Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 17/03/2005
Vraag om uitleg van de heer Stefaan De Clerck tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de verdeling van de adviesfunctie Werkgelegenheid tussen het Resoc en de SERR
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Clerck tot de heer Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de verdeling van de adviesfunctie Werkgelegenheid tussen het Resoc en de SERR.
De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de minister, voormalig Vlaams minister Landuyt, uw voorganger, heeft een hervorming en een bijbehorend decreet bewerkstelligd. Er is nu het decreet betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de ERSV's, de SERR's en de Resoc's.
Dat decreet wordt geïmplementeerd per regio en per provincie. In West-Vlaanderen wordt dit nu in nieuwe structuren gegoten. Het gaat hier over de opvolgers van de streekplatforms en de STC's.
Ik ben voorzitter van een Resoc. Daarin zitten acht mensen uit werkgeverskringen, acht uit werknemerskringen en acht politici, waarvan vier uit de gemeenten en vier uit de provincie. Binnen het Resoc wordt het overleg georganiseerd. De SERR's zijn de opvolgers van de STC's.
Mijnheer de minister, wat is uw houding tegenover die structuren? Zult u hun de nodige steun en de nodige financiële middelen geven? Er is voorzien in een beperkt aantal middelen. Wij hebben echter het gevoel dat er vanuit de Vlaamse overheid een groter engagement mogelijk is ten aanzien van die structuren.
Een Resoc is een belangrijk overleginstrument. Als de Resoc's goed functioneren, dan wordt ook enige repons en respect van de Vlaamse Regering verwacht, en dit niet alleen met voldoende financiële middelen.
Wat doen de Resoc's en wat doen de SERR's? In de SERR's zitten alleen de sociale partners, in de Resoc's de sociale partners en politici. Wat moet nu worden behandeld in welk gremium?
Er is een ontwerp van besluit over de opvolging van de adviesfuncties. Daarin werd voorgesteld om een hele reeks concrete dossiers voor te leggen aan de Resoc's en een hele reeks dossiers aan de SERR's. Heeft het echter zin om een Resoc te laten functioneren op het niveau van concrete individuele dossierbehandeling? Zo zou het Resoc verantwoordelijk zijn om inzake de tewerkstelling van werklozen vanuit de gemeenten, OCMW's en provincies, telkens per aanvraag een advies te geven. De Resoc's zouden eveneens een advies moeten geven over de erkenning van bureaus voor kosteloze arbeidsbemiddeling, alsook over de jaarlijkse planning van de werking van de centra voor beroepsopleiding, enzovoort. Het gaat dus over zeer concrete zaken waarvoor een advies is vereist.
Wij stellen voor deze adviesverlening over te laten aan de SERR's waar de sociale partners samen zitten. De Resoc's zouden dan veeleer het algemene beleid ontwikkelen en de politieke beleidsmatige dossiers behandelen.
Deze vraag is opgenomen in een brief van mevrouw Titeca-Decraene, voorzitter van het ERSV van West-Vlaanderen. Daaruit blijkt dat er in sommige gevallen sprake is van tegenstrijdige belangen. Zo moeten de lokale besturen beslissen over aanvragen die ze zelf hebben ingediend.
Er zijn ook een aantal initiatieven met een concurrentieel karakter. Individuele dossierbehandeling moet niet worden beschouwd als een beleidsaangelegenheid die beter past bij het Resoc. Bovendien vragen heel wat individuele dossiers een technische kennis. Daarnaast is ook de timing voor het geven van adviezen vrij krap. De conclusie van die brief is dat de voorstellen inzake adviesverlening de doodsteek betekenen voor de nog prille structuren van tripartiet overleg. Een doodsteek is misschien wat overroepen, maar u begrijpt wel wat er wordt bedoeld.
Een verspreid kluwen van adviesbevoegdheden, nu eens voor de Resoc's en dan weer voor de SERR's, is in dit kader een ongewenst scenario.
Mijnheer de minister, ik heb u de situatie geschetst zodat nog eventuele correcties kunnen worden aangebracht en die nieuwe prille structuren zo efficiënt mogelijk kunnen functioneren. Zult u er bij de verdeling van de concrete adviesverlening voor zorgen dat de Resoc's, die een breed overlegorgaan zijn, niet verdrinken in individuele adviesverlening? Dit moet een taak blijven van de SERR's.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: In Antwerpen staan we nog niet zover. Op 28 februari hebben we het ERSV opgericht. We lopen een beetje achter omdat de verstandhouding tussen de provincie en de arrondissementen niet zo goed was. Intussen is die situatie opgeklaard.
Ik sluit me aan bij de vraag van de heer De Clerck over het Resoc. In het regeerakkoord is sprake van de hervorming van de subregionale overlegstructuren. Bij de start van deze regering is beslist die verschillende structuren een kans te geven.
Ik zit in het Resoc van Mechelen. Ook daar is die opmerking al geformuleerd voor wat de werkgelegenheid betreft. Het subregionaal instrumentarium zit bij minister Van Mechelen of bij minister Moerman. Als een gemeente een knelpuntberoep moet erkennen, dan moet dat eventueel via het Resoc gebeuren waar ook de betrokken schepen in zetelt. Wanneer we het Resoc op zijn waarde willen schatten, dan moet het zich in eerste instantie kunnen bezighouden met de regionaal-economische ontwikkeling, de uitvoering van de ruimtelijke structuurplannen en eventueel sociale projecten. In Mechelen hebben we het Go-for-it-project. Voor dergelijke grote socialetewerkstellingsprojecten vormt het Resoc een uitmuntende instantie. Het Resoc mag evenwel niet met veeleer punctuele adviesvragen worden overstelpt.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, de twee vorige sprekers kennen de problematiek goed. Ingevolge het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités, ook wel het ERSV decreet genoemd, worden de STC's ontbonden en door nieuwe structuren, namelijk de SERR's en de Resoc's, vervangen. In de provincies Vlaams-Brabant, Limburg en West-Vlaanderen zijn ondertussen ERSV's opgericht.
Het eerste wat we moeten doen, is de bestaande terminologie in de Vlaamse regelgeving aanpassen. Mijn administratie heeft een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering opgesteld om de gehanteerde terminologie in decreten en besluiten aan te passen en in overeenstemming met het ERSV-decreet te brengen. Zodra de Inspectie van Financiën een advies heeft uitgebracht en de Vlaamse Regering het principieel heeft goedgekeurd, zal het ontwerp van besluit voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd. In twee decreten en vijftien besluiten van de Vlaamse Regering zal 'de subregionale tewerkstellingscomités' door 'de sociaal-economische raden van de regio' of door 'de regionale sociaal-economische overlegcomités' worden vervangen.
De vraag is wanneer het om een SERR of om een Resoc gaat. Bij het opstellen van het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering heeft de administratie de bepalingen van het ERSV decreet als uitgangspunt gehanteerd. De SERR's zijn bipartiet samengesteld. De Resoc's zijn tripartiet samengesteld. De SERR's bestaan uit vertegenwoordigingen van de werknemers en de werkgevers. In de Resoc's zijn de gemeenten en de provincie eveneens vertegenwoordigd.
Krachtens het decreet van 7 mei 2004 hebben de SERR's de taak adviezen te verlenen over alle aangelegenheden inzake het economisch beleid of het werkgelegenheidsbeleid die door de Vlaamse Regering, de provincie of de aangesloten gemeenten worden voorgelegd. Indien hierover een samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Regering is afgesloten, kan de federale regering eveneens thema's inzake de sociaal-economische streekontwikkeling voorleggen. Bovendien kan een SERR op verzoek van de Vlaamse Regering, van de provincie of van een gemeente of op eigen initiatief een beleidsvoorbereidend initiatief uitbrengen. Een SERR beschikt over de algemene bevoegdheid om op eigen initiatief of op verzoek van een van de leden sociaal overleg te plegen.
Krachtens het reeds vermelde decreet van 7 mei 2004 vindt het tripartiete overleg over de sociaaleconomische streekontwikkeling in de Resoc's plaats. Een Resoc kan op eigen initiatief of op verzoek van een van de leden verder overleg over alle lokale en bovenlokale beleidsaangelegenheden met een sociaal-economische dimensie organiseren. Bovendien kan een Resoc een belangrijke partner vormen bij het formuleren van een beleidsvoorbereidend advies inzake het sociaal-economisch beleid met betrekking tot Vlaamse of streekgebonden materies. Het gaat hier specifiek om de werkgelegenheid, in het bijzonder om strategische adviezen over de overwogen beleidsopties en ontwikkelingen inzake het bereik en de positie van specifieke doelgroepen op de arbeidsmarkt, en om de inbedding en de spreiding van initiatieven in de sociale economie. De relevantie van de betrokkenheid van de lokale besturen in de Resoc's blijkt duidelijk uit de belangrijke plaats die het lokaal werkgelegenheidsbeleid en de onderlinge afstemming in deze domeinen innemen.
Voor het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering is opgesteld, heeft de administratie het advies van de SERV, van de STC-stuurgroep en van het beheerscomité van de VDAB ingewonnen. Deze adviezen, die de administratie op respectievelijk 10 september 2003, 19 mei 2004 en 26 juli 2004 hebben bereikt, zijn grotendeels gevolgd.
Op basis van de decretale bepalingen en van de ingewonnen adviezen zal in het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering worden opgenomen dat de SERR's in zeventien gevallen bij de adviesverlening zullen worden betrokken. De Resoc's zullen in zes gevallen om advies worden gevraagd. Ik zal deze zes gevallen even opsommen.
Het beheerscomité van de VDAB kan zich door de Resoc's laten bijstaan. Het beheerscomité van de VDAB stelt jaarlijks de planning van de werking van de centra voor beroepsopleiding op. De Resoc's moeten hierover een advies uitbrengen. Hier is geen adviestermijn aan verbonden.
De Resoc's verlenen advies over de aanvragen van gemeenten en andere besturen om doelgroepwerknemers te werk te stellen. Het gaat hier vooral om weerwerk- en werkervaringsprojecten. De adviestermijn bedraagt een maand.
De Resoc's verlenen advies over de aanvragen tot erkenning als sociale werkplaats. Ook in dit geval bedraagt de adviestermijn een maand.
De Resoc's verlenen advies over de aanvragen om invoegwerknemers te werk te stellen en om initiatieven in de invoegeconomie te ontwikkelen en over de erkenningsaanvragen van regionale incubatiecentra voor de sociale economie. De adviestermijn bedraagt opnieuw een maand.
De Resoc's worden betrokken bij de globale projectomschrijvingen voor de aanvragen voor de met ESF-middelen te ontwikkelen opleidingsprojecten en werkervaringsplaatsen.
De Resoc's verlenen advies over de erkenningsaanvragen van ondernemingen die door middel van dienstencheques gefinancierde thuishulp van huiselijke aard willen aanbieden. Hiervoor is geen adviestermijn bepaald.
Op 1 februari 2005 en op 3 maart 2005 heeft de begeleidingscommissie voor de hervorming van het sociaal-economisch streekbeleid het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering besproken. Deze commissie bestaat uit de veranderingsmanagers van de subregio's en uit vertegenwoordigers van de sociale partners, de VVP, de VVSG, de administratie Werkgelegenheid, de administratie Economie, het kabinet van de minister van Werk, het kabinet van de minister van Economie.
De vraag van het ERSV West-Vlaanderen om de geformaliseerde adviesfuncties met betrekking tot de domeinen werk en sociale economie volledig aan de SERR's toe te wijzen, is door de reeds vermelde begeleidingscommissie verworpen. Deze vraag is trouwens geen weerspiegeling van de globale consensus die tijdens de anderhalf jaar voordien gehouden ruime bevraging tot stand was gekomen en die ondertussen door het Vesoc is bekrachtigd.
Om enigszins aan een van de bekommernissen van het ERSV West-Vlaanderen tegemoet te komen, is afgesproken dat een eventuele belangenvermenging met betrekking tot de adviesvragen door middel van deontologische afspraken, die eventueel in het huishoudelijk reglement van een Resoc of van een SERR kunnen worden opgenomen, kan worden vermeden. De Resoc's zullen deze zaak zelf verder invullen.
Ik begrijp dat het een moeizaam verhaal lijkt. De betrokken organen moeten heel wat punctuele adviezen verstrekken. Aangezien we de deontologische vragen kunnen beantwoorden, wil ik bij de eerder gemaakte fundamentele keuze blijven. In de zes daarnet opgesomde gevallen worden de Resoc's bij de adviesverlening en bij de strategische ontwikkeling betrokken om de beleidsvoorbereidende rol van de plaatselijke besturen inzake de sociaaleconomische ontwikkeling te versterken.
Wat die versterking in de praktijk betekent, zullen we in de toekomst moeten evalueren. Ik geloof dat de rol van de lokale besturen in de sociaal-economische ontwikkeling momenteel nog niet voldoende is ontwikkeld. Ik denk hierbij niet enkel aan de sociale economie, maar ook aan de dienstenontwikkeling in de brede zin van het woord. We moeten die rol versterken. Dit is een opdracht die de Vlaamse Regering, de VDAB, de Werkwinkels en hun partners en de lokale besturen moeten vervullen. Door de Resoc's worden de lokale besturen hier alvast zeer nauw bij betrokken.
Het spreekt vanzelf dat de Vlaamse overheid en de Resoc's dit op een ernstige manier moeten aanpakken. Op de algemene vraag of we voldoende ondersteuning willen bieden, kan ik enkel bevestigend antwoorden. Jammer genoeg heb ik de precieze cijfers niet bij me. Ik had ze eigenlijk moeten meebrengen.
Tot nader order voorzien de besluiten van de Vlaamse Regering in de mogelijkheid om de noodzakelijke ondersteuning te realiseren. Ik sluit niet uit dat we de werkbaarheid van dit systeem in de toekomst zullen evalueren. Ik ben gewonnen voor een open gedachtewisseling over dit onderwerp. De budgettaire toestand van de Vlaamse Regering maant me evenwel tot grote voorzichtigheid aan. Ik durf hier vandaag niets te beloven. Ik sluit niet uit dat we de ondersteuning, die me momenteel adequaat lijkt, in de toekomst zullen moeten evalueren.
De voorzitter: De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het gaat hier om een nieuw en belangrijk instrument. We moeten de ingeslagen weg blijven volgen. Ik denk dat de Vlaamse Regering en de lokale besturen het belang van een bipartiet en tripartiet overleg snappen.
Dit is een positief gegeven. Uit uw antwoord leid ik af dat u dit ten volle zult steunen. We zijn de eerste gemeente die geïnstalleerd is met zo'n Resoc en we willen daarover met u overleg plegen. U zult daartoe binnenkort worden uitgenodigd.
Het is duidelijk dat de sociale economie in grote mate door lokale besturen wordt gedragen. We zijn daar al erg actief in, met steun van Resoc. De Resoc's functioneren beleidsmatig als een raad van bestuur. Mijn vraag is of ze met allerlei kleine dossiers moeten worden belast. Het is een kwestie van hygiëne van de organisatie van de werkzaamheden.
Ik noteer dat er zes bevoegdheden zijn geselecteerd, wat al minder is dan de oorspronkelijke veertien. Ik vind dat het weinig zinvol is om individuele dossiers te beoordelen. Dit is geen drama en er zal een evaluatie komen. Er zullen afspraken worden gemaakt tussen SERR's en Resoc's en we zullen het wel oplossen. De beperking tot zes bevoegdheden is al een verbetering. Ik wil van de SERR's en Resoc's goede, werkzame beleidsinstrumenten maken zonder dat het kleine administraties zijn. Ik kijk al uit naar uw bezoek.
De voorzitter: Het incident is gesloten.