlijk illegale Bt10-mas.
Dit werd eind 2004 ontdekt door Syngenta via het volgen van een nieuw controleprocd. Syngenta heeft de Amerikaanse autoriteiten op de hoogte gebracht. De Europese Commissie werd eind maart 2005 genformeerd. Een bijkomend probleem is dat een antibioticaresistentiegen dat als merker in het GGO was ingebracht, in Europa verboden is op basis van een advies van de Europese voedselautoriteit. Voor de VS gaat het alleen maar over een probleem van illegale cultuur. Voor Europa is het probleem groter, omdat er een GGO werd ingevoerd dat een bedreiging vormt voor de veiligheid van de voedselketen.
In het permanent comit voor de veiligheid van de voedselketen werd reeds een beschikking goedgekeurd waarin werd beslist over te gaan tot een verhoogde controle bij de invoer van Bt11-mas uit de VS en te zorgen voor een continue monitoring door elke Europese lidstaat van alle op de interne markt aanwezige afgeleide producten van Bt11-mas.
Opvallend is dat dit voorval op de ministerraad niet heeft geleid tot een inhoudelijke discussie over het al dan niet toelaten van GGOs. Alle lidstaten blijven zich scharen achter de vroeger genomen beslissingen van de EU in verband met de introductie van GGOs.
Uw vraag of het opportuun is GGOs ook toe te laten op Vlaams grondgebied is eigenlijk zonder voorwerp. We hebben reeds in oktober 2004 in deze commissie een verzoekschrift daarover behandeld van de heer Vanderborght. Wat er toen werd gezegd, blijft nog steeds gelden.
Europese richtlijn 2001/18 van 12 maart 2001 over de doelbewuste introductie van GGOs heeft betrekking op de milieu- en gezondheidsaspecten en de risicos verbonden aan het in het milieu of op de markt brengen van GGOs. De richtlijn moest tegen oktober 2002 door de lidstaten in regelgeving worden omgezet. De federale regering heeft dat pas na een aanmaning gedaan via een KB van eind 2004.
Via dat KB werd het aanleggen van veldproeven ter erkenning van nieuwe GGOs en het in de handel brengen van GGOs geregeld. De etikettering werd reeds vroeger geregeld. De voorwaarden om onze grenzen open te stellen voor GGO-producten zijn dus vervuld. Die producten staan ondertussen in de winkels. Vlaanderen is dus niet meer GGO-vrij te houden.
In verband met de teelt van GGO-gewassen in Vlaanderen wordt de Europese visie gevolgd. We hanteren daarbij een aantal uitgangspunten die terug te vinden zijn in een resolutie van het Vlaams Parlement van 3 maart 2004. Het eerste uitgangspunt is dat er coxistentiemaatregelen moeten worden uitgewerkt die boeren de vrije keuze laten. Het tweede is dat de beoordeling moet gebeuren door wetenschappers van verschillende disciplines. Het derde is dat er bij de erkenningsprocedure voldoende openheid en transparantie moet zijn ten aanzien van het brede publiek.
Of de introductie van GGO-gewassen in Vlaanderen een hoge vlucht zal nemen, is een andere vraag. Dat hangt immers vooral af van de houding van de consument en van het economisch rendement voor de landbouwers. Indien genetisch gemanipuleerde mas wordt ontwikkeld die aangepast is aan ons klimaat en die resistent is tegen de maswortelboorder, is een snelle introductie niet uitgesloten. Het alternatief is immers een zware chemische behandeling of een ruime vruchtwisseling die vooral kleinere melkveehouders in problemen brengt.
Op dit ogenblik bereiden we een voorontwerp van decreet voor. Dat zal nog voor de zomer ter goedkeuring worden voorgelegd op de Vlaamse ministerraad. In het najaar zal het ontwerp van decreet dan aan het parlement ter bespreking worden voorgelegd.
Er wordt nu overleg gepleegd met de sector van de biotechnologie, met de milieusector en met de landbouworganisaties. De bedoeling daarvan is te weten komen hoe GGOs en niet-GGOs naast elkaar kunnen worden geteeld. Er werden bovendien al gesprekken gevoerd met Walloni. Er worden ook contacten gelegd met Nederland en Frankrijk.
Het uitwerken van een objectieve aansprakelijkheidsregeling waarbij het ook nog haalbaar is om GGOs te zaaien, is een knelpunt. Wegens het vrij verkeer van GGO-gewassen en -producten in ons land is het bepalen van de aansprakelijkheid niet gemakkelijk. Denk daarbij onder andere aan de aanwezigheid van zeehavens. Vandaar dat er overleg wordt gepleegd met de buurlanden. We volgen uiteraard ook eventuele bijkomende richtlijnen van Europa.
Mijnheer Callens, u hebt verwezen naar de moeilijkheid van het weren van GGOs uit de voedselketen en uit Vlaanderen. Ik ga helemaal akkoord met u. U hebt voorgesteld om een hoorzitting te organiseren. Het parlement moet die al dan niet organiseren. Ik wil met mijn kabinet zeker een bijdrage leveren indien die hoorzitting er komt. Voor het overige sluit ik me aan bij de realistische taal van mevrouw Rombouts. We moeten de problematiek op een correcte manier inschatten. Het is inderdaad niet zinvol om termen als vies en vuil te gebruiken.
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Een deel van mijn interpellatie heeft inderdaad betrekking op federale bevoegdheden. Ik vind het wel belangrijk dat u als Vlaams minister van landbouw een zicht hebt op de controles en de resultaten daarvan. Dat u niet over die cijfers beschikt, vind ik eigenaardig.
We moeten een onderscheid maken tussen GGO-producten en de teelt van GGO-gewassen. Etikettering en traceerbaarheid hebben te maken met de GGO-producten. Het is inderdaad aan de consument om een keuze te maken.
Zeggen dat de vervuiler moet betalen, heeft te maken met een intentieproces. Objectief gezien gaat het echter over de vraag wie aansprakelijk is. Wie aansprakelijk is, moet uiteindelijk ook echt aansprakelijk kunnen worden gesteld. Er moeten dus regels voor komen die zo duidelijk mogelijk zijn.
Ik leid uit uw antwoord af dat het opstellen van regels in verband met deze kwestie niet eenvoudig is. Indien het wel eenvoudig zou zijn, zou er nu al lang een ontwerp van decreet geweest zijn. U hebt vermeld dat er in het najaar een ontwerp van decreet zal worden voorgelegd.
Ik vind niet dat onderzoek in laboratoria onmogelijk moet worden gemaakt. Ik hoop echter altijd dat dergelijk onderzoek zich concentreert op de aspecten die belangrijk zijn voor de voedselvoorziening, en dingen die noodzakelijk zijn, in de plaats te zoeken naar oplossingen die vooral interessant zijn voor de producenten van GGO-zaad en bijbehorende herbiciden of pesticiden, zodat dezelfde firma twee of drie keer langs de kassa kan passeren.
Het is nu moeilijk regelgeving te ontwikkelen, maar dat was het ook op het einde van de vorige legislatuur, toen ik minister van Landbouw was. De richtlijnen waren toen trouwens nog maar pas goedgekeurd. Ik beweer dus niet dat u nalatig bent en ik smijt ook niet met stenen. Ik weet uit ervaring dat het moeilijk is om het juiste evenwicht te vinden.
In verband met de aansprakelijkheid gaat het over wie wat betaalt op welk ogenblik. Dat is geen eenvoudige kwestie.
Ik zal een motie indienen naar aanleiding van deze interpellatie.
Minister-president Yves Leterme: We hebben uitgeschreven voorontwerpen van decreet liggen in verband met de coxistentie. We zullen dus in het najaar een tekst voorleggen aan het parlement.
De verzekerbaarheid van de aansprakelijkheid in verband met GGOs is een bijzonder moeilijke kwestie. De verzekeringsmaatschappijen spreken over een zo goed als onmogelijke hindernis.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: We kennen allemaal de win-winsituatie. In deze kwestie zouden we moeten kunnen komen tot een win-win-winsituatie. De eerste win heeft betrekking op de consument die via het systeem van GGOs betere en gezondere producten zou kunnen kopen. De tweede win heeft betrekking op de landbouwers die via GGO-gewassen zouden moeten kunnen komen tot een grotere productiviteit en een betere kwaliteit. De laatste win zou van toepassing moeten zijn op het milieu, in die zin dat er misschien minder schadelijke producten moeten worden gebruikt indien GGO-gewassen worden geteeld.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kondig ook een motie aan.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Tavernier en door mevrouw Rombouts werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.