Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 18/01/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over trajectcontrole
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Helsen tot mevrouw Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over trajectcontrole.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collegas, in het Vlaams regeerakkoord wordt in het kader van verkeersveiligheid vooropgesteld om de investeringen in onbemande cameras op gevaarlijke punten voort te zetten. Ook in de beleidsnota Mobiliteit wordt de verbetering van de verkeersveiligheid in Vlaanderen als een belangrijke doelstelling naar voren geschoven. In de beleidsnota wordt omschreven op welke manier dit mogelijk is. Een van de middelen die daartoe worden aangewend, is handhaving.
Mevrouw de minister, u omschrijft in uw beleidsnota dat het uw bedoeling is om tijdens deze legislatuur specifieke proefprojecten omtrent handhaving op te starten. Hierbij wordt concreet gedacht aan handhaving van tussenafstanden en trajectcontrole.
In het kader van die twee instrumenten wil ik u vragen of u reeds hebt beslist waar deze proefprojecten zullen worden opgestart, hoeveel het er zullen zijn en binnen welke termijn.
Aan welke voorwaarden moet een verkeerssituatie voldoen om in aanmerking te komen voor dergelijke proefprojecten?
Wat is de rol van de gemeentebesturen, de lokale politie en de administratie Wegen en Verkeer in de beslissing om over te gaan tot trajectcontrole langs gewestwegen? Deze drie actoren hebben immers een goed zicht op de situatie ter plaatse. Ze doen metingen en registreren de gevaarlijke punten. Daarom is het belangrijk dat ze daarin een rol kunnen spelen. Mijn vraag is welke rol ze zullen krijgen. Ik kan me voorstellen dat er al aanvragen zijn binnengekomen om op bepaalde plaatsen proefprojecten op te starten.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Geachte leden, zoals al meermaals is benadrukt, is verkeersveiligheid een belangrijke prioriteit voor de Vlaamse Regering en wordt er veel aandacht aan besteed in de beleidsnota. In het kader daarvan heb ik de ambitie om de nodige en vernieuwende initiatieven te nemen. Daarin kadert het idee om te werken met trajectcontrole. Dit is een van die nieuwere handhavingssystemen die onder meer in Nederland positieve verkeersveiligheidseffecten met zich meebrengen.
Tot op heden is er op Vlaams niveau nog geen beslissing genomen over waar, wanneer en hoeveel proefprojecten trajectcontrole zullen worden opgestart. Dit vereist immers de nodige studie. Zo moet onder meer worden nagegaan waar deze systemen in Vlaanderen het best tot hun recht komen. Met betrekking tot trajectcontrole moet immers aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Tevens zijn een aantal belangrijke stappen nodig met betrekking tot het wetgevend kader terzake.
Er zijn nog geen criteria bepaald waaraan een verkeerssituatie moet voldoen om in aanmerking te komen voor een proefproject. Bij een uitwerking van dergelijke criteria, door de administratie in samenspraak met de beide bevoegde kabinetten, lijkt het echter logisch dat zal worden gezocht naar criteria die toelaten om plaatsen aan te duiden waar er een belangrijke vastgestelde onveiligheid is, en waar de relatie tussen deze onveiligheid en de te hoge snelheid kan worden aangetoond of minstens zeer aannemelijk is.
Mevrouw Helsen, u hebt verwezen naar de belangrijke rol die de gemeentebesturen, de lokale politie en de administratie Wegen en Verkeer in dezen hebben. Wat de huidige situatie met betrekking tot de onbemande snelheids- en roodlichtcameras betreft, hebben de gemeentebesturen, de lokale politie en de administratie Wegen en Verkeer als wegbeheerder van de gewestwegen een wettelijk bepaalde rol. Voor elke installatie van de betrokken cameras is in uitvoering van het betrokken koninklijk besluit van 18 december 2002 voorafgaand overleg tussen alle door het koninklijk besluit bepaalde betrokken partijen noodzakelijk, namelijk de gerechtelijke overheid, de politionele overheid, de bestuurlijke overheid en de wegbeheerder. Dit overleg resulteert in een protocol met het uitdrukkelijke akkoord van de wegbeheerder voor de plaatsing op de openbare weg waarover hij het beheer heeft, en afspraken over de plaatsing en de gebruiksomstandigheden. Hierbij wordt bijvoorbeeld gangbaar bepaald dat de politie instaat voor de operationele uitbating en het Vlaamse Gewest, in geval van een gewestweg, voor de installatie en het onderhoud.
Zoals ik daarnet al heb vermeld, moet worden nagegaan waar in Vlaanderen er mogelijke proefprojecten kunnen worden gerealiseerd. In Nederland werd trajectcontrole bijvoorbeeld eerst gentroduceerd op de autosnelweg A2.
Bij dit alles mag volledigheidshalve ook niet uit het oog worden verloren dat, alvorens we kunnen overgaan tot proefprojecten, we een aantal wettelijke stappen moeten nemen, net zoals naar aanleiding van de onbemande cameras in uitvoering van het KB van 18 december. Bovendien is er een toepasselijk wetgevend kader nodig dat de technische bepalingen vastlegt waaraan de gebruikte toestellen zullen moeten voldoen. Tot op heden is dit een federale bevoegdheid.
Op dit vlak moeten dus nog een aantal belangrijke stappen worden gezet. Aangezien dit in de beleidsnota is opgenomen, ben ik van plan snel stappen te zetten, zowel inzake studie als inzake wettelijke maatregelen, om op middellange termijn de nodige initiatieven te kunnen nemen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.