Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 28/10/2004
Vraag om uitleg van de heer Werner Marginet tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over plotse overlijdens van jonge topsporters en de medische begeleiding van jonge sporters
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Marginet tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over plotse overlijdens van jonge topsporters en de medische begeleiding van jonge sporters.
De heer Marginet heeft het woord.
De heer Werner Marginet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, uitgerekend de dag waarop ik de schriftelijke versie van mijn vraag indiende, blokletterden de kranten 'Hartstilstand velt renner'. Ik vond dat nogal cynisch. Bert Heremans, jonge wielrenner van 25 jaar, overleed op 16 oktober. Hij zakte in elkaar voor het café waar hij net zijn verjaardag had gevierd. De renner was na hartklachten gestopt met topsport, maar was vorig jaar terug op de fiets gekropen. Ik citeer uit de krant: 'Artsen stelden hartritmestoornissen vast. Vorig jaar pakte Bart Heremans de draad weer op en ging hij koersen in het amateurcircuit'. Laat het duidelijk zijn dat hier geen doping in het spel is.
De vader van de jongen pleit in de krant voor een verplichte jaarlijkse controle van jonge wielrenners met signalen die op hartritmestoornissen wijzen. Ik citeer verder: 'Zeven jaar geleden werden bij mijn zoon hartritmestoornissen vastgesteld. Toch mocht Bart blijven wielrennen. De wielerbond moet jongeren met hartproblemen beter opvolgen en desnoods beschermen tegen zichzelf door een vergunning te weigeren. Het leven is meer dan koersen alleen. Ik herinner me dat Bert zeven jaar geleden tot driemaal toe viel in de Ronde van Vlaanderen. Het werd soms zwart voor zijn ogen. Een specialist in Aalst stelde toen hartritmestoornissen vast, maar Bert mocht blijven. etsen. Hadden ze toen niet beter gezegd: Bert, stop ermee! Renners met een verhoogd risico zouden jaarlijks moeten worden onderzocht op kosten van de wielerbond. Dat kost misschien veel geld, maar een mensenleven kost nooit te veel. Bert kan niet meer gered worden, anderen wel'. Misschien heeft deze man in al zijn verdriet wel de juiste analyse gemaakt en het juiste voorstel gedaan.
'Een plotse hartdood is nooit het eerste teken', zegt cardioloog Johan Van Lierde, voorzitter van de medische commissie van de Internationale Wielerunie naar aanleiding van het overlijden van de jonge veldrijder Tim Pauwels. 'Navraag leert dat er altijd signalen aan zijn voorafgegaan. Helaas worden vroegere tekens vaak miskend.' Naar aanleiding van de dood van Bert Heremans voegt hij eraan toe: 'Ik ken de precieze feiten niet, maar dit lijkt me een typisch voorbeeld van progressieve beschadiging van het hart. Ze voelen iets, laten zich testen, krijgen een advies, stoppen en beginnen dan opnieuw'.
Van berichten in de media over de plotse dood van topsporters schrikken we steeds weer op, zeker als het gaat over uiterlijk topfitte gezonde jonge mensen. We moeten weinig moeite doen om aan een indrukwekkende lijst slachtoffers te geraken, met atleten uit zowat alle disciplines. Ik wil dit niet nodeloos overdrijven, maar het lijstje van jonge wielrenners is angstaanjagend. De voorbije 3 jaar bezweken vijf 19- tot 21-jarigen aan hartproblemen en grote namen spreken misschien meer tot de verbeelding. Ik denk aan Danny Nelissen en aan ex-prof Steve Vermaut die dit jaar tijdens een. etstochtje een hartstilstand krijgt en er later aan bezwijkt. Denken we aan Geert De Vlaeminck, zoon van ex-wereldkampioen Eric, die tijdens een veldrit voor amateurs na een hartstilstand overlijdt. Minder dramatisch zijn de voorbeelden van mensen die hun carrière noodgedwongen moesten opgeven na hartklachten, zoals wijlen Rudy Dhaenens, Wim Feys en andere Fabien De Waeles. Toch blijven ook hier vragen bestaan.
Ik zal me niet zoals de media bezondigen aan de term hartaderbreuk. Meestal wordt daarmee bedoeld dat iemand plots en onverwacht gestorven is. In 99 percent van de gevallen gaat het om een hartinfarct. Zo'n hartinfarct is een frequente doodsoorzaak bij oudere mensen, maar niet bij mensen jonger dan 35. Nog volgens cardioloog Van Lierde is zo'n plotse dood nooit het eerste teken. Alleen worden volgens hem vroege tekens vaak miskend. Hij zegt: 'Je hoort dan wel eens dat iemand zich niet goed voelde, maar dacht dat het kwam door te weinig suikers. Uit navraag weten we dat er bij jonge hartdoden altijd signalen aan de dood voorafgaan.'
Op de vraag of men in het geval van de betreurde Tim Pauwels niet voorzichtig genoeg is geweest twee weken voor zijn overlijden was hij al eens onwel geworden, maar had toch groen licht gekregen om terug te sporten - is de man voorzichtig. Hij stelt wel formeel dat veel cardiologen niet weten hoe zwaar wielrennen is. Daarenboven is het probleem zo speci. ek en moeilijk dat je best aanklopt bij iemand die een zekere expertise en ervaring heeft met dat klachtenpatroon.
Ik wil nog enkele verhalen aanhalen van cardioloog Van Lierde die tot nadenken stemmen. Hij kende een renner die langs de vaart reed met een hartslag van 130. Plots ging die naar 200 zonder reden. De renner dacht dat de hartslagmeter tilt sloeg omdat hij onder een hoogspanningskabel reed. Een andere renner vertelde dat hij een groepje had ingehaald en plots geen adem meer had. Hij dacht dat hij zou vallen. De cardioloog heeft hem tijdens zeven ritten getest en niets gevonden. Pas bij de achtste rit zag dokter Van Lierde dat zijn hartslag acht seconden lang naar 300 ging. Als een jonge renner sterft, krijgt de arts vaak de schuld omdat hij had moeten weten dat er iets aan de hand was. Het is echter vaak de renner zelf of zijn entourage die de klachten afzwakken. Denken we maar aan Nico Mattan die het advies kreeg te stoppen. Hij won daarna de proloog van Parijs-Nice, en de commentaar was dat de dokters er niets van kennen. Als Nico Mattan morgen sterft, reageren de mensen dan weer dat de dokters al jaren wisten dat er een probleem was.
Mijnheer de minister, in het regeerakkoord wordt weinig aandacht geschonken aan medische begeleiding. Ik citeer: 'Via aangepast onderwijs en hoogwaardige ondersteuning - begeleiding, infrastructuur,... - geven we jonge beloftevolle sporters alle kansen om een sportloopbaan uit te bouwen. We continueren de initiatieven op het vlak van het topsportbeleid en bouwen dit verder uit in samenwerking met de sportfederaties, het Olympisch en Interfederaal Comité, de universiteiten en hogescholen.'
Zit de medische begeleiding soms verscholen in de puntjes na 'hoogwaardige ondersteuning'? Kan er geen dienst worden opgericht, eventueel binnen een bestaand kader, die zich specifiek met deze problematiek bezighoudt? Kunnen de universiteiten, hogescholen en andere niet worden ingeschakeld in zowel verder studiewerk als begeleiding van jonge sporters? Is doorstroming van informatie over deze problematiek niet belangrijk? Is daar geen taak weggelegd voor de Vlaamse overheid? Het lijkt me zinvol dat u gaat praten met de wielerbond en een specialist. De wielerbond zou er goed aan doen de criteria voor een licentie strenger te maken. Het is letterlijk een zaak van levensbelang.
De voorzitter: De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is inderdaad een belangrijk onderwerp. We horen veel te vaak dergelijke trieste berichten. Misschien moeten we die suggestie ook doortrekken naar toppolitici die dag en nacht werken. Ook zij laten zich beter medisch begeleiden om ongevallen te vermijden, maar dit tussen haakjes.
Ik ben van oordeel dat de wielerbond de criteria strenger moet maken. Intensieve medische begeleiding zou zelfs verplicht moeten zijn. Mensen met een verhoogd risico moeten beter worden opgevolgd. De vraag is of dit moet gebeuren op kosten van de overheid of op die van de wielerbond. Desnoods moet een vergunning worden geweigerd of ingetrokken. Dat klinkt misschien drastisch en het is voor de betrokkene niet leuk, maar de gezondheid gaat boven alles. Ik heb advies ingewonnen bij een sportdokter en een cardioloog, en die geven me gelijk. We moeten deze materie verder bespreken met de Vlaamse Sportraad en advies vragen aan de Gezondheidsraad.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik neem deze vraag heel ernstig. Het Vlaamse sportbeleid voorziet in maatregelen om sporters in medisch verantwoorde omstandigheden hun sport te laten beoefenen. Via het decreet op het gebied van medisch verantwoorde sportbeoefening van 27 maart 1991, het zogenaamde MVS-decreet, worden de voorwaarden voor sportmedische keuring en begeleiding vastgelegd. De Vlaamse Regering doet bijzondere inspanningen voor de sportmedische begeleiding van de beloftevolle jongeren. De sportmedische keuring van topsportleerlingen en getalenteerde sportbeoefenaars wordt toegewezen aan door de Vlaamse Regering erkende sportmedische keuringscentra. De samenwerking met een erkend specialist in de cardiologie en de beschikbaarheid van infrastructurele voorzieningen voor cardiologisch onderzoek, zijn erkenningsvoorwaarden voor een keuringscentrum die de expertise in dit domein moet verzekeren.
Momenteel zijn in Vlaanderen zeven keuringscentra erkend: het Brusselse laboratorium voor inspanning en topsport, het sportmedisch adviescentrum van de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie in Leuven, het centrum voor sportgeneeskunde van het UZ Gent, Mensana in Sijsele-Damme, het sportmedisch advies- en keuringscentrum Athlete's Care in Merksem, de specialistenpraktijk Monica in Deurne en het keuringscentrum Nottebohm in Brecht. Deze keuringscentra werken ook nauw samen met de topsportscholen.
Sinds november 2001 werken deze erkende keuringscentra samen aan de totstandkoming van gestandaardiseerde onderzoeksprotocollen met betrekking tot sportmedische keuring en begeleiding. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij een projectsubsidie van de Vlaamse Gemeenschap. Het tweede deel van dit project wordt afgesloten op 27 november 2004. Het opsporen van contra indicaties voor sportbeoefening, met inbegrip van de problematiek rond het risico van een plotse dood, wordt hierin beschreven als zijnde een primordiale opdracht binnen het sportmedische keuringsonderzoek.
Bij de totstandkoming van deze gestandaardiseerde onderzoeksprotocollen wordt de inbreng van wetenschappelijke expertise gegarandeerd door de verplichting op te leggen aan de erkende keuringscentra om ofwel deel uit te maken van een universiteit, ofwel een verbintenis te hebben met een universiteit. De betrokken topsportfederaties worden in het overleg vertegenwoordigd door de afdeling topsport van Bloso. In november 2002 werd het eerste deel van de consensustekst voorgesteld aan de erkende keuringsartsen, de medische en paramedische medewerkers van de keuringscentra, de sportmedische omkadering van de atleten, de topsportscholen en de sporttechnische leiding van de Vlaamse (top)sportfederaties. In november van dit jaar wordt een nieuwe geïntegreerde tekst voorgesteld aan hetzelfde doelpubliek.
Het spreekt voor zich dat deze consensus een dynamisch gegeven is. Een duurzaam samenwerkingsverband tussen overheid, keuringscentra, universiteiten, sportverenigingen en andere betrokkenen, zal ervoor zorgen dat deze consensus regelmatig aangepast en aangevuld wordt, rekening houdend met nieuwe ontwikkelingen op het terrein en in de wetenschappelijke wereld.
Voor een aantal specifieke sporten zoals wielrennen, duatlon, triatlon, motorcross en boksen bestaat er regelgeving omtrent sportmedische keuring van de jonge sporters en bij boksen ook van de volwassen sporters. Jaarlijks is er een verplichte sportmedische keuring bij deze sporters door erkende keuringsartsen.
Volgens het regeerakkoord moet de jeugdsport worden aangemoedigd door het stimuleren van de kwaliteit van de jeugdbegeleiding in de sportclubs. Wanneer we verder bouwen op de principes van de regeerverklaring moet de jonge sportbeoefenaar ook worden beschermd tegen overmatige inspanningen en competitiedrang, die fysieke en psychische schade kunnen teweegbrengen. Om dit kwaliteitsprincipe te verwezenlijken, blijft het daarom nodig in een aantal waarborgen te voorzien.
De invoering van een jongerensportpas kan bijdragen tot de verwezenlijking van dit beleidsvoornemen. De jongerensportpas zou een paspoort kunnen worden dat door alle sporters tot 18 jaar kan worden gebruikt voor het attesteren, na een medisch onderzoek binnen de bestaande preventiekanalen, dat deelname kan aan bepaalde sporttakken en competitieniveaus. Tevens zou de wedstrijdbelasting van de jonge sporter, met aantal, afstand of duur van de wedstrijden, kunnen worden genoteerd. Verder zal de pas een aantal nuttige tips en links bevatten die sensibiliserend werken inzake het medisch verantwoord sporten.
Tot slot moet ook worden onderzocht of sportletselregistratie bij jongeren beleidsinformatie kan opleveren om eventuele maatregelen op het gebied van letselpreventie te nemen. De risicovechtsporten, namelijk alle sporten waarbij het intentioneel toedienen van slagen of stoten toegestaan is, verdienen vanuit het standpunt van de medisch verantwoorde sportbeoefening extra aandacht. Door middel van een specifieke regelgeving zal ervoor worden gezorgd dat ook deze sporten verder kunnen worden beoefend zonder gepaard te gaan met te grote gezondheidsrisico's voor deze sportbeoefenaars. Qua keuringsbeleid kan worden gewerkt in drie trappen. Eerst is er de sportmedische evaluatie van jongeren tot 18 jaar binnen de beschikbare preventiekanalen, met introductie en gebruik van de jongerensportpas. Ten tweede is er de sportmedische keuring en begeleiding van recreatieve en amateursportbeoefenaars door een keuringsarts of sportarts. Ten derde staan de erkende sportmedische keuringscentra in voor de keuring en begeleiding van de getalenteerde sportbeoefenaars. Als meetfactoren kunnen de verbetering van de fitheidsindicator en de vermindering van het aantal sportletsels worden gebruikt.
Met dit antwoord heb ik me vooral toegespitst op jongeren en topsport. Dat zijn immers twee elementen waaraan ik rechtstreeks iets kan doen. U moet begrijpen dat een aantal andere zaken niet onder mijn rechtstreekse controle vallen. De mogelijkheden zijn er, zelfs voor de recreatieve sportbeoefening, om instrumenten ter beschikking te stellen voor keuringen en dergelijke. Het lijkt me echter wel nuttig dat er goed wordt overlegd. De vorige sprekers wezen daar reeds op. Het is mogelijk dat vergunningen worden ingetrokken na klachten. Misschien moeten we die medische keuring, in dit geval concreet voor beroepsrenners, nog ernstiger nemen. Misschien moeten we strenger zijn en het geven van vergunningen, ook voor die beroepsrenners, meer afhankelijk maken van die sporttechnische keuring en de controle van de risico's waarnaar daarnet werd verwezen. Terzake hebben we wel degelijk inspraak.
De voorzitter: De heer Marginet heeft het woord.
De heer Werner Marginet: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw meer dan ernstige antwoord en uw bezorgdheid. Ook de steun van de heer Verstreken kan ik ten zeerste waarderen. Over dit onderwerp zullen alle leden, over de partijgrenzen heen, wel dezelfde mening hebben. Het gaat nu eenmaal over de gezondheid van mensen, in dit geval van sportlui.
Natuurlijk hebben mensen bepaalde risico's zelf in de hand. Bij mensen die aan gevechtssporten doen horen breuken en blauwe plekken er nu eenmaal bij. Dat is ingecalculeerd. Ik weet waarover ik spreek. Maar de controle op hartafwijkingen en het nemen van beslissingen die misschien niet op de goedkeuring kunnen rekenen van de jongeren in kwestie, maar die we nemen om ze tegen zichzelf te beschermen, zijn de belangrijkste aandachtspunten die ik heb willen aanhalen. Ik hoop dat daar intensief aan wordt gewerkt. Ik merk dat u daar positief en open tegenover staat.
De voorzitter: Het incident is gesloten.