Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 14/04/2005
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het vervolg van het inventarisatieproject rond WO I-relicten in de Westhoek
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Sintobin tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het vervolg van het inventarisatieproject rond WO I-relicten in de Westhoek.
De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, ik wil u eerst en vooral bedanken omdat u in deze commissie ook vragen over de Westhoek toelaat. Dat is op zich al een belangrijk gegeven in de werkzaamheden van deze commissie.
Mijnheer de minister, in november 2002 ging het project 'Inventarisatie WO I-relicten in de Westhoek' van start. Het doel van het project was het inventariseren van alle materiële relicten in verband met de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek.
Het gaat om een snelinventaris op basis van een contextuele benadering die een gemotiveerde selectie van voor bescherming vatbare relicten mogelijk maakt.
Het project is een samenwerkingsverband tussen de provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Monumenten en Landschappen. De Vlaamse Gemeenschap draagt daarbij de loonkosten van twee personen en het provinciebestuur van West-Vlaanderen betaalt de werkingskosten en de huisvesting.
Na afloop van deze inventarisatie moet een database ter beschikking zijn waarin op een systematische manier alle oorlogsrelicten uit de Westhoek zijn verwerkt. Deze database zou dan via de website van Monumenten en Landschappen raadpleegbaar zijn. Tegen eind mei 2005 loopt de eerste fase van dit project ten einde. Er dringen zich hierbij mijns inziens enkele specifieke vragen op.
Is het inventarisatieproject inmiddels voorgesteld aan de minister? Welke procedures zullen worden gevolgd om de WO I-relicten in de Westhoek een beschermd statuut te geven? Verschillende mogelijkheden moeten worden afgewogen: klassieke bescherming, erfgoedlandschappen, werelderfgoed, decretale bescherming, provinciale RUP's, enzovoort. Voor welke optie zal de minister kiezen?
Zal er een nieuwe overeenkomst tussen de afdeling Monumenten en Landschappen en het provinciebestuur van West-Vlaanderen worden getekend om een vervolg op het realisatieproject te realiseren? Dit vervolg zou onder meer volgende taken kunnen inhouden: continu aanvullen van de database, verder wetenschappelijk onderzoek met als doelstelling de koppeling tussen het relict en het immateriële verhaal, een publicatie als standaardwerk, enzovoort.
Is de minister bereid om voor de realisatie van cultuurtoeristische projecten betreffende erfgoed samen te werken met Toerisme Vlaanderen? Kan er rond de ontsluiting van bepaalde sites van oorlogserfgoed geen actieplan worden opgesteld in samenwerking met de bevoegde Vlaamse minister voor Toerisme?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega's, we hebben enkele weken geleden naar aanleiding van een vraag om uitleg met betrekking tot de A19 al gedebatteerd over hoe het hiermee verder moet.
Het inventarisatieproject, dat inderdaad werd afgerond op 15 maart, werd op mijn kabinet besproken in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de provincie West-Vlaanderen en een vertegenwoordiger van mijn administratie. Meer specifiek werd op dit overleg het rapport 'Inventarisatie WO I-relicten in de Westhoek, een stand van zaken' besproken. Dit lijvige rapport van ongeveer 37 pagina's schetst onder meer een beeld van het project 'Oorlog en Vrede in de Westhoek'. Daarnaast biedt het document een overzicht van de verschillende types van relicten die zich situeren in de Westhoek zoals gedenktekens, begraafplaatsen, bunkers en andere schuilplaatsen.
Bij ons werkbezoek aan Ieper heeft de minister-president ons deze relicten getoond. Ze zijn inderdaad indrukwekkend en heel wat sites werden dan ook beschermd en gevaloriseerd. Deze studie schetst ook een duidelijk beeld van de mogelijkheden om dit erfgoed te beschermen en te beheren. De mogelijke beleidsmaatregelen situeren zich zowel op gewestelijk, op provinciaal als op gemeentelijk niveau. Binnen mijn administratie wordt momenteel nagegaan welke beschermende maatregelen zich in casu opdringen en wie daarvoor het initiatief moet nemen. Met andere woorden: het rapport is binnen en nu start het eigenlijke beleidswerk.
Tijdens het overleg van 15 maart 2005 werden de verschillende mogelijkheden tot het voortzetten van deze opdrachten door de opdrachthouders geschetst. Momenteel wordt zowel op het niveau van de provincie West-Vlaanderen als dat van de Vlaamse overheid bekeken wat de verwachtingen en de beleidsopportuniteiten zijn van een eventuele voortzetting van deze opdracht. Wie goed geluisterd heeft, heeft gehoord dat ik nadrukkelijk in de voorwaardelijke wijs heb gesproken. Het spreekt voor zich dat afhankelijk van dit onderzoek zal worden nagegaan of een nieuwe overeenkomst tussen de afdeling Monumenten en Landschappen en het provinciebestuur van West-Vlaanderen aangewezen is. Ik wens me daar nu absoluut niet over uit te spreken. Dit zal onder meer het voorwerp uitmaken van de bespreking op de vervolgvergadering, die gepland is op 3 mei 2005. Dan zullen we nagaan hoever we ondertussen geraakt zijn.
Het spreekt voor zich dat ik me terdege bewust ben van de historische waarde van het betreffende gebied. De voorzitter zei me daarnet nog dat dit een zeer bijzonder gebied is, dat iets uitstraalt dat bijna van wereldniveau is. We moeten dan ook zeer zorgvuldig met een en ander omspringen. Dit onroerend erfgoed moet zijn juiste plaats krijgen binnen de maatschappij. Met andere woorden: enerzijds zijn we ons bewust van de historische waarde van het gebied, anderzijds zou een rechtlijnige bescherming, zonder enige aandacht voor andere ontwikkelingen en toekomstperspectieven, getuigen van een enggeestige en ongenuanceerde maatschappelijke visie. We moeten dus wikken en wegen. In die optiek heb ik overigens mijn beleidsnota Monumenten en Landschappen de ondertitel 'Zorgen voor morgen met respect voor het verleden' meegegeven. Dit is hier zeker op van toepassing. We moeten respect hebben voor het verleden maar we moeten ook zorgen voor morgen. De kritiek die ik las in De Morgen van gisteren, dat men steeds maar nieuwe bedrijventerreinen toelaat zonder enig onderzoek, vond ik dan ook vrij ongenuanceerd.
Volledig in dezelfde lijn ligt ook mijn antwoord op uw laatste deelvraag. De samenwerking met Toerisme Vlaanderen behoort zeker tot de mogelijkheden voor de ontsluiting van dit erfgoed. Dit is echt een conditio sine qua non. In functie daarvan werden door mijn administratie reeds contacten gelegd met Westtoer van de provincie West-Vlaanderen, die grote belangstelling heeft betoond voor dit erfgoed, onder meer in functie van de aanleg van fietsroutes. Ook de provincie West-Vlaanderen schat deze opportuniteit naar waarde. Er wordt in casu onder meer gedacht aan het ontwikkelen van thematische fietsroutes met betrekking tot het WO I-erfgoed.
Het is echter ook van groot belang om de erfgoedwaarde an sich te beschermen en ervoor te zorgen dat die erfgoedwaarde bij de toeristische ontsluiting van deze sites niet in het gedrang komt. Het is namelijk een mes dat aan twee kanten snijdt. Een aantal begraafplaatsen heeft immers vandaag reeds zeer sterk te lijden onder het toenemend aantal bezoekers. Kortom, ook wat dit aspect betreft is het maken van een afweging vooraf aangewezen: wat nemen we op in dergelijke toeristische routes en wat zou een overdreven druk veroorzaken op bepaalde zaken? Ik ben met de minister president gaan kijken naar enkele beschermde loopgraven en we hebben er ook door gewandeld. Als die loopgraven morgen echter massaal opengesteld zouden worden, dan verdwijnen ze. Het blijft dus wikken en wegen. Het rapport dateert van 15 maart. We nemen het au sérieux en bekijken het verder. Ik weet niet of het opportuun is om door te gaan en hoe. Dit moet blijken uit onderzoek van de administratie. In ieder geval zal dit zeker leiden tot verdere beleidsinitiatieven.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de minister, net als mevrouw Hermans daarnet ben ook ik zeer gecharmeerd door uw antwoord, al klinkt dat uit mijn mond natuurlijk wel anders. Ik wil de bewoners van de Westhoek nog zeggen dat, hoewel ze me misschien niet zullen geloven, iemand uit het Antwerpse heeft gezegd dat de Westhoek een erfgoed van wereldniveau is. Verder denk ik dat we ongetwijfeld in deze commissie, en zeker naar aanleiding van de eventuele doortrekking van de A19, nog zullen terugkomen op dit dossier.
Collega's, in het verleden heeft onze fractie enkele keren verwijten gekregen aangaande dit onderwerp, niet alleen in deze commissie maar ook op lokaal niveau. Met deze vraag om uitleg heb ik nogmaals ons respect voor het oorlogserfgoed uit Wereldoorlog I willen benadrukken.
De voorzitter: Volgens mij zou iedereen een keer per jaar eens een uurtje op zo'n begraafplaats moeten gaan staan om even na te denken. Dat is ongelooflijk verrijkend.
Het incident is gesloten.