Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 14/04/2005
Vraag om uitleg van de heer Mark Demesmaeker tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financin en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de afbakening van het stedelijk gebied rond Brussel en de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in dat gebied
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Demesmaeker tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financin en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de afbakening van het stedelijk gebied rond Brussel en de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in dat gebied.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, deze vraag is ingegeven door de bezorgdheid van veel mensen en organisaties over de toekomst van de Vlaamse rand rond Brussel. De druk van verdere verstedelijking, de verbrusseling en dus verfransing van de Vlaamse rand baart heel veel mensen zorgen.
De Vlaamse overheid wilde tot nu toe altijd de fysieke uitbreiding van Brussel beperken, en de Vlaamse identiteit versterken door het aanleggen van de groene gordel en het investeren in cultuur.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt dat in de ruimtelijke planning de stedelijke gebieden in Vlaanderen geselecteerd en afgebakend worden, en dat binnen die gebieden een specifiek stedelijkgebiedbeleid gevoerd moet worden, waarbij ontwikkeling, concentratie en verdichting de uitgangspunten zijn, maar steeds met respect voor de draagkracht van het betrokken stedelijk gebied.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen selecteert de diverse stedelijke gebieden en voert een indeling in categorien in. Afhankelijk van de categorie waartoe het stedelijk gebied behoort, is een andere overheid bevoegd voor de afbakening. Voor grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden is dat de Vlaamse overheid, weliswaar in overleg met de betrokken bestuursniveaus.
Buitenbeentje daarbij is het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt hierover het volgende: In de gemeenten gelegen rond het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vinden ontwikkelingen plaats die maken dat hier een stedelijk gebied tot stand is gekomen. Omwille van het stedelijk karakter in delen van deze gemeenten, en vanuit de wenselijkheid om het stedelijk karakter ervan in het ruimtelijk beleid te continueren, vormen delen van deze gemeenten het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel.
Het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel bestaat aldus uit delen van 15 gemeenten in de rand rond Brussel. In het RSV staat verder: In de delen van deze gemeenten waar de zogenaamde groene gordel aanwezig is, wordt een buitengebiedbeleid gevoerd.
Het RSV vermeldt wel dat deze opsomming slechts indicatief is. In het kader van het afbakeningsproces is het dus mogelijk dat deze gemeenten of delen van deze gemeenten niet in het stedelijk gebied worden opgenomen. Ook het omgekeerde is mogelijk, als ze direct aansluiten bij dat stedelijk gebied.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vermeldt verder een aantal gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. Belangrijk hierbij is wel dat het RSV de specificiteit en het belang van het gebied erkent: Dit gebied is zo belangrijk voor Vlaanderen dat het op Vlaams niveau wordt geselecteerd en er, naast de afbakening, ook gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voor worden vastgelegd. Daarbij wordt erkend dat hier specifieke sociaal-economische omstandigheden werkzaam zijn die invloed hebben op de ruimtelijke ontwikkelingen. En ook: De gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel kan niet worden bereikt door de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke gebieden, noch deze voor het buitengebied, ongenuanceerd toe te passen. Dit gebied vereist eigen gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven. Dat is de kern van de zaak. We kunnen niet genoeg benadrukken dat het gebied een eigen, op maat gesneden aanpak vereist.
Inmiddels zijn de afbakeningsprocessen gestart, ook op Vlaams niveau. Wat de afbakening van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel betreft, lezen wij op de webstek van de administratie, www.ruimtelijkeordening.be: In het najaar van 2004 zal een studie beginnen naar de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. Doel van de opdracht: in nauw overleg met alle betrokkenen een voorstel van afbakening voorbereiden. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de troeven van dit gebied, zoals de groene gordel, de mogelijkheden tot herstructurering, verdichting, sanering en hergebruik, met oog voor bedrijvigheid en woningen en de luchthaven van Zaventem.
Inmiddels heeft de Vlaamse Regering op 7 oktober 2004 het provinciaal ruimtelijk structuurplan van de provincie Vlaams Brabant goedgekeurd, en is het ook in werking getreden. Ook dit structuurplan bevat een aantal elementen waarmee ongetwijfeld rekening gehouden moet worden bij de afbakening van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel.
Ik verwijs onder meer naar een passage waarin de provincie een aantal ontwikkelingsperspectieven vooropstelt die ze wenst te hanteren in de besprekingen omtrent het afbakeningsproces van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. Belangrijk daarbij is dat ook de provincie wijst op de specificiteit van de situatie van dat stedelijk gebied.
Mijnheer de minister, wat is de huidige stand van zaken van het afbakeningsproces van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel? Welke overheden en andere instanties of groepen die zich bezighouden met samenlevingsopbouw worden erbij betrokken? Hoe worden de gemeenten die geheel of gedeeltelijk in het gebied liggen, geconsulteerd?
Is de studieopdracht over de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, waarvoor de start gepland was in het najaar van 2004, inmiddels afgerond? Wat zijn de conclusies? Wat is de stand van zaken? Is alles openbaar? Wat is de vooropgestelde timing voor het verdere afbakeningsproces?
Zowel in het structuurplan Vlaanderen als in het goedgekeurde structuurplan van de provincie, wordt de nadruk gelegd op het eigen karakter van het gebied en de noodzaak om gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven vast te leggen, waarbij onder meer het maximale behoud van de onbebouwde ruimte, de zogenaamde groene gordel, essentieel is. Bestemmingswijzigingen van zachte naar harde functies kunnen niet of slechts in zeer beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden mogelijk zijn. Binnen het gebied zelf, dat een gedifferentieerde ontwikkeling heeft gekend, zijn een gedifferentieerde aanpak en benadering nodig.
Mijnheer de minister, onderschrijft u deze benadering? Hoe zal het verder op het terrein worden geconcretiseerd?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer Demesmaeker, u hebt uitvoerig gewezen op de context van de beleidsuitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Als we praten over gedifferentieerde ontwikkeling en gedifferentieerde aanpak en benadering, gaat het over vakjargon uit het RSV, maar de vraag is wat op het terrein gebeurt.
In het beleidsveld ruimtelijke ordening ressorteren dertien stedelijke gebieden onder de planningsbevoegdheid van de Vlaamse overheid. Voor deze stedelijke gebieden wordt een breed overleg gezocht, om te komen tot een evenwichtig ruimtelijk programma voor stedelijke ontwikkeling, gekoppeld aan de discussie over de afbakening van het stedelijk gebied.
Voor een aantal stedelijke gebieden heeft het overleg geleid tot de opmaak en de definitieve vaststelling van de stedelijke afbakening en de definitieve vaststelling van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, wat het operationeel maken is van de visie die in de stedelijke afbakening is vervat. De twee processen lopen bijna altijd simultaan.
Het overlegproces voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel het dertiende van de 13 op te starten stedelijke gebieden is opgestart in het najaar van 2004. Mijnheer Demesmaeker, u hebt verwezen naar de studieopdracht over de ondersteunende externe bijstand die de Vlaamse administratie Ruimtelijke Ordening heeft gewenst. De opdracht is gegund op 1 november 2004 en is toevertrouwd aan een consortium bestaande uit Studiegroep Omgeving, Aeolus, O2 consult, Tritel en Idea-consult.
De opgave omvat het studiewerk voor de voorbereiding van adequate inhoudelijke opties voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Tevens voorziet de opdracht in professionele ondersteuning bij het voeren van overleg met alle relevante partners, vandaar dat ook O2-consult in het consortium is opgenomen. De gunning gebeurde op 1 november 2004.
Als gemeenten betrokken worden bij een afbakeningsproces, gaat het niet over de administratieve grenzen van de gemeente. Het is mogelijk dat delen van de gemeente worden opgenomen in de stedelijke afbakening. De kennismakingsronde met de 15 initieel betrokken gemeenten en de bestendige deputatie van de provincie Vlaams-Brabant, vond plaats tijdens de maand december 2004. De voorbereiding van het inhoudelijk voorbereidend onderzoek gebeurde in de maanden januari en februari 2005. In de loop van maart 2005 werden een aantal workshops met experts en specifieke actoren georganiseerd over specifieke inhoudelijke themas. Medio maart 2005 werd ook een procesnota opgesteld over de beschrijving van het procesverloop en vooral over de aandachtspunten van de gemeenten en de provincie. Het document is opgesteld door O2-consult en telt 23 bladzijden. De eerste vergadering van de stuurgroep werd gehouden op 13 april. Hiervoor werden de betrokken Vlaamse administraties uitgenodigd.
Er zijn visiemomenten met gemeenten en andere belangrijke actoren gepland voor eind april 2005. Er is een eerste bilateraal overleg met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 18 april. Er zijn twee visiemomenten met de gemeenten en de bestendige deputatie op 25 en 26 april. Alles is dus op kruissnelheid. Er is ook een visiemoment met de andere actoren gepland op 28 april. We verwachten dat de eerste fase van het overlegproces in juni 2005 wordt afgerond, en leidt tot een voortgangsrapport.
Er wordt dus werk van gemaakt, men er is volop mee bezig. Te gepasten tijde zal worden teruggekoppeld naar de Vlaamse Regering ik verwacht kort na het zomerreces. Meestal wordt via het systeem van mededelingen, die openbaar zijn, een stand van zaken gerapporteerd aan de regering.
Uit mijn opsomming blijkt dat het overleg heel breed wordt opgevat. In de eerste plaats wordt overleg gepleegd met de vijftien betrokken gemeenten, waarmee een kennismakingsronde heeft plaatsgevonden. Enerzijds geven wij een toelichting over de bedoelingen en kunnen de verwachtingen en de inhoudelijke gevoeligheden van de gemeenten aan bod komen.
Het provinciebestuur is van zeer nabij betrokken in het overleg en de visievorming. Door de bestendige deputatie is een gemandateerde aangeduid om mee te functioneren in het dagelijks bestuur van het planningsproces. Via bilateraal overleg met een aantal actoren wordt getracht om bepaalde themas uit te diepen. Voorbeelden zijn de huisvestingsmaatschappijen want heel de woonproblematiek is in dit gebied bijzonder precair en gevoelig , de instanties voor de planning van de open ruimte, de economische actoren, de partners in het mobiliteitsgebeuren enzovoort. Vier workshops die in maart 2005 hebben plaatsgehad, waren daarvoor een forum. In een stuurgroep worden de Vlaamse administraties geraadpleegd die hun inbreng kunnen hebben op het vlak van open ruimten, huisvesting, economie, mobiliteit, natuur, bosstructuren enzovoort. Zo proberen we te komen tot een gentegreerd ontwikkelingsperspectief. Aan welbepaalde instanties wordt een actieve medewerking gevraagd om tot engagementen te komen zodat we op termijn een en ander hard kunnen maken.
In principe worden actiegroepen in de huidige stand van het overlegproces niet geraadpleegd. We hebben n uitzondering gemaakt: we hebben een eerste informatieve toelichting gegeven aan het Halle-Vilvoorde Komitee omdat het niet alleen over ruimtelijke ordening gaat maar ook maatschappelijke gevoeligheden een rol spelen. In dit geval wordt er een groene vinger uitgestoken naar heel dit planningsproces.
Op de website van de Vlaamse overheid is sprake van een studieopdracht die werd gegund op 1 november 2004. Het afronden van het studiewerk kan uiteraard niet op korte termijn worden verwacht. Het is een vreselijk moeilijk denkwerk dat tot stand moet komen. Ik ben op dit ogenblik van nabij de stedelijke afbakening van Antwerpen aan het volgen, wat ook een cruciaal planningsproces is. Ik kan u zeggen dat dit in de praktijk bijzonder moeizaam verloopt.
U informeerde ook naar de timing. Het proces verloopt in drie fasen. De eerste is een eerste kortlopende fase, waarbij we van november 2004 tot juli 2005 proberen de focus voor het overlegproces te bepalen. We moeten hierbij de mensen overtuigen om mee te denken in dat proces. In Leuven is de stedelijke afbakening grandioos vastgelopen omdat er een clash is gekomen tussen stad en buitengebieden. Er worden ook communicatiebureaus bij betrokken om iedereen mee te krijgen. In een tweede fase, met een indicatieve timing van juli 2005 tot november 2005, wordt mogelijk een tussentijdse besluitvorming voorgelegd aan de Vlaamse Regering waarbij we het overlegproces proberen te orinteren en aan te geven welke opties nadere uitwerking verdienen. Dit is een politiek gevoelige fase, die we zeer goed moeten opvolgen en briefen aan alle betrokken collegas. In een derde fase, van november 2005 tot januari 2007, kunnen diverse opties verder uitgewerkt worden.
Dit zijn puur indicatieve tijdsgegevens. Uit de praktijk blijkt dat die meestal wat uitlopen. Dringende knelpunten kunnen uiteraard onmiddellijk aangepakt worden, onafhankelijk van deze timing. Lopende projecten worden er niet door afgeremd.
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn inderdaad gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven opgenomen voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. Daarin wordt gepleit voor een voorzichtig ruimtelijk beleid, dat uitgaat van de eigenheid van het gebied. Hier moeten een aantal ambities worden gemodereerd en scherp gesteld. Er zijn een aantal aandachtspunten zoals het vrijwaren van de groene gordel en het primordiaal belang van hergebruik en reconversie. Hierbij denk ik aan het project Waterside in Vilvoorde. Andere aandachtspunten zijn een selectieve benadering inzake de te ontwikkelen gebieden en het rekening houden met de identiteit en de diversiteit van gebieden die aanwezig zijn in de Vlaamse Rand.
We zullen ons niet gedragen als een olifant in een porseleinwinkel maar beseffen goed dat in dit gebied, naast het belang van de open ruimte, ook een aantal maatschappelijke behoeften moeten worden ingevuld, waarbij de eigenheid van het gebied centraal moeten staan.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Uw laatste opmerking is natuurlijk zeer belangrijk omdat de Rand niet wordt beschouwd als een overloopgebied van Brussel maar als een regio met een eigen waarde.
Ik dank u voor het overzicht van de verdere gang van zaken van wat is gebeurd en nog komen zal, voor de zeer gedetailleerde timing alsook voor de kopie van de procesnota.
De voorzitter: Het incident is gesloten.