Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 14/04/2005
Vraag om uitleg van de heer John Vrancken tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over zijn uitspraak in Het Belang van Limburg van 25 maart 2005 met betrekking tot de mogelijke financiële hulp voor de verdere uitbouw van het Mijnmuseum van Beringen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vrancken tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over zijn uitspraak in Het Belang van Limburg van 25 maart 2005 met betrekking tot de mogelijke financiële hulp voor de verdere uitbouw van het Mijnmuseum van Beringen.
De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de voorzitter, de aankondiging van het bezoek van de minister aan de mijnsite te Beringen in Het Belang van Limburg heeft me aangenaam verrast. Blijkbaar wil de minister Limburg de nodige aandacht schenken. In het artikel in Het Belang van Limburg staat immers te lezen dat de minister niet afkerig staat tegenover een subsidiëring van het Mijnmuseum in Beringen.
Het Mijnmuseum in Beringen is het verhaal van een moeilijke bevalling. De renovatiewerken aan de site zijn ongeveer 6 jaar geleden begonnen. Ondertussen zijn deze werken stilgelegd en ligt de site er vrij verlaten bij. De activering van het Mijnmuseum zal nog heel wat investeringsgeld vergen.
Volgens de Limburgse gedeputeerde voor Cultuur, de heer Claessens, heeft de minister nog geen toezeggingen gedaan. De heer Claessens heeft voorgesteld om 2 miljoen euro in het Mijnmuseum te investeren. Volgens hem is het principe een euro tegenover een euro voor het kabinet van de minister bespreekbaar.
Zoals de plannen er nu uitzien, zou het Mijnmuseum volgens de heer Claessens 7 miljoen euro kosten. In een brief aan de bestendige deputatie van de provincie Limburg van 19 januari 2005 heeft de Lisom een raming van de verdeling van de investeringen voor de uitbouw van het Mijnmuseum opgesteld. Deze investeringen hebben vooral betrekking op infrastructurele ingrepen aan het controlegebouw, de badzaal en de losvloer, op de uitbouw van de dispatching en op de ondergrondreconstructie onder de losvloer en de kolenwasserij II. Aangezien de raming van de beleidsdeputatie van 17 november 2004, ten bedrage van 9 miljoen euro, en de raming van de directie cultuur, ten bedrage van 7 miljoen euro, sterk van elkaar verschillen, heeft de Lisom twee architecten de opdracht gegeven een nieuw voorstel en een correcte kostenverdeling uit te werken. In dit nieuwe voorstel worden de investeringen op 13.404.484 euro geschat. Bovendien zou het provinciebestuur rekening moeten houden met een eenmalige investering in de museale presentatie ten bedrage van 1.697.085 euro. In totaal bedraagt het geraamde bedrag meer dan 15 miljoen euro. Dit is meer dan het dubbel van het bedrag van 7 miljoen euro waarvan de minister principieel bereid zou zijn om er de helft van te betalen.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de juiste raming van de investeringskosten voor de uitbouw van het Mijnmuseum, of hebt u zich op het door de heer Claessens vooropgesteld bedrag gebaseerd? Zou u nog steeds bereid zijn om een euro voor elke geïnvesteerde euro bij te dragen indien zou blijken dat de investeringskosten zowat 15 miljoen euro bedragen?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, ik wil me bij deze vraag om uitleg aansluiten. Ik volg al jarenlang de geschiedenis van de Limburgse reconversie en van het Mijnmuseum.
Deze ochtend heb ik contact opgenomen met het Limburgs provinciebestuur. Ik heb gevraagd over welke bedragen het nu eigenlijk gaat. De kostprijs van projecten blijkt in de praktijk immers vaak te schommelen. We hebben dit al eens meegemaakt met Herkenrode, een hefboomproject dat in de opdracht van de Lisom paste. De LRM had aanvankelijk een bijdrage van 32 miljoen euro in het vooruitzicht gesteld. Nu blijkt dat het slechts om 23 miljoen euro gaat. Er wordt met cijfers gejongleerd alsof we ons op een kermis bevinden.
De griffier van het Limburgs provinciebestuur heeft me deze ochtend verklaard dat de provincie van een investeringsbedrag van 9 miljoen euro uitgaat. Hierbij wordt een interessante werkhypothese gehanteerd. Veel mensen denken dat de Limburgers worden bevoordeeld. Dit is helemaal niet het geval. Premier Verhofstadt heeft ons indertijd de reconversiegelden toebedeeld. Ik vind het eigenlijk maar logisch dat het Limburgs geld in Limburg bleef. De Limburgers hebben er af en toe problemen mee dit geld op een zinvolle manier te besteden. Wat het Mijnmuseum betreft, heeft het provinciebestuur de optie verlaten om het zogenaamde casino in het concept van het museum te integreren. Het gaat hier niet om een goktent, maar om een soort cultuurtempel. Het stadsbestuur van Beringen is overigens van plan het gebouw volgende week voor 500.000 euro te kopen. Dit staat allemaal duidelijk te lezen in de nota's van de Limburgse provincieraad.
Ik wil hier nog naar een ander Limburgs project verwijzen. Oorspronkelijk had de Vlaamse Gemeenschap toegezegd het provinciaal Gallo-Romeins museum in Tongeren financieel te ondersteunen. Deze beslissing heeft misschien iets met de burgemeester van Tongeren te maken, ik wil me hier niet over uitspreken. De Vlaamse Gemeenschap zou vanuit een of ander fonds een half miljard frank in dit museum investeren. De conclusie van het verhaal is dat we dat geld nooit hebben gekregen. Uiteindelijk zijn hiervoor middelen van de LRM gebruikt. De vorige ministerpresident heeft nochtans ooit verklaard dat de overstap naar de LRM-middelen pas na het uitputten van alle reguliere middelen zou plaatsvinden.
Mijnheer de minister, kunt u ons een duidelijk bedrag geven? Is het bedrag van 9 miljoen euro realistisch? Hebt u al een overeenkomst met het provinciebestuur gesloten? Het provinciebestuur gaat ervan uit dat het, door middel van een PPS-constructie, LRM-middelen zal ontvangen. Het gaat er tevens van uit dat het EFRO-middelen, eigen provinciale middelen en middelen van de Vlaamse Gemeenschap zal kunnen aanwenden. Het zou ons ten zeerste verheugen eindelijk eens wat centen uit Brussel te ontvangen. Volgens de heer Vrancken gaat het om 15 miljoen euro. Volgens de recentste cijfers gaat het om 9 miljoen euro.
De heer John Vrancken: Mijnheer de minister, de vragen van de heer Peumans liggen in de lijn van de vragen die ik net heb gesteld. Over welk bedrag gaat het precies? Bent u nog steeds bereid een euro aan elke geïnvesteerde euro toe te voegen?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, voor ik de vragen van de vorige sprekers beantwoord, zou ik graag een voorafgaande bedenking formuleren. Het is duidelijk dat het provinciebestuur het allemaal nog niet goed weet. Blijkbaar wordt van mij verondersteld dat ik hier kan vertellen wat het provinciebestuur moeten weten.
Mijnheer Vrancken, uw vraag is op een niet al te heldere lezing van een persartikel gebaseerd. In dit artikel heeft de heer Claessens voorbarige conclusies uit zijn werkbezoek aan mijn kabinet getrokken. Bovendien heb ik in dit artikel niet verklaard dat ik niet afkerig tegenover een subsidiëring van het Mijnmuseum sta. Dat zijn woorden die de heer Claessens me in de mond legt.
De heer Claessens heeft op 22 maart 2005 mijn kabinet bezocht om het project Mijnmuseum Beringen voor te stellen. Een van mijn medewerkers heeft dit project met de gedeputeerde besproken. Mijn kabinet heeft met aandacht kennis genomen van het project. Om de juiste schaal en toedracht in te schatten, lijkt het me verstandig de site te bezoeken. Hoewel ik de deputatie nog geen bevestiging heb gestuurd en er nog geen datum is afgesproken, ben ik vast van plan dit bezoek af te leggen.
In verband met het financiële aspect van het project heeft mijn kabinet de gedeputeerde erop gewezen dat infrastructuurprojecten van dergelijke omvang enkel in het licht van de meerjarenbegroting kunnen worden geëvalueerd en dat er nog enkele andere dossiers op tafel liggen. De gedeputeerde heeft mijn kabinet enkel documentatie over het project bezorgd. Hij heeft nog geen enkele formele subsidieaanvraag ingediend. De ontvangen documentatie bevat trouwens geen duidelijk kostenplaatje. Dit laatste blijkt overigens ook uit de toespraken van de vorige sprekers. Mijn kabinet heeft de gedeputeerde transparante cijfers gevraagd.
De conclusie dat we dit project kunnen of zullen ondersteunen, is evenwel voorbarig. Aangezien ik nog geen aanvraag heb ontvangen en nog niet weet over welke bedragen het gaat, wil ik me hier niet over uitspreken. Voor mij zijn alle dossiers bespreekbaar. Het principe een euro tegenover elke geïnvesteerde euro te stellen, is zeker en vast geen formeel engagement of formele regel.
Wat mij betreft, bevindt dit hele dossier zich nog in een pril stadium. Het is nog niet rijp voor een formele beslissing.
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Ik wil de minister danken voor zijn verhelderend antwoord. De verscheidenheid aan informatie en aan gehanteerde bedragen die het grote publiek langs de pers bereiken, maken de situatie alvast niet duidelijker. Ik ben zeer verbaasd dat het artikel in Het Belang van Limburg niet klopt. Blijkbaar heeft de minister nog geen toezeggingen gedaan. Er staat bijgevolg nog steeds geen project op stapel om het Mijnmuseum uit de grond te stampen. De site zal er voorlopig verloederd bij blijven liggen.
Ik kan enkel vaststellen dat de Limburgers weer eens stiefmoederlijk worden behandeld. Met deze opmerking viseer ik niet de minister, maar er is wel opnieuw een ballonnetje opgelaten waarna we weer eens op onze honger blijven zitten.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik vind dat u een duidelijk antwoord hebt gegeven. Ik moet voor de Limburgse belangen opkomen. Dit doet me denken aan de actuele vraag die ik gisteren over de GIMV heb gesteld. Een politieke partij lanceert een idee. Iedereen denkt dat het dik in orde is, maar later blijkt evenwel dat er niets in orde is. Heeft de gedeputeerde tijdens zijn bezoek eigenlijk nog andere dossiers met u besproken?
Minister Bert Anciaux: Ik was toen niet aanwezig. Voor zover ik weet, is tijdens zijn bezoek enkel over het Mijnmuseum gesproken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.