Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 01/02/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Dominique Guns tot mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de concurrentie inzake het personenvervoer over de weg
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Guns tot mevrouw Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de concurrentie inzake het personenvervoer over de weg.
Minister Van Brempt zal antwoorden in naam van de regering.
Mevrouw Guns heeft het woord.
Mevrouw Dominique Guns: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, door de uitbreiding van de Europese markt krijgen de privé-autocarondernemers het moeilijker. In het verleden hebben we het hier al gehad over de BTW op het personenvervoer die niet altijd wordt betaald door de buitenlandse autocarbedrijven. Daarnaast is er ook de concurrentie van de hogesnelheidstrein en het luchtvervoer binnen Europa. Vroeger nam men bijvoorbeeld veel minder het vliegtuig naar Nice of Parijs. Onder andere door de lage prijzen gebeurt dat steeds meer.
Er is bovendien een verschil in loonkost qua internationaal vervoer. Bedrijven mogen kiezen of het loon wordt betaald in België of in een ander land. Ook daar ondervinden de Belgische autocarbedrijven concurrentie.
Mevrouw de minister, om die reden hebben vele Vlaamse autocarbedrijven zich steeds meer gericht op het binnenlands vervoer. Een belangrijke reden daarvoor is dat ze een vaste inrichting in België moeten hebben en dat ze moeten voldoen aan de Belgische verplichtingen inzake de sociale zekerheid. De maatschappijen ondervinden wat dat betreft een belangrijke concurrentie van een overheidsbedrijf, namelijk De Lijn. Autocarbedrijven klagen over inkomstenverlies.
Ook de ouders van schoolgaande kinderen voelden zich hierbij betrokken. In de wetgeving zijn drie vormen van vervoer opgenomen: het geregeld vervoer, de bijzondere vorm van geregeld vervoer, waarop De Lijn het monopolie heeft, en het ongeregeld vervoer. We stellen het monopolie van De Lijn op het geregeld vervoer niet in vraag.
Het ongeregeld vervoer moet in principe altijd gebeuren met autocars en niet met lijnbussen. In een lijnbus kunnen 35 personen zittend en 60 personen rechtstaand worden vervoerd. In een autocar zijn er alleen zitplaatsen toegestaan. Er kunnen maximaal 56 personen worden vervoerd. Binnenkort is het niet meer mogelijk dat drie kinderen plaatsnemen op twee zetels, waardoor de capaciteit nog zal dalen.
De Lijn legt zich steeds meer toe op het ongeregeld vervoer. In de wetgeving is een uitzondering opgenomen voor evenementenvervoer, maar in mijn ogen gaat De Lijn hier te ver.
Ik heb mijn vraag ingediend op 18 januari 2005. Vorige vrijdag hebben we op het nieuws gezien dat autobussen werden tegengehouden en dat kinderen rechtstaand werden vervoerd op de autosnelweg.
Vooraleer ik de vraag heb ingediend, heb ik op de website van De Lijn nagegaan voor welke evenementen de vervoersmaatschappij werd ingeschakeld. Ze is dat namelijk verplicht te melden. Pas als er geen voldoende aanbod of interesse is vanuit de privé-sector, mag er worden gekozen voor De Lijn. Aanvankelijk was er één blad met aankondigingen, maar op 1 februari 2005 lag het aantal aankondigingen veel hoger. Ik heb het dan nog maar enkel over de gegevens voor Oost Vlaanderen. Blijkbaar is er geen of nauwelijks evenementenvervoer in Vlaams-Brabant, Limburg, Antwerpen en West-Vlaanderen. Mevrouw de minister, ik denk dat niet alleen ik van mening ben dat een schooluitstap of het vervoer naar een zwembad, de schaatsbaan of de sporthal geen evenement is.
Op 5 jaar tijd is het aantal passagiers voor ander dan geregeld vervoer bijna verviervoudigd. In 1998 ging het om 1.204.000 personen. In 2003 is het aantal opgelopen tot bijna 4.800.000 vervoerde passagiers. Het gaat om tewerkstelling voor bijna 385 bussen per jaar.
Op 22 januari 2005 stelt De Lijn zelf dat het grote voordeel van hun bussen de grote capaciteit is. Daardoor kunnen de scholieren veel goedkoper worden vervoerd. Door het verschil in capaciteit kan de privé-sector niet met De Lijn concurreren: voor één bus van De Lijn moeten immers 2 bussen van een privé-bedrijf worden ingehuurd.
Mevrouw de minister, we mogen deze situatie eigenlijk niet toelaten, maar we moeten de wet strikt toepassen. Hebt u weet van de klachten van de autocarbedrijven uit de privé-sector en de daar bestaande problemen? Worden de bepalingen van artikel 32 en volgende van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende het geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer, het vervoer voor eigen rekening en het ongeregeld vervoer strikt nageleefd? Hoe kan een privé-onderneming controle uitoefenen op de correcte toepassing van deze bepalingen? Moeten er geen initiatieven worden tegen mogelijke concurrentievervalsing?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, de Vlaamse administratie heeft op tot op heden geen klachten van privé-autocarondernemingen over de daar bestaande moeilijkheden ontvangen. Uiteraard heb ik wel kennis genomen van de gevolgen van een klacht die bij de federale controlediensten van Mobiliteit werd ingediend en betrekking heeft op het onrechtmatig uitvoeren van ongeregeld vervoer door de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn. Het ging hier over het vervoer van kinderen naar Flanders Expo in Gent, dat werd uitgevoerd door 2 bussen van een autocaronderneming, 2 bussen van een exploitant die reeds diensten uitvoert voor de VVM in het kader van het geregeld vervoer en 4 bussen van de VVM zelf.
De problematiek van het uitvoeren van ongeregeld vervoer door de VVM is me bekend. Om die reden werd in de vorige zittingsperiode in het door u aangehaalde besluit van de Vlaamse Regering een regeling uitgewerkt die dergelijke incidenten moet vermijden. Zo wordt elke vorm van oneerlijke concurrentie uitgesloten. In uitvoering van de bepalingen van dit besluit werd bovendien op 1 juni 2004 een protocol afgesloten tussen de federale overheid, de Vlaamse overheid, de VVM en de sector.
Het was de bedoeling van dit protocol om incidenten zoals die zich nu hebben voorgedaan, op voorhand te vermijden, en er tevens voor te zorgen dat de VVM toch pieken in de vervoersvraag kan opvangen indien de privé-sector hiervoor onvoldoende materieel en personeel kan leveren. Eventuele problemen zouden via overleg worden opgelost.
Dit is uiteraard niet alleen een zaak van privé-belangen en concurrentie, maar ook een zaak van algemeen belang. Indien de privé-sector niet of onvoldoende antwoord kan bieden op pieken in de vervoersvraag, dan is het belangrijk dat de VVM dit wel kan, in samenwerking met de privé sector. Die sector is het daar trouwens zelf volledig mee eens.
De VVM heeft in het verleden de bepalingen van artikel 32 en volgende van het besluit van 19 juli 2002 betreffende het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer en het ongeregeld vervoer steeds nageleefd. Momenteel kan ik echter niet uitmaken of in het aangehaalde geval sprake is van ongeregeld vervoer of over de versterking op het net van De Lijn. Ik zal wel degelijk laten onderzoeken of het protocol werd overtreden. Er is wel heel veel media-aandacht georganiseerd bij het uitvoeren van de federale controles. Ik ben daardoor erg bezorgd over het imago van het openbaar vervoer, dat ernstig wordt geschaad door een dergelijke handelwijze.
Ik wil ook beklemtonen dat de spelregels erg duidelijk zijn vastgelegd in het decreet. Ik zal dan ook zo spoedig mogelijk overleggen met mijn federale collega om na te gaan hoe alle actoren in het personenvervoer over de weg in deze grotendeels geregionaliseerde materie constructief kunnen samenwerken aan de verdere uitbouw van het geregeld en het ongeregeld openbaar vervoer.
De naleving van de regelgeving betreffende het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het vervoer voor eigen rekening en het ongeregeld vervoer kan in Vlaanderen in beide gevallen worden gecontroleerd door de federale politie. De Vlaamse wegeninspecteurs en wegeninspecteurs-controleurs zijn bevoegd voor de controle op de Vlaamse wetgeving. De agenten en de officieren van de gerechtelijke politie van de federale overheid zijn bevoegd voor de controle op de federale wetgeving. Het komt privé ondernemingen niet toe om controle uit te oefenen op de naleving van de regelgeving.
In het kader van de bestaande regelgeving inzake personenvervoer zijn er geen nieuwe initiatieven noodzakelijk, maar is het wel belangrijk dat de bestaande regeling wordt nageleefd. In algemene zin kan elke autocaronderneming of beroepsvereniging van autocarondernemingen die zich het slachtoffer acht van concurrentievervalsing, van welke origine dan ook, haar rechten doen gelden door een beroep te doen op de wet tot bescherming van de economische mededinging.
Deze wet, die werd gecoördineerd op 1 juli 1999, moet een effectieve mededinging op de markt waarborgen en vrijwaren. Haar doel is tweevoudig. Enerzijds wil ze het recht waarborgen van de individuele onderneming om haar activiteiten op de markt van haar keuze uit te oefenen, binnen duidelijke en welomlijnde grenzen. Anderzijds wil ze een kader creëren waarbinnen de ondernemingen en de verbruikers kunnen genieten van de gunstige effecten van de mededinging op de prijzen en de kwaliteit van de producten.
Om deze doelstellingen te bereiken en met het oog op de rechtszekerheid voor de ondernemingen, is deze wet ingebed in de Europese concurrentiewetgeving. In concreto verbiedt de wet restrictieve mededingingspraktijken van tweeërlei aard. Ten eerste verbiedt ze de overeenkomsten tussen ondernemingen, de beslissingen van ondernemingsverenigingen en de onderling afgestemde feitelijke gedragingen die tot doel of tot gevolg hebben de mededinging op de Belgische markt of op een wezenlijk deel ervan merkbaar te verhinderen, te beperken of te vervalsen. Ten tweede verbiedt ze het misbruik door één of meerdere ondernemingen van een dominante machtspositie, verworven op de Belgische markt of een wezenlijk deel ervan. Klachten over restrictieve mededingingspraktijken moeten worden ingediend bij de Raad voor de Mededinging. Dit administratief rechtscollege beslist over het al dan niet bestaan van een inbreuk op het verbod op restrictieve mededingingspraktijken en beveelt in voorkomend geval dat die moet worden beëindigd.
De voorzitter: Mevrouw Guns heeft het woord.
Mevrouw Dominique Guns: Mevrouw de minister, ik heb al gewezen op het verschil tussen de aankondigingen op de website op 20 januari en op 1 februari.
Er moeten vooral initiatieven worden genomen om de concurrentie tegen te gaan. Een lijnbus kan 95 personen vervoeren, terwijl een bus van een privé-onderneming 56 personen kan vervoeren. Dan is het uiteraard onmogelijk te concurreren. Als het voor De Lijn mogelijk is met één bus en één chauffeur een opdracht uit te voeren, maar een privé-onderneming is verplicht voor dezelfde capaciteit twee bussen in te zetten, is het voor de privé-sector onmogelijk een contract in de wacht te slepen. Een privé-onderneming krijgt - terecht - strenge veiligheidsvoorwaarden opgelegd, maar een overheidsbedrijf moet niet aan deze normen voldoen. Hoe willen we dan concurrentie mogelijk maken?
Mevrouw de minister, we moeten er strikt op toezien dat De Lijn geen concurrentie meer aangaat op het terrein dat eigenlijk is voorbehouden voor de privé-autocarondernemingen.
Privé-ondernemingen kunnen geen controle uitoefenen. Maar als ze aangifte doen, worden ze beschouwd als klokkenluiders. De bedrijven krijgen opdrachten van De Lijn om het vervoer van punt A naar punt B te doen met een lijnbus. Als de bedrijven melden dat het gaat om ongeregeld vervoer dat ook kan gebeuren met autocars, verliezen ze misschien de contracten met De Lijn. De privé-ondernemingen durven dit dus niet te melden.
Mevrouw de minister, bent u van mening dat het vervoer naar zwembaden en sporthallen onder het geregeld of het ongeregeld vervoer valt? Als ik de wetgeving lees, ben ik ervan overtuigd dat vervoer van punt A naar punt B, zonder tussenstops en met hetzelfde aantal passagiers, onder het ongeregeld vervoer valt. Hoe kan er op 10 dagen tijd zo'n groot verschil zijn in het aanbod?
We gaan met overheidsgeld de concurrentie aan met onze eigen bedrijven. Mevrouw de minister, ik - en ik denk dat ik niet alleen ben - vind dat we dat moeten voorkomen.
Mevrouw de minister, u zegt dat u niet weet of het ging om versterkingsvervoer. Volgens mijn informatie werden de kinderen aan de Expo opgehaald met gewone autocars. Het aanbod van de privé-sector was dus voldoende.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: In het algemeen ben ik ervan overtuigd dat de wetgeving - het ministerieel besluit, maar vooral het protocol dat samen met de sector werd gemaakt - volstaat. De sector zelf is vragende partij de mogelijkheid te behouden om in bepaalde gevallen toe te staan dat De Lijn inspringt.
Ik geef één voorbeeld. Vorig jaar was er tijdens het festival van Werchter een onverwachte staking van de NMBS. De Lijn is op zulke momenten de enige vervoerder met de nodige capaciteit om de jongeren naar huis te brengen. Er is dus ruimte nodig, maar dit zorgt waarschijnlijk voor interpretatieproblemen.
Er is een duidelijk wetgevend kader en er is een goed protocol. We moeten ervoor zorgen dat ze worden nageleefd. Is dit in Oost-Vlaanderen nageleefd? Mevrouw Guns, u hebt een interpretatie gegeven en De Lijn heeft een interpretatie gegeven. Volgens De Lijn was er geen probleem en ging het om een versterking van de lijn. Het is noch aan De Lijn, noch aan u om daarover te beslissen. Een onafhankelijke - gerechtelijke of andere - instantie zal bepalen hoe of wie in de fout is gegaan. Ik moet u het antwoord schuldig blijven, want ik ben niet de rechter.
Mevrouw Dominique Guns: Mevrouw de minister, ik heb geen vraag gesteld over dit specifieke geval. Bent u van mening dat vervoer naar zwembaden, sporthallen en schaatsbanen valt onder de categorie evenementen? Ik begrijp dat u niet onmiddellijk kunt antwoorden, want het stond niet in mijn schriftelijk ingediende vraag. Mevrouw de minister, ik heb de indruk dat u de zaak omdraait.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik draai niks om. Ik denk dat het wetgevend kader duidelijk is. We moeten ervoor zorgen dat het wordt nageleefd. Als dit niet zo is, moet worden opgetreden.
Ik heb niet de indruk dat voor de sector het protocol onvoldoende is. Ik heb dit nog laten nachecken voor ik naar hier kwam: de sector is tevreden met het huidige protocol, maar het moet natuurlijk worden nageleefd.
Mevrouw Dominique Guns: Mevrouw de minister, kunt u laten onderzoeken of het vervoer naar zwembaden, sporthallen en dergelijke behoort tot het geregeld of het ongeregeld vervoer, en kunt u me het antwoord schriftelijk bezorgen?
Minister Kathleen Van Brempt: Ik zal dit nog eens laten onderzoeken, maar het hangt ook af van de praktijk. Daarvoor dient het protocol, want er is natuurlijk altijd een bepaalde onderhandelingsmarge.
Mevrouw Dominique Guns: Mevrouw de minister, zult u voor het evenementenvervoer in de toekomst voor lijn- en autobussen dezelfde veiligheidsvoorwaarden opleggen?
De voorzitter: Het incident is gesloten.