Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 26/04/2005
Vraag om uitleg van de heer Jean-Marie Dedecker tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de beslissing van het gemeentebestuur van Bredene om gratis theoretische rijopleidingen aan te bieden
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Dedecker tot de heer Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de beslissing van het gemeentebestuur van Bredene om gratis theoretische rijopleidingen aan te bieden.
De heer Dedecker heeft het woord.
De heer Jean-Marie Dedecker: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tussen december 2001 en april 2003 hebben de Vlaamse Regering, het provinciaal en het lokaal bestuursniveau een kerntakendebat gevoerd. Daaruit kwam naar voren dat er een duidelijke verdeling moet zijn van bevoegdheden en taken tussen de drie rechtstreeks verkozen overheidsniveaus in Vlaanderen: de Vlaamse overheid, de provincies en de gemeenten.
Ik citeer uit de algemene afspraken: 'Deze taakverdeling over de drie bestuursniveaus kan niet los gezien worden van een kritische reflectie op het huidig overheidsoptreden. Dit betekent dat tegelijkertijd werd afgewogen welke taken nog door de overheid moeten worden opgenomen of wat nog van publiek belang is. De overheid moet niet langer alles zelf willen doen. Door deze reflectie kunnen de verschillende bestuursniveaus terugtreden tot hun essentiële overheidsopdrachten.'
Deze prachtige boodschap is blijkbaar nog altijd niet doorgedrongen tot sommige gemeentebesturen. Er is duidelijk nog nood aan een verduidelijking. Mijnheer Maes, collega uit Bredene, u moet zich niet geviseerd voelen, maar ik neem het voorbeeld van Bredene dat theoretische rijopleidingen wil organiseren. Als argument geeft het bestuur aan dat de opleidingen die de privé-rijscholen aanbieden te duur zouden zijn.
Omwille van minstens twee redenen is dit onaanvaardbaar. Het gemeentebestuur treedt op het terrein van de privé-sector. Onze maatschappij huldigt nog altijd het principe dat wat de privé-sector kan doen, niet door de overheid moet worden gedaan want zo bezondigt men zich aan oneerlijke concurrentie. Het is gemakkelijk concurrentie te voeren met overheidsmiddelen. Bovendien worden de kosten voor de theoretische rijopleidingen uiteraard doorgerekend aan de belastingbetaler en niet aan de gebruiker van de dienst, denk maar aan het gratis-verhaal.
Ik wil mijn vraag niet beperken tot rijopleidingen: ik kan steden aanhalen die zelf restaurants uitbaten of aan fietsverhuur doen. Er is een stad die vorig jaar 40.000 fietsen heeft verhuurd, of beter: gratis ter beschikking heeft gesteld. Dat is een winstderving voor de twaalf fietsverhuurbedrijven in die gemeente.
Het gaat nog verder. Bij iemand is er het prachtig idee ontsproten om een strijkdienst op te richten. De gemeenten springen daar onmiddellijk op en laten hun OCMW-dienst ook een strijkdienst oprichten, gratis, terwijl de persoon die met het bedrijf is begonnen, al 120 mensen in dienst heeft. De overheid begint zo met concurrentie. Voor mij niet gelaten, maar dan moeten de gemeenten ook zwijgen over hun kosten. De burgemeester van Veurne hier naast mij heeft een prachtig dossier liggen over de Elia-heffing. Ik hoor alle gemeenten klagen dat ze gebrek hebben aan middelen, dat ze de belasting moeten verhogen, dat ze zelfs het elektriciteitsverbruik moeten belasten. Ik zie nu dat ze op het terrein van de privé-sector komen met onder meer rijscholen.
Er was ooit sprake van om de rijscholen onder de bevoegdheid Onderwijs te plaatsen, maar dat is niet gebeurd. De gemeente geeft niet zomaar rijlessen. De wet over de rijscholen is nog maar in werking vanaf 11 mei 2004 en tegen 2006 moeten de rijscholen aan de voorwaarden voldoen. Rijscholen moeten voor theoretische rijlessen aan verschillende voorwaarden voldoen. Iedere vestigingseenheid moet beschikken over een door de minister of zijn gemachtigde goedgekeurd lokaal. Deze lokalen moeten plaats geven aan minstens tien leerlingen, uitgerust zijn voor visuele voorstellingen en in overeenstemming zijn met de hygiënische bepalingen voor de voor het publiek toegankelijke lokalen. Ze moeten beschikken over borden en didactische thema's voor de onderwezen stof, over maquettes van de belangrijke onderdelen van motorvoertuigen zoals het remsysteem, de schakeling, de lichten enzovoort. De rijscholen moeten voorts beschikken over de bijgewerkte reglementering, computers voor meerkeuzevragen en dergelijke meer. Ik praat nog alleen maar over de theoretische les. De rijscholen moeten hierin investeren. Nu krijgen ze concurrentie van de overheid. Het is gemakkelijk voor de overheid om hierin te investeren, ze kan de kosten doorrekenen. Ik praat nog niet over praktische rijlessen, waarvoor men over oefenterreinen moet beschikken.
Er zijn in ons land 210 privé-rijscholen met 2.500 mensen in dienst. De erkenning van de mensen die in deze sector werken, is ook belangrijk. Er worden eisen gesteld zoals beroepsbekwaamheid, het jaarlijks volgen van een opleiding en toezicht op kwaliteit. De instructeur moet een theoretische opleiding hebben gekregen van theorie-instructeurs die houder zijn van een instructietoelating.
Ik wil niet zozeer de rijscholen verdedigen; ik wil het probleem opentrekken door de vraag te stellen of de overheid in activiteiten moet investeren terwijl de privé-onderneming een prachtig adequaat aanbod biedt. Ik heb het wat moeilijk met het gratis-communisme, het collectivistisch verhaal, dat gebaseerd is op het alibi van kansarmoede. Wie zal bepalen wie in aanmerking komt om van iets te genieten omwille van kansarmoede? Wordt dat opnieuw een nattevingerpolitiek, een subjectief gegeven? Komt een zoon uit een arbeidersgezin met zeven kinderen in aanmerking onder het argument kansarmoede, of beoogt men kinderen van leefloners of leefloners zelf? Ik vernam graag van u, mijnheer de minister, wat u hierover denkt.
Behoren dergelijke opdrachten tot de kerntaken van de gemeenten die daar dan overheidsgeld voor gebruiken? Valt dit dan niet onder de controlebevoegdheid van Onderwijs of kunnen we dit niet bij dit bevoegdheidsdomein onderbrengen? Er is momenteel een inflatie van het overnemen van activiteiten die goed draaien in de privé-sector en niet veel kosten. Er is nu een debat aan de gang over de rijscholen.
Ik heb hier een tekst bij waaruit ik zal citeren: 'In Nederland is er een nieuwe rijopleiding in stappen die sinds enkele maanden is geïntroduceerd en verbluffende resultaten boekt: 75 percent van alle leerling-chauffeurs slaagt voor een examen. De leerling doet vier examens en valt niet meer door de mand. In België kijken mobiliteitsminister Landuyt en de federatie van beroepsautorijscholen vol bewondering naar de nieuwe Nederlandse rijopleiding, alleen kost die wel dubbel zoveel als een opleiding met begeleiding in ons land.'
We moeten een keuze maken en de overheid moet klaar en duidelijk zeggen wat ze wil. Moeten we de gemeenten concurrentie blijven laten aandoen aan de privé-sector die een degelijke privé-opleiding aflevert?
De voorzitter: De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik dank de heer Dedecker voor zijn vraag, die veel verder gaat dan enkel Bredene: ze gaat over de taken die een lokale overheid kan opnemen.
Het goedkoper maken van het theoretisch onderricht door rijonderricht te geven op school is een idee dat geregeld de kop opsteekt, net zoals het rijbewijs met strafpunten Er zijn daaromtrent enkele initiatieven genomen, maar het is bij een idee gebleven dat amper in de praktijk is omgezet. Het gemeentebestuur van Bredene, waar ik deel van uitmaak, heeft via een brochure waarin de jongeren wegwijs worden gemaakt in het behalen van het rijbewijs, vastgesteld dat het halen van het rijbewijs via commerciële rijscholen voor veel jongeren een te dure zaak is. De kostprijs van een rijopleiding betekent voor veel jongeren onmiskenbaar een te hoge drempel voor het behalen van het rijbewijs.
Het is zeer toevallig dat vanmiddag op het nieuws te horen was dat de consumentenorganisatie Test-Aankoop heeft vastgesteld dat er heel wat overtredingen zijn in de rijscholen en dat ze naar de Raad voor de Mededinging stapt. Test-Aankoop zegt dat er inbreuken zijn, dat er geen tariefbekendmakingen zijn, dat er dossierkosten worden aangerekend, dat er bedenkelijke reclame wordt gevoerd en dat de rijscholen duur zijn. Op 500 rijscholen in Vlaanderen zijn er 102 doorgelicht. Ze vallen door de mand. In onze kritiek dat de commerciële rijopleidingen duur zijn, staan we helemaal niet alleen.
Het idee om theoretisch rijonderricht te geven in het laatste jaar van het secundair onderwijs is daarop een reactie. Sommige scholen, zoals een aantal VTI's in West-Vlaanderen en ook het Koninklijk Technisch Atheneum van Oostende, hebben rijscholen opgericht in de vorm van een vzw, precies om hun leerlingen goedkopere rijopleidingen te kunnen aanbieden. Het idee van rijlessen in de eindtermen van de derde graad secundair onderwijs blijft echter in de meeste scholen dode letter. Het gemeentebestuur van Bredene heeft ten aanzien van de jongeren zijn verantwoordelijkheid opgenomen en heeft dat met zoveel woorden in het jeugdwerkbeleidsplan vastgelegd. Het geeft de nodige ondersteuning door het organiseren van theoretische rijlessen, en geen praktische, ter voorbereiding op het theoretisch examen.
De heer Dedecker schuwt de overdrijving niet en beschuldigt ons bestuur van verregaand collectivisme. Er is inderdaad een verschil tussen de visie van het Bredens gemeentebestuur en die van de heer Dedecker, en gelukkig maar, want we zouden ons niet gelukkig voelen mochten we dezelfde visie delen, vooral dan over de rol van de overheid en in het bijzonder van de lokale overheid. Als ik de heer Dedecker mag geloven, moeten de besturen zich onthouden van elke activiteit die concurrentie kan betekenen voor commerciële activiteiten. Ons zwembad en sportcentrum betekenen concurrentie voor Sunparks in De Haan en de vele fitnesscentra, dus sluiten die boel. Onze gemeentelijke sociale dienst betekent misschien concurrentie voor zakenkantoren en advocaten, dus afschaffen die gemeentelijke sociale dienst. De bibliotheek zorgt ervoor dat er minder boeken, cd's en kranten worden verkocht want ze kunnen immers gratis of goedkoop worden uitgeleend of gelezen in de bibliotheek, dus sluiten die boel. Culturele activiteiten, georganiseerd door de gemeentebesturen betekent concurrentie voor bijvoorbeeld The Night of the Proms of Clouseau in het Sportpaleis, dus ook afschaffen. Woningen worden goedkoper aangeboden door een sociaal verhuurkantoor en dat betekent concurrentie met de privé-sector, dus laten we het sociaal verhuurkantoor afbouwen. Naast de kinderopvang die wordt georganiseerd door de gemeenten en OCMW's, zijn er ook particuliere initiatieven. Mogen de lokale overheden nog kinderopvang organiseren? Hetzelfde geldt voor bejaardenvoorzieningen. Ons OCMW-rusthuis is beter en goedkoper dan de privé-rusthuizen in de buurt. Moeten we de deuren sluiten? (Opmerkingen van de heer Jean-Marie Dedecker)
Laat u me even uitspreken, mijnheer Dedecker.
Moeten de bedeling van warme maaltijden en de poetsdienst van het OCMW ook worden afgeschaft omdat ze concurrentie aandoen aan traiteurs, restaurants en poetsfirma's? Zo zou ik tal van voorbeelden kunnen aanhalen waarin de overheid in concurrentie gaat met het privé-initiatief.
De heer Dedecker wil dat de rol van het gemeentebestuur beperkt wordt tot het afleveren van identiteitskaarten, het voltrekken van huwelijken - al wordt dat in Amerika ook al door de privé- sector gedaan - en het afleveren van milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen, voor zover die volgens hem al nodig zijn. Er blijkt dus een fundamenteel verschil te zijn tussen onze visie en die van de heer Dedecker.
Wij immers geloven in een zorgzame overheid, die noden bij de bevolking detecteert, en eraan probeert tegemoet te komen. We geloven in een overheid die door initiatieven zoals gratis rijlessen, gratis lessen Spaans aan senioren, en dergelijke de lasten doet verlagen. De heer Dedecker heeft het vaak over lastenverlaging. Welnu, directe verlaging van lasten beantwoordt precies aan wat met lastenverlaging wordt bedoeld. De heer Dedecker gelooft echter alleen in belastingverlaging, die vooral de rijken ten goede komt. (Opmerkingen van de heer Jean-Marie Dedecker)
Het Bredense gemeentebestuur staat achter de stelling van minister Keulen over lokale autonomie. Het zal dus verder gratis theoretische rijlessen organiseren. Dat past immers perfect in de beleidsvisie van de Bredense meerderheid. Ik hoop trouwens dat alle gemeentebesturen ons voorbeeld volgen.
Als de Vlaamse overheid deze taak van ons overneemt door het theoretisch rijonderricht effectief op te nemen in het lessenpakket van het laatste jaar secundair onderwijs, dan wordt het initiatief van ons bestuur, waarvan een eerste sessie met veertig inschrijvingen onmiddellijk volzet was, en waarvan we reeds met een tweede sessie begonnen zijn, uiteraard overbodig. Tot nader order doen we echter verder. De mensen betalen belastingen en krijgen daar veel voor terug dat zichtbaar is. Ze zien waarvoor ze betalen. Dat dat in goede aarde valt, blijkt ook uit de krachtverhoudingen in Bredene, waar de meerderheid 60 percent van de kiezers achter zich heeft.
Tot daar onze visie op de initiatieven van de lokale overheden, als antwoord op de visie van de heer Dedecker.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, collega's, er is een analogie tussen deze vraag en het debat over de lokale autonomie. Hoe we het ook draaien of keren, op lokaal vlak bestaat de ruimte om de dienstverlening te organiseren zo breed als men dat ziet. De zogenaamde hogere overheden hebben een aantal wettelijke opdrachten gegeven aan de lokale besturen, maar daarbuiten bepalen die zelf hoe ver ze willen gaan.
Mijnheer Dedecker, in het kerntakendebat werd gezocht naar wat het beste op welk niveau kan worden georganiseerd. Daar werd een akkoord over opgesteld, waarin gestipuleerd werd dat de idee van de subsidiariteit zo veel mogelijk gerespecteerd moet worden. Alles moet gedaan worden op het niveau dat daar het meest voor geschikt is en dat het dichtst bij de mensen staat.
Hoe ver of hoe breed daarin wordt gegaan, moet lokaal bepaald worden. In elk geval moet de gemeenteraad er zijn fiat voor geven. Verder velt de kiezer een ultiem oordeel, naargelang hij die dienstverlening apprecieert dan wel afkeurt.
De hogere overheid of de bevoegde minister hebben over alles een uitgesproken mening, maar kunnen die niet zomaar meedelen. Het ambt prevaleert. We moeten de lokale autonomie en de ruimte voor lokaal maatwerk en initiatieven respecteren, zolang de beslissingen die daarbij worden genomen niet strijdig zijn met de op dat ogenblik geldende wetgeving.
Ik krijg hier vaak vragen over. We moeten goed weten in welke hoedanigheid het binnenlands bestuur en het zogenaamde toezicht functioneren. We oefenen een wettigheidstoezicht uit, en daarbij hoort geen interpretatie van de minister. Het gaat om het handhaven van de wet. We doen dus niet aan opportuniteitstoezicht. Of iets al dan niet zinvol is, moet op lokaal vlak bepaald worden. Ik moet er gewoon voor zorgen dat wat gebeurt, de toets van de wettelijkheid kan doorstaan. Daarmee houdt mijn rol dan op. Ik probeer me daar altijd aan te houden, wat ook mijn plicht is.
Vanaf het lopende schooljaar 2004-2005 behoort het verwerven van de kennis die nodig is als voorbereiding op het theoretisch rijexamen categorie B, tot de eindtermen van het onderwijs. Het is opgenomen in de vakoverschrijdende eindtermen van de derde graad van het secundair onderwijs. Die eindterm moet gehaald worden in het schooljaar 2005-2006. Vanaf dan zal de voorbereiding op het theoretisch rijexamen sowieso kosteloos worden aangeboden, maar dan via het onderwijs. Daarnaast zijn er de privé-rijscholen en een aantal organisaties uit het middenveld die reeds de theoretische rijopleiding aanbieden, al dan niet gratis.
Ik wijs nogmaals op de lokale autonomie en democratie. Als overheid oefenen we een wettigheidstoezicht uit, en geen opportuniteitstoezicht. Ik probeer niet me daarachter weg te steken; het is de norm die ik in al mijn optredens moet hanteren. De lokale overheden moeten bepalen hoe breed ze hun opdracht invullen.
De voorzitter: De heer Dedecker heeft het woord.
De heer Jean-Marie Dedecker: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uiteenzetting. Ik merk echter op dat we dan beter in het decreet de volgende zin zouden schrappen: 'Door deze reflectie kunnen de verschillende bestuursniveaus terugtreden tot hun essentiële overheidsopdrachten.'
Verder zou ik nog even dieper willen ingaan op de kwestie van de kostprijs. Mijnheer de schepen van Bredene, de rijlessen zijn niet beperkt tot privé-ondernemingen. De KWB, de grootste keten van katholieke organisaties, geeft ook die lessen. Ik weet niet wat leren rijden te maken heeft met katholiek, socialist of liberaal zijn, maar tot daar. (Opmerkingen van de voorzitter/Gelach)
In Wallonië is dit in handen van de socialistische mutualiteiten onder de naam Drive Mut. Daar bieden ze theoretische lespakketten aan van 25 euro. Als de gemeente zich dan nog geroepen voelt om de lessen te organiseren zodat de mensen die 25 euro kunnen uitsparen, dan is het wel ver gekomen. De mensen die rijlessen volgen, kopen straks een auto. Voor die prijs hebben ze waarschijnlijk zelfs geen tweedehandse reserveband van vijf jaar oud. Als dat bedrag dus een belemmering is om auto te kunnen rijden, dan is het ver gekomen.
De herverdeling van inkomsten gebeurt in dit land nog altijd door middel van belastingen. Met veel spijt in het hart moet ik vaststellen dat we nog steeds tot de koplopers in de wereld behoren, en zeker koploper zijn in Europa, al hebben we de lasten al laten zakken van 48,7 naar 48,1 percent. De heer Verfaillie zal die gegevens wel in twijfel trekken, maar we mogen hier toch een beetje fier op zijn. Als we al die dingen moeten onttrekken aan de privé-sector, die lessen aanbiedt aan 25 euro per uur, en belastinggeld moeten gebruiken om dat te doen, dan gaan we aan onze taken voorbij.
Vooral met het alibi van kansarmoede heb ik het moeilijk. We moeten de discussie ook niet belachelijk maken, want het gaat niet om zwembaden, en het is uiteraard niet omdat er privé- wegen zijn dat de overheid zich niet moet bezighouden met de aanleg van wegen, enzovoort. Er is echter een wildgroei van zulke dingen, en de gemeenten moeten daar maar eens over nadenken.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Dedecker, u verwees naar een decreet, maar dat is nog geen decreet. Het gaat om een bestuursakkoord. Omtrent de kerntaken is nooit een decretaal initiatief genomen, en er is dus geen wettelijke basis.
De dienstverlening van de 308 Vlaamse gemeenten is heel uiteenlopend. In de ene gemeente is ze heel uitgebreid, in de andere beperkter. Dat is nu eenmaal de uitvoering van de lokale autonomie. De gemeenteraad geeft zijn fiat aan dat beleid, als democratisch draagvlak. Het laatste woord is uiteindelijk aan de kiezer. Dat is de essentie van de democratie.
De heer Jean-Marie Dedecker: Maar is dit geen discriminatie? Met scholen is het anders. Wie in Gistel woont, kan in Oostende naar school. Dat is gratis. Is het geen discriminatie dat een overheid deze vorm van rijopleiding aanbiedt voor mensen van de gemeente, zij het in sommige gevallen alleen als het kansarmen zijn of als ze een partijkaart hebben, terwijl anderen worden uitgesloten? Moeten dan ook niet de kansarmen van een andere gemeente worden toegelaten?
De heer Norbert De Batselier: Mijnheer Dedecker, dat is geen discriminatie. In uw redenering zou elke gemeente dezelfde belastingen moeten innen en dezelfde dienstverlening moeten aanbieden. Dit behoort tot de appreciatie van de gemeente. U noemt het collectivistisch, maar in mijn gemeente, die door een welbepaalde coalitie wordt bestuurd, vinden we bijvoorbeeld dat het voorzien in fuifzalen niet tot onze taak behoort en door de privé-sector kan gebeuren, terwijl een andere niet onbelangrijke gemeente, waarmee we overigens geregeld in de clinch gaan, geleid wordt door een iets blauwer gekleurde coalitie en toch het voorzien in fuifzalen rekent tot de taken van de overheid. Dat maakt iemand niet tot collectivist. Het heeft te maken met een samenhang van vele zaken, waarbij de ene het zo aanvoelt, en de andere anders.
De heer Jean-Marie Dedecker: Dat is een kwestie van infrastructuur, wat iets anders is.
De heer Norbert De Batselier: De vergelijking gaat wel degelijk op, want er zijn ook mensen die zulke zalen commercieel uitbaten. De gemeente begeeft zich daarmee dus op het commerciële terrein.
De voorzitter: De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes: Mijnheer de voorzitter, collega's, we hebben dit initiatief genomen om ook kansarmen de gelegenheid te geven de lessen te volgen, maar dat betekent niet dat we de kansarmen gaan detecteren. Iedereen kan van de gratis lessen genieten, ook wie niet kansarm is.
De heer Joris Van Hauthem: Dus ook de zoon of dochter van iemand die heel welstellend is, kan ervan genieten?
De heer Jacky Maes: Ja, omdat we vinden dat wie belastingen betaalt, er ook van moet kunnen genieten. Kansarmen, die er niet de middelen voor hebben, krijgen hierdoor dus de kans de lessen te volgen, maar we vragen niet aan de kandidaten of ze wel kansarm zijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.