Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 14/04/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financin en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over planbaten en planschade verbonden aan bestemmingswijzigingen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Helsen tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financin en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over planbaten en planschade verbonden aan bestemmingswijzigingen.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen voorzien in de latere fases van uitvoering vaak in herbestemmingen. Het decreet op de ruimtelijke ordening voorziet, in artikelen 84 tot 91, in mogelijke planbaten en planschade als gevolg van bepaalde herbestemmingen.
Op 1 januari 2004 is er een beperkte vorm van planbatenregeling in werking getreden. Met die planbaten zal een Rubiconfonds worden gespijsd. De planbaten- en planschadediscussies zullen vooral oplaaien eens de gemeenten hun ruimtelijke uitvoeringsplannen hebben goedgekeurd. Voor lokale besturen is het belangrijk dat ze bij de opmaak van hun visie reeds zo goed mogelijk kunnen inschatten hoe zwaar de factuur later voor hen zal wegen.
Rond planbaten en planschade hangt, ondanks de decretale teksten, nog veel onduidelijkheid en onzekerheid. De regeling is ingewikkeld en weinigen kunnen juist zeggen in welke gevallen wel, en in welke geen planschade of planbaten moeten worden betaald. De mogelijke dreiging met planschade of planbaten wordt in bepaalde dossiers ook gebruikt als drukkingsargument zonder dat er over de juistheid daarvan uitsluitsel bestaat.
Mijnheer de minister, het huidige regeerakkoord draagt niet echt bij tot duidelijkheid over de toekomst van planbaten en planschade. Ook de beleidsnota biedt daarover weinig duidelijkheid. Daarom de volgende vragen.
Hoe en waar kunnen leken, maar ook gemeentelijke besturen, duidelijkheid krijgen over de huidige stand van zaken met betrekking tot planbaten en planschade? Waar kunnen ze met hun vragen terecht? Welke stappen inzake planbaten en planschade zal de minister zetten in uitvoering van het regeerakkoord?
Welke mogelijkheden tot bestemmingswijziging zijn er voor een ontginningsgebied met nabestemming landbouw? In welke mate moet een gemeentebestuur rekening houden met planschade of planbaten in geval van een bestemmingswijziging van een ontginningsgebied met nabestemming landbouw naar recreatiezone, ambachtelijke zone, natuurgebied of een zone met openbaar nut?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, de vraag van mevrouw Helsen is heel terecht. Te velde is de vraag naar iets tastbaars omtrent planbaten en planschade groot, zeker na de afbakening van het RSV wordt dat nog belangrijker. De vraag wordt gesteld wat planschade en planbaten kunnen betekenen bij herbestemming, maar hoe denkt u te werk te gaan als er in het RSV een bestemming wordt gegeven?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collegas, het moet duidelijk zijn dat een structuurplan geen bestemmingen bepaalt. Het geeft een visie op een gebied. Het is pas bij de opmaak van de uitvoeringsplannen dat de discussie kan beginnen. Op dit ogenblik zijn we bezig met de opmaak van de structuurplannen, dus we hebben nog even de tijd voor de uitvoeringsplannen, zij het niet veel meer.
De regeling inzake planbaten en planschade maakt deel uit van het decreet van 18 mei 1999. Planschade is geregeld in de artikelen 84 tot en met 86. Betreffende deze regeling bestaat er heel wat rechtspraak, aangezien ze al bekend is van het cordinatiedecreet. Planbaten zijn geregeld in het decreet vanaf artikel 87. De planschaderegeling bestaat reeds geruime tijd, en er is dan ook voorzien in specifieke procedures, die gevoerd worden voor de rechtbank van eerste aanleg, in de meeste gevallen gevolgd door procedures bij de hoven van beroep.
De omzetting van zogenaamde harde bestemmingen, zoals woongebieden, woonuitbreidingsgebieden, industrieterreinen, enzovoort, in zogenaamde zachte bestemmingen, zoals agrarisch gebied, natuurgebied, enzovoort, betekent niet dat er per definitie planschade zal moeten worden betaald. Het recht op planschade is immers niet enkel afhankelijk van het feit dat een bestemming gewijzigd wordt, maar tevens van de vraag of door de bestemmingswijziging de realisatie van het gebied al dan niet onmogelijk wordt gemaakt.
Een planschadevergoeding kan in een aantal gevallen verschuldigd zijn. De voorwaarden zijn de volgende. De bestemming bouwgrond moet vaststaan de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan dat bindende kracht gekregen heeft. De bestemming bouwgrond betekent onder meer dat de grond gelegen is in de bouwzone en gesitueerd is in de nabijheid van andere woningen. Bovendien moet de grond gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg, conform artikel 100 van het decreet op de ruimtelijke ordening, en moet de grond technisch bebouwbaar zijn, dus voldoende breed, voldoende diep, en dergelijke. Daarnaast moet aan twee bijkomende subjectieve voorwaarden voldaan zijn. De bestemming moet in overeenstemming zijn met het bouw- of verkavelingsgericht stedenbouwkundig beleid van de overheid, en er moet een bouw- of verkavelingsintentie van de eigenaar zijn.
Planschade dient, zoals gesteld, voor de rechtbank te worden gevorderd en de waardevermindering, die voor planschade in aanmerking komt, is opgenomen in artikel 85, paragraaf 1 van het decreet van 18 mei 1999.
De planbatenregeling is een nieuwe regeling die voor het eerst werd ingevoerd op 18 mei 1999. Momenteel is het systeem nog niet operationeel. Er zijn twee studies over gemaakt en op dit ogenblik word de regeling gescreend en wordt de operationalisering voorbereid in functie van de praktische werkbaarheid. Er rijzen immers iedere dag meer en meer vragen.
Een van de problemen die nog moeten worden opgelost, is wat we doen met planbaten voor een golfterrein met opdruk natuurgebied, versus een natuurgebied met opdruk golfterrein? We hebben geprobeerd een lijst aan te leggen van alle mogelijke problemen, ook voor de landbouwsector in het kader van de agrarische en natuurlijke afbakening.
Er zijn drie mogelijke tijdstippen van inkohieren: op het moment van de vervreemding, het moment van het verlenen van de bouwvergunning en vijf jaar na het tot stand komen van een RUP. Als we dat toepassen op het proces dat vandaag aan de gang is, dan zou het kunnen gebeuren dat wanneer de grond van een landbouwer in een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt omgezet in een bedrijventerrein, en als op dat moment de grond niet vervreemd is en er nog geen bouwvergunning is, de landbouwer, die daar niet om gevraagd heeft en er vaak ook tegen is, na vijf jaar planbaten moet betalen, zelfs als het bedrijventerrein dan nog niet ontwikkeld is, wat best mogelijk is, want we moeten een strategische voorraad aanleggen.
Hoe meer we de planbatenregeling bestuderen, en hoe meer we proberen ze praktisch toe te passen, hoe meer problemen er rijzen. Deugdzaam en degelijk bestuur zijn belangrijke elementen van het regeerakkoord. We zullen dus nog heel wat moeten wikken en wegen, vooraleer te beschikken. Zo niet komen er dramas van.
In bepaalde gevallen zijn geen planbaten verschuldigd. Dat heeft te maken met de decreetswijziging van 2002 omtrent de problematiek van de zonevreemde woningen. In artikel 145 bis werd in een aantal uitzonderingen voorzien. Er zijn eveneens geen planbaten verschuldigd wanneer een bestaand bedrijf wordt opgenomen in een sectoraal BPA van een ruimtelijk uitvoeringsplan, in zoverre het gaat om het gedeelte van het bedrijventerrein dat gebruikt werd als bedrijf. Alshet wordt uitgebreid via een sectoraal BPA, dan kan de uitbreiding eventueel wel in aanmerking komen. Ook op dit punt is dus nog verdere verfijning nodig.
Het systeem van planbaten is afhankelijk van de oorspronkelijke en de nieuwe bestemming, en daarnaast ook van de geografische ligging van het goed, namelijk van het arrondissement waarin het gelegen is. Dat uit zich in een correctiefactor. Er moet vermenigvuldigd worden met een aantal waarden, bijvoorbeeld 1,02 voor het arrondissement Mechelen en 0,84 voor het arrondissement Turnhout. In het eerste geval stijgen de planbaten, in het andere geval dalen ze omdat er wordt vermenigvuldigd met een getal kleiner dan 1.
Dit is dus een onvoorstelbaar complexe regelgeving. In het najaar willen we een grootschalige operatie uitvoeren met betrekking tot de wijziging van het decreet van 18 mei 1999. De planbaten moeten immers absoluut herzien worden op decretaal niveau. Het operationaliseren zoals het nu ter tafel ligt, leidt alleen maar tot rechtsonzekerheid en sociale dramas. Bovendien worden in Vlaanderen 250.000 notarile akten per jaar verleden, op het moment dat er nog geen vergunningsregisters beschikbaar zijn, wat trouwens ook nog jaren zal duren. Wie me kan zeggen hoe dit praktisch moet, is welkom, maar ik kan het vandaag echt nog niet doen.
De problematiek van de bestemmingswijziging wordt ook door de gemeentebesturen onderkend. In mijn gemeente is er een zonevreemd bos, en iedereen is ervan overtuigd dat we dat bos moeten redden. Als we dat doen met een BPA, krijgt de gemeente alle planschade te verwerken. De gemeente is dus zeer afwachtend, en dringt erop aan dat het in de natuurlijke structuur wordt opgenomen, zodat het gewestelijk wordt geregeld. Hetzelfde geldt voor de ontginningsgebieden met landbouw als nabestemming.
De gemeente zal afwegen of planschade of -baten een rol kunnen spelen. Ik denk dat er telkens een ruimtelijke en financieel-economische afweging moet gebeuren. Afhankelijk hiervan zal bij de ontwikkeling van een visie in de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen moeten worden gewikt en gewogen hoe het kan worden ingeschat.
Ik wil duidelijk stellen dat vanuit ruimtelijke ordening, alhoewel ik besef dat dat een beetje wishful thinking is, inkomensverlies geen rol mag spelen bij het bepalen van planschadevergoeding, omdat planschade enkel handelt over de mogelijkheden die een bestemming biedt, waaraan slechts indirect inkomsten gekoppeld kunnen zijn. Dat is dus geen ruimtelijke, maar een economische afweging, die niet gebeurt vanuit ruimtelijke ordening.
Er is een heel goede website van de administratie Ruimtelijke Ordening, namelijk www.ruimtelijkeordening.be. De website wordt continu aangevuld met nieuwe wetgeving, rechtspraak en relevante gegevens. Via de website kunnen veel vragen concreet beantwoord worden. Iedereen kan voor bijkomende informatie natuurlijk ook contact opnemen met de afdeling Ruimtelijke Planning van mijn administratie. Burgers kunnen terecht bij de Vlaamse Infolijn, die doorverwijst naar het juiste kanaal. Alles wat te maken heeft met planschade wordt behandeld door de afdeling Bouwinspectie van Arohm.
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Mijnheer de minister, ik denk dat het duidelijk is dat er nog grote onduidelijkheid is over wat precies zal gebeuren met planbaten en planschade.
Voor de gemeentebesturen is het belangrijk dat zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gecreerd. Gemeenten zijn volop bezig met de opmaak van structuurplannen, en zullen daarna ruimtelijke uitvoeringsplannen opmaken. Ik stel vast dat het voor gemeentebesturen een belangrijke rol zal spelen.
Mijnheer de minister, als u wilt terugkomen op de passage in het decreet, denk ik dat het belangrijk is zo snel mogelijk te communiceren met de gemeentebesturen, zodat ze weten waar ze aan toe zijn.
De heer Patrick Lachaert: Mevrouw Helsen, planschade bestaat al sinds april 1962, meer bepaald in artikel 37 van de wet op de stedenbouw. Dat werd overgenomen in het decreet van 18 mei 1999.
In 1999 zat ik in de oppositie, en ik heb toen al gezegd dat de planbaten slecht geregeld zijn. Het was op dat moment meer een politiek-tactische zet, omdat er tegenover planschade ook planbaten moesten komen. Op dat ogenblik was een meerderheid er al van overtuigd dat het niet rechtszeker geregeld was.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, planschade is volop aanwezig in de jurisprudentie. Daarover is er geen enkele onduidelijkheid.
Er bestaat een grote maatschappelijke en politieke consensus over het heffen van planbaten. Het is de vraag hoe het moet gebeuren. We hebben bijvoorbeeld een studie laten maken over de correctiefactoren, die verschillend zijn tussen arrondissementen.
De complexiteit van het decreet maakt dat het volgens mij onuitvoerbaar is. Ik zeg dat ik er gewoon niet aan begin. Ik wil het idee van de planbaten overeind houden, en het kind niet met het badwater weggooien, maar enkel op een manier die maatschappelijk aanvaardbaar en implementeerbaar is. Ik ben niet van plan 100 euro planbaten te innen met een administratie die 200 euro kost. Er is een gemengde werkgroep met Arohm en Abafim aan de slag om dat te bekijken, maar er rijzen gigantische vragen, want alles moet op perceelsniveau worden behandeld.
We hebben al verschillende brainstormvergaderingen achter de rug, ook met mensen uit de praktijk, om te bespreken hoe we het kunnen aanpakken. Het kan perfect functioneren als in Vlaanderen de 308 gemeenten beschikken over een volledig vergunningenregister, omdat dan alles gedigitaliseerd is. Maar dat zal nog even duren.
De heer Rudi Daems: Twee jaar.
Minister Dirk Van Mechelen: Binnen twee jaar moeten de vergunningenregisters vanaf 1990 tot nu klaar zijn.
De heer Patrick Lachaert: Het fundamentele onderscheid waar ik het als jurist moeilijk mee heb, is dat de planbaten vastgesteld worden door de administratie, en de planschade door de rechtbank. Een mogelijk actiepunt is de planbaten en de planschade door de rechtbank te laten vaststellen. Dat zou objectief zijn, want waarom moet er een andere behandeling zijn?
Ik wil ook nog zeggen dat de aangehaalde cijfers voor de verschillende arrondissementen door de Vlaamse immobilinmakelaars zijn verzameld. We kunnen de vraag stellen of dat op een objectieve wijze is gebeurd.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de minister, het is inderdaad pas bij de uitvoeringsplannen dat het relevant is, maar ik denk dat die er sneller kunnen zijn dan we verwachten.
Ik denk dat er een politiek akkoord kan ontstaan over het feit dat effectief werk moet worden gemaakt van de planbaten. Ik ben blij dat we het daarover eens zijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.