Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 17/11/2004
Vraag om uitleg van de heer André Van Nieuwkerke tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de vergunningsplicht voor nachtwinkels en dergelijke
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Nieuwkerke tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de vergunningsplicht voor nachtwinkels en dergelijke.
De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in heel wat steden en gemeenten krijgen inwoners en plaatselijke politici problemen met een nieuw soort overlast als gevolg van de wijzigingen in de aard van handels- en horecazaken, met winkels die nachtwinkels worden en cafés die bars worden, privé-clubs, of zalen voor erotische shows.
Wat nachtwinkels betreft, verscheen er onlangs een studie van het consultantsbureau Food in Mind, dat uitrekende dat er momenteel ongeveer 2.254 nachtwinkels zijn, en dat er elk jaar ongeveer 115 nachtwinkels zullen bijkomen. Samen met de winkeltjes in de tankstations zijn deze winkels in feite nu al goed voor een derde van de omzet van de klassieke voedingsketens. Sommige mensen vinden dit trouwens leuk: nachtwinkels worden een hype. Ze vinden dat dit soort winkels 's nachts voor levendigheid zorgt in bepaalde wijken en straten. Ik kan me dat best voorstellen, net zoals ik me kan voorstellen dat het voor heel wat onvrede en een zeker onveiligheidsgevoel zorgt. Natuurlijk verschilt dit naargelang het gaat over een dorp of een rustige streek, of over een grootstad.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 stelt duidelijk dat, indien men een van de zes hoofdfuncties van een pand verandert, bijvoorbeeld van een woning naar een horecazaak, er een stedenbouwkundige vergunning nodig is. Als bijvoorbeeld de kruidenierszaak om de hoek echter een nachtwinkel wordt, dan is er geen stedenbouwkundige vergunning nodig. Dat kan meteen de hele sfeer in een bepaalde omgeving wijzigen.
Naar aanleiding van deze vraag heb ik een aantal burgemeesters van kleine en grotere gemeenten gecontacteerd. Uit die rondvraag blijkt dat jongeren bepaalde nachtwinkels in uitgaansbuurten gebruiken om er te gaan drinken, want ze kunnen er vlot alles verkrijgen. Daarna gaan ze opnieuw in de discotheek dansen. De nachtwinkel heeft ook een aantrekkingskracht inzake de gehanteerde prijzen. Indien een café een nachtclub wordt, dan lokt dat uiteraard een heel ander cliënteel en ontstaat een andere timing qua uitgaan.
De lokale politiek ervaart dus een gebrek aan sturing. Uiteraard is er het politiereglement en zijn er leefmilieureglementen, maar die kunnen alleen worden gebruikt voor ingrepen naderhand. Mochten we het besluit van april 2000 kunnen verfijnen, zodat er een vergunning nodig is als de aard van de uitbating verandert, dan lijkt dit me een nuttig instrument voor lokale beleidsmakers om preventief bij te sturen, zodat die winkels in een geschiktere omgeving kunnen worden ingeplant. De lokale afweging is immers steeds belangrijk. Dit zou veel moeilijkheden naderhand kunnen vermijden.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, het gaat hier inderdaad over de vergunningsplicht inzake functiewijzigingen, geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000.
Een stedenbouwkundige vergunning is nodig indien de hoofdfunctie van een onroerend bebouwd goed geheel of deels wordt gewijzigd. Als bijvoorbeeld de hoofdfunctie wonen wordt gewijzigd tot een handelsfunctie, dan is er wel degelijk een vergunning nodig. Er is echter niet bepaald of met handel nu een winkel of een nachtwinkel wordt bedoeld. Als iemand dus van een winkel een nachtwinkel maakt, heeft hij geen vergunning nodig. Dat is wel het geval als hij de functie wijzigt van wonen naar winkel of nachtwinkel. Hetzelfde geldt als de hoofdfunctie van een onroerend bebouwd goed geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd van gemeenschapsvoorziening en openbarenutsvoorziening naar een handelspand. Dat gebeurt steeds meer naar aanleiding van het afstoten van gebouwen, bijvoorbeeld van Belgacom.
Er zijn dus nogal wat categorieën waarbij men sowieso is onderworpen aan een vergunningsverplichting. De vraag rijst of de Vlaamse overheid de vergunningsplicht moet invoeren als iemand expliciet de wijziging doorvoert naar nachtwinkel of nachtclub.
We moeten toch even de grond van de zaak bekijken. Het probleem kan economisch worden bekeken. In het federaal parlement werd onlangs een discussie gevoerd over een eventuele vestigingswet voor nachtwinkels. Uit het verslag van die federale discussie blijkt dat de bevoegde minister, mevrouw Laruelle, daar geen voorstander van is.
U had het over problemen zoals openbare dronkenschap en overlast. U vraagt wat het gepaste middel is om die problemen te bestrijden. De regelgeving voor ruimtelijke ordening is daartoe niet het geschikte middel.
We stellen voor dat de gemeenten gebruik zouden maken van de mogelijkheid om een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening uit te voeren waarbij heel specifiek een aantal problemen kunnen worden opgelost. Het is perfect mogelijk om op stedelijk of gemeentelijk niveau stedenbouwkundige verordeningen tot stand te brengen die hiervoor een kader bieden. Op dit ogenblik is het niet nodig decretaal of via een uitvoeringsbesluit ruimtelijke ordening te werken. De Vlaamse decreetgever hoeft niet op te treden.
Ik neem aan dat nachtwinkels soms tot overlast en miserie kunnen leiden, maar toch komen ze ook tegemoet aan een bepaalde vraag, want anders zouden ze niet bestaan. We moeten zoeken naar een evenwicht. We bevelen het instrument van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening aan.
Mijnheer Van Nieuwkerke, misschien is het een goed idee om de VVSG te vragen een model op te stellen. Ik ben bereid om daar samen met mijn diensten aan mee te werken. We mogen het probleem van nachtwinkels in landelijke gemeenten echter niet vergelijken met dat in steden zoals Antwerpen en Gent.
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb gemerkt dat er heel wat klachten zijn. Het klopt dat de gemeenten zelf een instrument kunnen ontwikkelen, maar toch wachten ze tot er iets gebeurt. Het is een goed voorstel om te werken via de VVSG.
De voorzitter: Het incident is gesloten.