Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 14/10/2004
Interpellatie van de heer Jean-Marie Dedecker tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over een evaluatie van het topsportbeleid na de Olympische Spelen van 2004 in Athene
Interpellatie van de heer Werner Marginet tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de problematiek van de unitaire sportstructuren, het topsportbeleid na Athene 2004 en de mogelijke organisatie van de Olympische Spelen in Vlaanderen
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Dedecker tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over een evaluatie van het topsportbeleid na de Olympische Spelen van 2004 in Athene, en van de heer Marginet tot minister Anciaux, over de problematiek van de unitaire sportstructuren, het topsportbeleid na Athene 2004 en de mogelijke organisatie van de Olympische Spelen in Vlaanderen.
De heer Dedecker heeft het woord.
De heer Jean-Marie Dedecker: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik betreur dat deze vraag niet wordt behandeld in een plenair debat zoals ik had gevraagd. Na één uur discussie in het Bureau werd beslist dat een belangrijk parlementair jaar niet kan worden aangevat met sport. Ik had heel veel illusies toen ik de tv aanzette, de volgwagens bekeek tijdens de Ronde van Vlaanderen en de mensen op de fiets zag die bijzonder veel inspanningen leverden om binnen het bereik van de camera te komen. Ik had dan ook een grotere parlementaire interesse verwacht.
Bovendien gaat deze zaak niet enkel de minister van Sport aan. Topsport overstijgt een aantal ministeries. Ik denk bijvoorbeeld aan het belang ervan voor het departement Onderwijs. Ik ben mijn illusies ondertussen kwijt. De jongste vijf jaar bleek de functie van minister van Sport trouwens een interimjob te zijn, want er zijn vijf ministers geweest. Dat vergemakkelijkt de zaken niet. In de Senaat werd onlangs de heer Rogge geïnviteerd. Voor het bezoek van deze grote IOC-man waren drie senatoren aanwezig. De interesse van de politieke wereld in de sport is allesbehalve groot.
Mijnheer de minister, acht jaar na de Olympische Spelen in Atlanta halveerde het aantal medailles van de Belgen tijdens de spelen in Athene. De Vlamingen houden nog één medaille over - tenzij ook de zoon van Eddy Merckx als Vlaming wordt beschouwd, maar volgens mij is hij Monegask. Over de kennis van de Vlaamse taal van Henin zullen we het niet hebben. De Belgen halen momenteel net niet het niveau van Zimbabwe. Voor Zimbabwe komen nog een aantal 'heel grote' landen zoals Slovenië, Letland en Litouwen. Gelukkig hebben we toch nog één gouden medaille gehaald. Als enkel het aantal medailles in rekening wordt gebracht, dan zouden we nog heel wat 'grotere sportnaties' moeten laten voorgaan.
We blinken uit in paar disciplines, namelijk in het zoeken naar excuses en het intrappen van open deuren. We doen dat al een tijdje. Volgens mij zijn er reeds genoeg studies en diagnoses. Onlangs heb ik flink uitgehaald naar de verantwoordelijken die worden betaald om studies op te stellen en diagnoses te maken en die allen deel uitmaken van dezelfde ontwikkelingsplatformen, overlegplatformen en stuurgroepen. Ze doen nogal veel aan kruisbestuiving.
Gelukkig zijn we wel goed in gehandicaptensport tijdens de Paralympics. Dat we ook een goed gehandicaptenbeleid hebben in België, zit daar voor iets tussen.
Mijnheer de minister, het is al van 1976 geleden dat we voor een ploegsport werden vertegenwoordigd op de Olympische Spelen. Op het vlak van ploegsport gaan we immers helemaal af. Zo stonden we op de laatste plaats bij de kwalificatie voor basket. Ook op het vlak van volleybal komen we niet meer aan bod. We houden nog één prachtige ploegsport met een toekomst over, een sport die door twee landen wordt bedreven, namelijk korfbal. We kunnen misschien vragen om de disciplines duivenmelken of veldrijden op de Olympische agenda te plaatsen zodat we een kans maken. Ook motorcross zal veel minder worden, want u hebt vier jaar geleden een prachtig decreet uitgevaardigd en sindsdien is er geen enkele motorcrosspiste bijgekomen in Vlaanderen. Gelukkig kunnen onze mensen trainen in het buitenland.
Ik wil even een follow-up doen. Voor 2004 werd 3.752.000 euro uitgetrokken voor topsport. Er zijn 26 zogenaamde topsportfederaties die worden gesubsidieerd. Een zevental daarvan is van categorie 1 en die worden gesubsidieerd met 175.000 euro. Als ik de resultaten bekijk, dan vraag ik me af of die federaties de jongste vijf jaar blanco cheques hebben gekregen. Wat zult u doen om de bondsbesturen verantwoordelijkheid te geven? De meesten zitten al twintig jaar op hun stoel. De atleten veranderen, maar de bobo's blijven. Wat zult u doen om het prestatieniveau van de federaties in de toekomst te verhogen? Immers, één olympische bronzen medaille heeft de gemeenschap een miljard frank gekost. Voorwaar een fantastische prestatie, al gaat het natuurlijk niet alleen om olympische medailles, en zijn er nog disciplines waarin we goed zijn.
Mijnheer de minister, uw beleidsnota moet nog komen. Ik stel voor het absolute-topsportbeleid weg te halen bij de federaties, en een absolute-topsportcel te creëren. Nu wordt er immers kwistig gestrooid met federaties, zonder dat daar een bepaald prestatieniveau van wordt geëist. In de topsport geldt nochtans nog steeds the survival of the fittest, en zijn het de medailles die tellen.
Het is verkeerd ons voortdurend te verschuilen achter de beschavingsziekten en de sedentaire zapcultuur van de jeugd. Elk land heeft daarmee te maken, ook Frankrijk en Nederland, en de slechtste conditie hebben de Amerikanen, terwijl ze het qua medailles beter doen. België moet overigens niet te hoog van de toren blazen. Op de fitheidsindex van Europa staat onze jeugd op de voorlaatste plaats. Een jongeling in België zit gemiddeld 30 uur per week aan een scherm, hetzij een spelconsole, hetzij een computer. Daar moeten we dringend iets aan doen, maar nu gaat het over topsport.
Een heel goed initiatief waren de topsportscholen. Ik heb de daaraan voorafgaande discussies tussen 1995 en 1998 meegemaakt. Naderhand vielen ze echter ten prooi aan de Belgische ziekte en moest elk onderwijsnet een school hebben, met een enorme versnippering tot gevolg. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Ik kan u geruststellen, mijnheer Decaluwe, de katholieke scholen hebben er ook een paar gehad. Ik heb een onderzoek gedaan bij de scholen, en daaruit bleek dat de toestand schrijnend is. Bijvoorbeeld in de Vlaamse Zeilschool zitten er vier leerlingen. De leraar was er in de maand juli niet meer, en de directeur heeft ontslag gekregen om nog steeds duistere redenen. Zo kan ik u ook onderhouden over de basketschool, de handbalschool, enzovoort. Ik zal u die opsomming echter besparen, en u de bundel overhandigen met de brieven van de directies die we hebben aangeschreven.
Het blijven prachtige initiatieven, natuurlijk. Er zijn een achttal scholen voor een veertiental sporten, en ze mogen er ook zijn. Toch vraag ik me af of er niet beter een herstructurering zou komen tot één of maximaal twee scholen, in plaats van de huidige versnippering met vier zeilers aan de kust en vier tafeltennissers in Leuven. De zaak moet eindelijk eens op topsportniveau worden beheerd. Het mag geen bezigheidstherapie zijn voor jongeren die vier uur per dag trainen, en 's namiddags wat onderwijs volgen.
Zo'n herstructurering zou een kruisbestuiving opleveren op het vlak van de mentaliteit. Topsport is immers nog altijd een zaak van een elite, hoe slecht dat woord tegenwoordig ook klinkt. Het gaat om winnaars. De leraars en de leerlingen moeten van de zaak doordrongen zijn. Ook de directeur van de topsportschool met de meeste disciplines, die van Merksem in Antwerpen, pleit daarvoor, juist omdat hij nogal wat problemen heeft op dat vlak.
Zulke scholen zouden ook de voor de federatie verplichte trainingscentra kunnen zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan Gent. Daarnaast kan het belangrijk zijn voor de infrastructuur. Ook op dat vlak springt Gent eruit. Daar is zowat alles voorhanden, zelfs een watersportbaan. Ze zouden ook een verzamelplaats van deskundigheid kunnen zijn, want deskundigen hebben we zat in dit land, maar daartoe moeten we politieke grenzen trotseren en lange tenen passeren. Immers topsporters, ex-topsporters en trainers hebben een bijzonder groot ego.
Zulke scholen kunnen een concentratie bieden van kwaliteit en wetenschappelijke begeleiding. Ik noem alleen Jan Olbrecht, een van de grootste inspanningsfysiologen ter wereld. Hij heeft veertig atleten onder zijn hoede die hebben deelgenomen aan de Olympische Spelen. Daartoe behoren onder anderen de Nederlandse zwemploeg - behalve Inge de Bruyn -, de Nederlandse roeiploeg, en nog zeven Tsjechen. Van die veertig hebben er zevenentwintig een medaille behaald. En zo iemand staan we af aan het buitenland, terwijl we hier blijven kibbelen met derderangs wetenschappers die wat werk krijgen, verdeeld over allerhande instituten. Bovendien heeft ook het Olympisch Comité een vinger in de pap.
We zouden in zulke scholen kunnen komen tot een behoorlijke medische begeleiding. We hebben immers heel grote inspanningsfysiologen en wetenschappers. Iemand als Hespel wordt ons door het buitenland benijd. Daarover moeten we eens een apart debat voeren.
Op het topsportstatuut wil ik niet al te diep ingaan, maar we mogen er wel eens over nadenken. Voetbalspelers van Anderlecht verdienen een gemiddeld salaris van 500.000 euro per jaar. Een speler betaalt daarvoor 1.860,60 euro sociale lasten, en de club betaalt ook nog eens 3.634 euro. Daarmee zijn ze ervan af. Als die speler slim is, stort hij van zijn wedde een deel in het pensioenfonds. Dat loopt op tot 80 percent van zijn wedde. Op 35 jaar kan hij daarvan genieten aan 16,5 percent, en met taksen erbij aan 20 percent.
Ik heb Ulla Werbrouck en Fred Deburghgraeve gekend. Ze kregen in Atlanta een miljoen als premie. Dat is een erg groot bedrag. Ik bespaar u de geschiedenis van alles wat zou worden kwijtgescholden. Ulla Werbrouck heeft daarop 1.112.000 frank taksen, lasten en achterstallige belastingen betaald. Het kind was ingeschreven bij Bloso, maar kreeg het zelfstandigenstatuut omdat ze een premie van een miljoen had gekregen. Ze had vijf jaar geen belastingen betaald, en moest 50 percent afstaan, plus 12 percent boete per jaar. Bovendien moest ze betalen voor dat zelfstandigenstatuut, degressief voor vijf jaar. Zo gaan we om met onze individuele sporters.
En dat terwijl we een wetgeving hebben gemaakt voor buitenlanders. We moeten natuurlijk zien welke minister in welke club zit en welke spelers er daar nodig zijn. Bijvoorbeeld voor basketspelers hebben we Amerikanen en Litouwers nodig, en die rekenen nettobedragen. Door die wet, die twee jaar geleden ontstaan is nadat minister Reynders eens geluisterd had naar de erevoorzitter van die club, betalen buitenlanders 18 percent belastingen. Het gevolg is dat veel mensen uit de clubs zich in het buitenland laten inschrijven. Zelfs voetballers zijn nu zo slim. Kijk maar naar de manie omtrent Kim Clijsters en Justine Henin. Kim had gelijk, maar in dit land wordt het niet koosjer gevonden van 100 miljoen per jaar te verdienen, al verdient ze het volgens mij wel.
Volleybal Kieldrecht is Europees kampioen geworden. Vier van de zes spelers waren Russinnen. In het basketbal zijn 30 van de 110 spelers Belg. Er zijn er 24 nodig voor een nationale ploeg, dus iedereen die drie minuten een bal kan vasthouden, is geselecteerd voor de nationale ploeg. In het eersteklassevoetbal zijn er van de 198 profs nog 81 Belg. Dat is 41 percent.
Verdenkt u me echter niet van een eigen-volk-eerstpleidooi. Beveren, bijvoorbeeld, is een FC Ivoorkust. Denk daar eens over na: als een sponsor van Beveren in zijn fabriek, waar 30 mensen werken, iedereen zou buitengooien en vervangen door Afrikanen, hen vervolgens zou opleiden en ten slotte verkopen voor veel geld, dan zou elke vakbond aan de voordeur staan, en zou er veel ruzie zijn in het land. Zulke dingen kunnen niet meer.
Mijnheer de voorzitter, ik zou nog één punt willen aanraken. Ik hoop dat ik daarmee binnen de tijdslimiet blijf, want ik heb gisteren al een standje gekregen. Het kleutergehalte van dit parlement is blijkbaar erg hoog.
Het topsporttewerkstellingsproject voor gesco's is een fantastisch project. We moeten echter ons gezond verstand gebruiken. Hier zijn heel wat ministers bij betrokken, en ik had er dan ook liever een open debat over gevoerd. Er zijn 111 zogenaamde topsporters in dienst. Ik zeg met opzet 'zogenaamde', want velen van hen mogen als tewerkgestelde werklozen worden beschouwd. Een voorbeeld is Ladies Sprint VZW - de naam is het mooiste - met een contract tot 2008. Daar zijn 15 vrouwen in dienst, die geen platte prijs rijden, tenzij u me het tegenovergestelde bewijst. Het initiatief duurt al acht jaar, en amper één van de vrouwen werd geselecteerd voor Athene. Tijdens het voorbije wereldkampioenschap in Verona heeft de helft opgegeven na twee rondes. Vroeger hadden we nog Ingeborg Marx, die in Antwerpen niet eens wist dat de laatste ronde met de bel wordt aangegeven. Ze werd nochtans door de Vlaamse Gemeenschap betaald als beroepssporter.
Erger nog is dat we in 2002 een wereldkampioene hadden. Het was echter een Zweedse die op de Vlaamse loonlijst stond. Nu hebben we er trouwens nog een, een zekere Hanka Kupfernagel. Het is me wel niet duidelijk wat dat te maken heeft met de Vlaamse zaak, of met de Vlaamse Gemeenschap, laat staan met het doel van deze projecten jongeren een kans te geven om later beroepsrenner te worden.
Er is ook een Basketclub Oostende. Ik zeg dat niet graag, en ik weet ook niet of het iets te maken heeft met de heer Vande Lanotte. Er zitten vier mensen in, waaronder Gerrit Major, een man van 24 jaar. Ik dacht nochtans dat dit voor jongeren was, en ik vraag me dus af of de Vlaamse Gemeenschap beroepsspelers van 24 jaar op zijn lijst moet zetten. Basketbal is bovendien een rijke sport, en de club van Oostende is de rijkste. Er is ook een zekere Christophe Begin bij. Bij mijn weten speelt die bij Rosetto in Italië, tenzij hij daar onlangs is uitgestapt. Waarom hij nog op de loonlijst van de Vlaamse Gemeenschap staat, is niet duidelijk. Daarnaast is er nog een zekere Julien Ragé, die niet meer verjaart. (Gelach)
Daarnaast heeft de Vlaamse Gemeenschap 1.125.000 euro gegeven voor de bouw van de baskettempel.
Er schort ook wat aan het systeem, mijnheer de minister. Ilse Heylen heeft de bronzen medaille in het judo behaald, maar ze is geen product van het systeem. Sinds maart dit jaar staat ze op de loonlijst van de Vlaamse Gemeenschap, na veel misère. Zelfs Mieke Suys is op de loonlijst gekomen op 1 juli.
Ik vraag me dan ook af welke criteria worden gehanteerd om iemand te laten deel uitmaken van die elite. Wie selecteert hen? Is het de kabinetschef van een minister die dat doet? Is het nattevingerwerk, of is het vriendjespolitiek? Welke resultaatverbintenissen zijn er met deze atleten afgesloten? Of is het een bezigheidstherapie? Ik kan een hoop namen noemen, maar die mensen verdienen respect.
Het Bloso-project is kwalitatief nog het hoogste. Maar naast al die ploegjes, onder verschillende ministers, bestaan er nog officieuze initiatieven waar we geen zicht op hebben. Ik weet wel dat er in Borgerhout een Marokkaans profvoetbalteam bestaat in eerste nationale. Dat zal echter een andere bedoeling hebben.
Mijnheer de minister, verschillende initiatieven doorkruisen elkaar, zonder toezicht. Daarbij wordt geld verkwist. Een initiatief dat ik zelf ben begonnen, de Vlaamse Academie van de Sport en het Instituut Topsport Vlaanderen, moesten onder één noemer komen, en daar is aan gehoorzaamd, maar wellicht onder politieke druk. Atletiek Vlaanderen is blijven voorbestaan. Daar zitten ook atleten in op pensioengerechtigde leeftijd.
We moeten komen tot een verzameling van de initiatieven. Veel van die ploegen vallen onder de minister van Tewerkstelling; een ploeg valt onder de minister van Sport en een onder de minister van Overheidsbedrijven. Dan is er nog het Randstad-project van het BOIC, een amalgaam van initiatieven dat niets met topsport te maken heeft. In plaats daarvan zouden we moeten komen tot een systeem zoals het Franse, het Institut National du Sport et de l'Education Physique, waarop het oorspronkelijke idee van de topsportscholen geënt was.
De vorige spreker had het over de Lotto. Daar houden ze zich ook bezig met sport. Ik ben er eergisteren te rade gegaan, en daarbij bleek dat ze op vier jaar tijd 3.963.000 euro uitgaven aan elf federaties. De eerste elf die erbij waren, krijgen nu gratis truitjes, broekjes, enzovoort. Wat heeft dat met sport te maken? Er is niemand die niet aan sport doet omdat hij geen broekje heeft om in te lopen.
Volgens de Lambermontakkoorden moeten die Lottogelden naar de gemeenschap gaan. 3.963.000 euro is zoveel als heel uw budget voor sport voor dit jaar. Moet u dan nog privé topsportclubs steunen, terwijl er een topsportschool basketbal bestaat in Merksem? Merksem is, als het om basketbal gaat, een school waar op niveau les wordt gegeven. Wat is er gebeurd met de 3,1 miljoen euro van juni 2004? Het gaat om een project waarvoor ik met de heer Van de Walle heb onderhandeld. Het geld schijnt ergens op een wachtrekening te staan.
Ik vraag u ook resultaatverbintenissen te maken met de atleten. In plaats van een pampermodel hebben we nood aan een buffermodel. Ze moeten beschermd worden tegen de gevaren van de topsport. Er lopen er nu bij die straks een butler nodig hebben om hun zweet af te vegen.
Blijkens het boekje van uw nieuwe raadgever Sport, de heer De Knop, is de gemiddelde trainingstijd van onze beroepsmensen aan de top 18,4 uur per week. Dat is de trainingsintensiteit van een badmeester, en niet van een zwemmer. Of van een wielertoerist, want ik ben zeker dat de heer Denys meer uren per week traint.
Die instituten, die zo royaal betaald worden door de Vlaamse Gemeenschap, moeten kansen bieden aan jongeren aan de top. Misschien heb ik me hier en daar wat cynisch uitgedrukt. Van de 111 mensen die op de loonlijst staan, zijn er 53 wielrenners. Nochtans is het niveau van onze wielrenners niet meer om over naar huis te schrijven. Als ze de Vlaamse Ardennen verlaten en de bergen wat hoger worden dan de kerktoren van Geraardsbergen, dan komen ze in de problemen. Daarvoor hebben we sinds 1995 op kosten van de Vlaamse Gemeenschap meer dan 50 mensen gesponsord. Daar heb ik zo mijn bedenkingen bij.
Er zijn zo van die wielerclubs, zoals de Eddy Merkxvrienden, de Koninklijke Belgische Wielerbond, Ladies Sprint, een clubje met de naam Wielerpromotie Cycli Prom, enzovoort. Het wordt tijd dat we aan de slag gaan met mensen die het klappen van de zweep kennen, zodat we over sport kunnen praten.
Het ware trouwens ook in de Senaat veel beter geweest een debat over topsport te houden, in plaats van de media te willen halen met het statuut van Johan Museeuw.
De voorzitter: De heer Marginet heeft het woord.
De heer Werner Marginet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb niet de parate kennis van de heer Dedecker, en dat is een nadeel. Hij heeft al veel aangebracht waar wij ons bij kunnen aansluiten, maar ik breng graag toch nog mijn betoog.
Na de jongste Olympische Spelen in Athene hadden de Vlamingen weinig reden tot juichen, en dat om meer dan één reden. Hoewel maar liefst 45 van de 51 door het BOIC geselecteerde atleten Vlamingen zijn, werden ze aan de wereld voorgesteld als Belgische atleten. Terwijl de Estse, Letse, Slowaakse, Tsjechische en zoveel andere delegaties van landen die vaak veel kleiner zijn dan Vlaanderen, of minder inwoners tellen, fier achter hun eigen vlag konden lopen, moesten de Vlaamse atleten noodgedwongen achter de Belgische vlag aan stappen. De recuperatie van Vlaanderen door de Belgische staat blijft ook in de sport een constant gegeven.
Nochtans zorgt Vlaanderen voor 80 percent van onze nationale export en zou het een olympische uitstraling best kunnen gebruiken. De vraag is dan ook, mijnheer de minister, of u bereid bent de mogelijkheden te onderzoeken om bij de spelen in 2008 met een eigen Vlaamse ploeg aan te treden. Daar hechten we heel veel belang aan, en we hopen dat ook u dat zult doen.
De Olympische Spelen waren trouwens voor onze atleten niet echt succesvol te noemen. Ze haalden één armtierige bronzen medaille. Hoewel er in het verleden reeds initiatieven werden genomen om sport of topsport bij de jeugd te promoten en mogelijk te maken, blijken die te jong en onvoldragen te zijn. Ze hebben althans duidelijk geen vruchten afgeworpen.
Als reactie op de tegenvallende prestaties van onze atleten in Athene, werden er verschillende beloftes en suggesties gedaan. Blijkbaar ontbreekt het Vlaanderen aan een georganiseerde infrastructuur, begeleiding, opvolging en cohesie. In de ons omringende landen - terecht is Nederland al genoemd - bestaat een grotere sportcultuur. We moeten ons dan ook de nodige kritische vragen durven stellen om aan dit probleem een betere oplossing te bieden.
De Vlaamse Regering heeft met betrekking tot de Olympische Spelen nog steeds zeer hoge ambities. Ik keer hiervoor even terug in de tijd. In zijn Septemberverklaring van 2003 lanceerde toenmalig minister-president Somers het voorstel om de Olympische Spelen van 2016 in Vlaanderen te organiseren. Aangezien een regio zich niet kandidaat kan stellen, maar alleen een stad, stelde Brussel zich dan maar kandidaat.
Er zijn heel wat reacties gekomen uit de sportwereld. Ik noem er slechts enkele. BOIC-voorzitter Narmon zei: 'Het voorstel heeft me aangenaam verrast, maar het IOC zal de kandidatuur pas in aanmerking nemen als ook de federale regering de plannen voor de volle honderd percent steunt. Bovendien moet niet een regio maar een stad haar kandidatuur stellen. Het jaar 2005 wordt doorslaggevend. Dan verkiest het IOC de stad voor de spelen in 2012. Wordt het Londen, Parijs of Madrid, dan maken we niet veel kans.'
De heer Rogge, voorzitter van het IOC, zei: 'Ik denk dat Brussel de enige oplossing is. Het heeft het Koning Boudewijnstadion, ligt dicht bij Zaventem en heeft als enige stad voldoende hotelcapaciteit. Hoewel het IOC enkel rekening houdt met de stad, is de regio uiteraard ook belangrijk. Budgettair moet het haalbaar zijn. Qua algemene infrastructuur wordt de planning van bepaalde projecten misschien versneld, maar het zijn uitgaven die sowieso gedaan zouden worden. Tevens zouden de spelen een aanleiding kunnen zijn om voor een mentaliteitswijziging in het sportbeleid van Vlaanderen te zorgen.'
Ook zei de heer Rogge: 'Ik ben een Gentenaar, maar Gent kan de spelen niet aan. We moeten redelijk blijven. In België maakt slechts één stad kans, en dat is Brussel.' Hij meende ook dat alle andere projecten in zijn ogen gedoemd zijn om te mislukken.
Het Vlaams Blok reageerde enerzijds enthousiast op het idee, maar meende anderzijds dat het alleen maar om een stunt ging, die het gebrek aan daadkracht van Somers moest camoufleren. De persmededeling van toen was getiteld: 'Vlaams Blok enthousiast met Olympische Spelen in Vlaanderen in 2016. Vlaanderen als autonoom land op de kaart gezet. De Olympische Spelen naar Vlaanderen halen moet meer zijn dan een verkiezingsstunt en Vlaams politiek rookgordijn.'
Toen CD&V tijdens de vorige zittingsperiode in de oppositie zat, deed de partij het voorstel van minister-president Somers af als een stunt en - ik haal hun woorden letterlijk aan - spektakelpolitiek. De reacties bij CD&V logen er niet om. Fractievoorzitter Van Rompuy reageerde op de Septemberverklaring met het volgende: 'Mijnheer de minister-president, u wil de Olympische zomerspelen naar Vlaanderen halen in 2016, waarom ook geen wereldtentoonstelling in Mechelen in 2018, vlak voor de Vlaamse verkiezingen van 2019? Als iedereen erachter staat, waarom dan geen 250.000 euro uittrekken op de begroting voor een haalbaarheidsstudie? We moeten toch ambitieus zijn?'
En hij vervolgde: 'Collega's, laat ons toch opnieuw ernstig worden, de verleiding is groot om negen maanden voor de verkiezingen - want daar gaat het toch om - een mediageniek spektakel op te voeren. Maar om in termen van de heer Stevaert te spreken: wat hebben de mensen daaraan? Er zijn 40.000 jonge Vlamingen die vandaag werk zoeken. Anderen staan op een wachtlijst voor een betaalde woning, een instelling voor personen met een handicap of kinderopvang, of worden geconfronteerd met steeds duurdere rusthuizen. De wachtlijst voor schoolgebouwen is opgelopen tot bijna 800 miljoen euro, en de gemiddelde wachttijd voor een nieuwe investering in een school bedraagt vijf jaar. Wat moet een schooldirecteur en wat moeten de ouders denken van een regering die zich verantwoordelijk noemt en daar in 2004 25 miljoen op zal besparen, maar inmiddels plannen maakt om 8 miljard euro te investeren in sportkathedralen die achteraf leeg zullen staan?'
Dat is maar één reactie, ik heb er nog een heleboel andere, maar het is overbodig ze allemaal voor te lezen. Eén mooie nog van de heer Van Rompuy over de verkiezingsuitslag: 'Paarsgroen was meer bezig met de Olympische Spelen van 2016 dan met eender wat anders. Helaas heeft het Vlaams Blok dat nog scherper geformuleerd, wat hun nog meer voordeel heeft opgeleverd.' Vandaar misschien dat wij hier met vijf afgevaardigden kunnen zitten.
In dit alles is nu duidelijk verandering gekomen. De vorige Vlaamse Regering liet een haalbaarheidsstudie uitvoeren die voor de organisatie van de Olympische Spelen een kostenplaatje van 4,1 miljard liet zien. Over de organisatie van die spelen vinden we in het huidige regeerakkoord welgeteld nog één zin terug: 'De Vlaamse Regering zal de haalbaarheid en de wenselijkheid van een eventuele toekomstige kandidaatstelling voor de organisatie van de Olympische Spelen in Vlaanderen onderzoeken.' Punt uit.
Iedereen verwachtte dat het idee van de heer Somers na de vorming van een nieuwe regering definitief begraven zou zijn, zeker na het verzet van huidig coalitiepartner CD&V tijdens de vorige zittingsperiode. Plots echter wordt het voorstel van onder het stof gehaald door kersvers minister van Sport Anciaux.
Mijnheer de minister, u noemde de eerder uitgevoerde haalbaarheidsstudie niet objectief en u wenst blijkbaar als een van de eerste beleidsdaden van de nieuwe regering een nieuwe studie te laten uitvoeren. Volgens u zouden de spelen niet in 2016 naar Vlaanderen moeten komen, maar, naar ik verneem, in 2020.
Qua sportinfrastructuur kunnen op dit ogenblik Vlaanderen noch België de organisatie van de Olympische Spelen aan, al is dat nog niet aan de orde - wat er niet is, kan er nog komen. Een zekere heer Moons, marketingdirecteur bij het BOIC zei: 'Op het ogenblik dat het dossier wordt overgemaakt aan het IOC moet je alle plannen kunnen voorleggen. De aanwezigheid van bestaande infrastructuur speelt dan niet zo'n rol.'
Daarentegen zei bijvoorbeeld de heer Sonck: 'We zijn daar gewoonweg niet voor uitgerust. Denkt de minister-president misschien het olympisch dorp, dat op een comfortabele manier plaats moet bieden aan minstens 15.000 atleten, straks te kunnen neerpoten in een of ander park in Brussel? Dat is toch een lachertje? De Olympische Spelen brengen een gigantische mensenstroom op gang. We leven in een van de dichtstbevolkte landen ter wereld, en toch verwacht het fameuze studiebureau dat door onze ministers onder de arm werd genomen, geen noemenswaardige mobiliteitsproblemen. Als er vandaag op de E40 in Erembodegem een truck kantelt, dan geraakt het verkeer op ons Vlaams wegennet in een minimum van tijd helemaal in de knoop. Gaat dat in 2016 plots veranderen?' 'Bijlage niet', zo besluit Sonck.
Ik geef een kort overzicht van wat er in Vlaanderen voorhanden is. Het Koning Boudewijnstadion op de Heizel heeft slechts 50.000 plaatsen. Voor ons is dat nogal veel, maar niet voor de Olympische Spelen. Het is moeilijk gelegen in een residentiële buurt. Qua bereikbaarheid is het een hel voor het verkeer. Wellicht moet er elders een compleet nieuw stadion komen. Olympische zwembaden zijn er in Antwerpen, Brugge en Brussel, maar geen van de drie voldoet aan de eisen voor een topcompetitie. Voor zaalsporten, zoals competities van turnen, volleybal, basketbal of judo, is ons land wel goed voorzien, met een topsporthal in Gent en mits ingrijpend gesleutel ook het Sportpaleis in Antwerpen. Voor watersporten zijn er eveneens locaties voorhanden, bijvoorbeeld voor roeien Hazewinkel in Willebroek en voor zeilen de kust, maar moet de infrastructuur toch ingrijpend worden aangepast.
Voor het olympisch dorp is er misschien nog een stukje terrein vrij in de driehoek Brussel Antwerpen-Gent. Het klimaat is misschien wel een van de grootste nadelen voor de spelen in ons land. Het zou wel eens rampzalig kunnen worden, want een zomer als die van 2003 zit er niet elk jaar in. In Athene, Sidney, Atlanta, Los Angeles of andere zonnige locaties hoeven ze niet in te zitten met het weer, maar het is misschien goed te herinneren aan het bijna constant slechte weer tijdens de Olympische Spelen in Antwerpen in 1920 - niet dat ik erbij was, maar dat bleek bij opzoeking.
In de door de Vlaamse Regering bij Deloitte bestelde haalbaarheidsstudie wordt ervan uitgegaan dat er niet veel verandert aan de structuur van de spelen. Dat betekent zestien dagen topsport, goed voor 6,7 miljoen toeschouwers en ruim 1 miljard euro aan inkomsten uit televisierechten en sponsoring. Tijdens die zestiendaagse worden er ruim 1.000 wedstrijden in achtentwintig sportdisciplines afgewerkt. Daarvoor zijn er dertig sportcomplexen nodig, waarvan de helft indoor, plus een vijftigtal locaties voor training en opwarming.
We hebben een pak dingen nodig. Ik zeg heel summier iets over de sporthallen en de hotelbedden. Ons land heeft misschien wel voldoende voetbalstadions, maar er is nood aan een grote indoorsporthal met 15.000 tot 18.000 zitjes, en vier tot acht middelgrote sporthallen voor 5.000 tot 8.000 toeschouwers.
Daarnaast is er tevens nood aan een bijkomende wielerbaan, aan een groot zwemcomplex en aan outdoorstadions voor de paardensport, voor baseball, voor hockey, voor tennis en voor het schieten. Volgens dezelfde studie beschikt Vlaanderen over net iets te weinig hotelbedden om de 600.000 overnachtingen van buitenlandse toeschouwers op te vangen.
Ik zou de minister in dit verband graag elf vragen stellen. Ik hoop uiteraard op al deze vragen een ernstig antwoord te krijgen.
Ten eerste, is de minister, in afwachting tot een Vlaamse ploeg op de Olympische Spelen van 2008 kan aantreden, bereid om in middelen te voorzien voor internationaal actieve Vlaamse ploegen? Staat de minister, met andere woorden, achter de idee van Vlaamse ploegen?
Ten tweede, is de minister bereid om het bestaan van de paritair samengestelde nationale sportstructuren en -delegaties, die het Vlaams sportbeleid momenteel in belangrijke mate bepalen, kritisch in vraag te stellen? Is hij bereid om dit met de rest van de Vlaamse Regering en in het Overlegcomité te bespreken?
Ten derde, is de minister bereid om unitaire structuren, zoals het BOIC, niet langer te subsidiëren?
Ten vierde, is de minister bereid om in sport in het algemeen en in topsportopleidingen en begeleidingen in het bijzonder te investeren?
Ten vijfde, welke financiële middelen zou de minister hiertoe nodig hebben? Kan hij in dit verband een meerjarenplanning voorleggen?
Ten zesde, welke infrastructuur ontbeert Vlaanderen nog? Dringt zich op dit vlak geen inhaalbeweging op?
Ten zevende, heeft de minister plannen om in gecentraliseerde trainings- en opleidingsfaciliteiten te voorzien? Zal de opleiding van trainers en van begeleiders hierbij aan bod komen?
Ten achtste, is de minister bereid om buitenlandse voorbeelden inzake het topsportbeleid te bestuderen en, indien nodig, na te volgen? Bestaat de mogelijkheid om, zoals de heer Dedecker daarnet reeds heeft gesuggereerd, met een succesland als Nederland samen te werken?
Ten negende, heeft al overleg met het BOIC plaatsgevonden over de begeleiding van sporters? Welke rol spelen het onderwijs en de media volgens de minister in het aanzetten tot sportbeoefening in het algemeen en tot topsportbeoefening in het bijzonder?
Ten tiende, is het voornemen van de minister om een haalbaarheidsstudie inzake de organisatie van de Olympische Spelen te laten uitvoeren een persoonlijk initiatief of een standpunt van de Vlaamse Regering? Heeft de minister, met andere woorden, dit onderwerp reeds met de andere leden van de Vlaamse Regering besproken?
Ten elfde, meent de Vlaamse Regering niet dat ze zich andere beleidspioriteiten moet stellen dan het organiseren van de Olympische Spelen in 2020?
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, ik vind het jammer dat we dit debat naar aanleiding van een paar interpellaties moeten voeren. Het is zo belangrijk dat we hiervoor eigenlijk meer tijd zouden moeten kunnen uittrekken. Ik stel dan ook voor om deze thematiek bij de bespreking van de beleidsnota van de minister weer aan te kaarten.
De vraag is of Vlaanderen de Olympische Spelen al dan niet moet organiseren. Mijn fractie heeft tijdens de regering van minister-president Van den Brande nog aan de organisatie van Euro 2000 meegeholpen. Tijdens de jaren 1999 en 2000 was ik hier als minister van Sport van de vorige Vlaamse Regering trouwens zelf ook bij betrokken. Het organiseren en promoten van internationale sportevenementen hebben een belangrijke invloed op het imago van een land. Deze evenementen plaatsen een land op de wereldkaart en krijgen steeds veel aandacht van de media. De organisatie moet dan ook steeds goed worden onderbouwd.
Het voorstel om de Olympische Spelen in 2016 of in 2020 naar Vlaanderen te halen, lijkt me dan ook zeer voorbarig. De Vlaamse Regering moet de beschikbare middelen maximaal in de richting van de behoeften van de bevolking oriënteren. We moeten absoluut de prioriteit geven aan de vragen van de bevolking. We moeten ons economisch draagvlak versterken. We moeten jobs creëren. We moeten de wachtlijsten inperken. Instellingen of personen die een schoolgebouw willen renoveren, een rusthuis willen bouwen of in de gehandicaptensector willen investeren, moeten vaak vijf tot negen jaar wachten. Dat verhelpen moet een absolute prioriteit zijn.
Ik merk dat Vlaanderen zich in 2004 verplicht ziet om de eigen administratieve gebouwen te verkopen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Ik vraag me dan ook af of de organisatie van de Olympische Spelen een prioriteit kan worden genoemd. Ik weet over welke investeringen het gaat. In 2000 was ik toevallig, als het hoofd van een handelsdelegatie, in China toen de kandidatuur van Peking werd voorbereid. Enkel tijdens die voorbereidingen is toen enorm veel gebouwd. Het gaat om ontzaglijke investeringen en om het gebruik van ontzaglijke ruimtes. Vlaanderen moet zich dan ook bescheiden opstellen. Indien we de Olympische Spelen willen organiseren, moet dit een onderdeel van een nieuwe economische groeistrategie vormen. We moeten dit onderzoeken, maar we mogen hier momenteel zeker geen prioriteit van maken. Voor mij is het uitgesloten om hiervoor nu reeds middelen te reserveren.
Ik zou iedereen in Vlaanderen die in dit verband enige verantwoordelijkheid draagt, tot de nodige bescheidenheid willen aansporen. Het lijkt wel de fabel van de kikker en de reiger. We blazen onszelf op tot iets wat momenteel eigenlijk gewoonweg niet bestaat.
Het Vlaamse topsportbeleid bevindt zich in een problematische situatie. Zoals daarnet al is aangehaald, gaat de lichaamsconditie van de hele bevolking er sterk op achteruit. Deze achteruitgang uit zich op verschillende vlakken. De jongeren bewegen niet voldoende omdat ze aan het scherm gekluisterd zitten, omdat ze niet meer met elkaar mogen ravotten van een of andere pestleraar die hen een speciale opdracht heeft gegeven of omdat ze de ruimte niet meer hebben om op straat te spelen. We leggen onze jongeren allerlei regeltjes op. Ze mogen geen boekentassen meer dragen omdat deze te zwaar zijn geworden. Volgens specialisten hebben onze jongeren gewoon geen kracht meer. Ze hebben geen rugspieren of behendigheid meer.
Dit is een algemeen probleem. Ik ben ervan overtuigd dat bepaalde leden van deze commissie, hoewel het dertigers, veertigers of vijftigers zijn, over een betere lichaamsconditie beschikken dan sommige achttien- of negentienjarigen. Ik wil uiteraard geen namen noemen. (Gelach)
Indien we weer over topsporters willen beschikken, zullen we weer een basis moeten opbouwen. CD&V is van mening dat de bevolking weer meer moet bewegen. De stijging van het budget van onze gezondheidszorg heeft hiermee trouwens veel te maken. De stijging van suikerziekte en artrose bij de bevolking heeft alles met het gebrek aan beweging te maken.
Voetbal is de populairste sport in ons land. Onze voetbalcompetitie wordt evenwel voor bijna tweederde door mensen van buiten België bevolkt. Gelukkig biedt de snel-Belg-wet ons nog de mogelijkheid om de statistieken wat op te krikken. Dit is een symptomatisch verschijnsel. We vinden in Vlaanderen geen goede voetballers meer die het topniveau aankunnen. Dit is het grote probleem van de nationale ploeg.
Vlaanderen moet het volledige budget van de gezondheidszorg naar zich toe kunnen trekken. Het gaat hier om enorme bedragen. Wat de curatieve geneeskunde betreft, behoort Vlaanderen tot de wereldtop. Op preventief vlak schieten we tekort. We moeten de gezondheid van onze bevolking opbouwen. Indien we een sportpiramide willen opbouwen, moeten we veel meer in de basis investeren.
Deze basis bestaat uit drie pijlers. Aangezien het hier om een zeer klassieke opbouw gaat, moet niemand in dit verband trachten het warm water opnieuw uit te vinden. Het gaat om de clubs en de federaties, om het onderwijs en om de overheid.
Ik ben het niet eens met de heer Dedecker, die de topsport van de rest van de sportbeoefening wil afzonderen. Ik ben het eens met zijn streven om de sportbeoefening meer te sturen, maar de clubs en de federaties spelen hierin een belangrijke rol. Deze clubs en federaties moeten per sporttak hun specifieke werking kunnen ontwikkelen en moeten, indien ze voor voldoende kwaliteit zorgen, van de Vlaamse overheid de nodige subsidies ontvangen.
Wat het onderwijs betreft, zijn tijdens de vorige legislatuur een aantal pogingen ondernomen. Deze pogingen volstaan evenwel niet. Door middel van de algemene lichaamsbeweging en de basissporten moet het onderwijs sportdetectie en doorstroming naar topsportscholen mogelijk maken.
De overheid heeft zelf ook een belangrijke taak. De overheid is vooral op lokaal niveau actief. De gemeentelijke sportdiensten leveren goed werk en zorgen tevens voor de nodige infrastructuur. Om voor tal van sporten een bovenlokaal niveau te creëren, zijn de provincies het geschikte instrument. De Vlaamse overheid beschikt bovendien over een eigen instrumentarium, namelijk het Bloso.
We moeten de schaarse beschikbare middelen maximaal, efficiënt en effectief inschakelen om onze doelstellingen te realiseren. Ik hoop dat Vlaanderen binnenkort over alle budgetten inzake de gezondheidszorg kan beschikken. Op dat ogenblik moeten we de ambitie hebben om ons iets sturender op te stellen. We mogen de sport niet langer aan zijn lot overlaten.
Mijn fractie is bereid om dit beleid mee op te bouwen. Ik heb steeds verklaard dat we de goede initiatieven van de vorige legislatuur moeten meedragen. We moeten ons niet verplicht zien telkens opnieuw een nieuw plan te ontwikkelen. Ik stel voor dat minister Anciaux de in april 2004 opgestelde plannen inzake topsport van minister Keulen ter harte neemt. De plannen van minister Keulen hebben een zeer brede invalshoek en vormen een uitstekende basis voor een toekomstig beleid. We moeten natuurlijk rekening houden met de financiële haalbaarheid en eventueel een aantal keuzes maken. Desondanks lijkt het topsportplan van minister Keulen me een geschikte basis om op voort te bouwen. Mijn fractie wil hier alleszins op een constructieve wijze aan meewerken.
De heer Dedecker heeft daarnet naar de Belgische Olympische medailles verwezen. Ik stel me vragen bij de doelstellingen van topsport en bij de manier waarop Olympische medailles tegenwoordig worden veroverd. Ik heb gemerkt dat een aantal Afrikaanse kampioenen tegenwoordig onder Spaanse vlag aan wedstrijden participeren. We hebben destijds ook kampioenen met weinig of geen Belgische of Vlaamse roots gehad.
We mogen bovendien niet vergeten dat topsport zeer veeleisend is. Onze twee tenniskampioenes liggen momenteel stil. Ik vraag me af of we deze manier van sportbeoefening moeten promoten.
Een ander element in de discussie is de dopingproblematiek. Sommige kampioenen moeten allerlei middeltjes nemen om bepaalde prestaties aan te kunnen. Dit is niet wat wij hier nastreven.
CD&V pleit voor een gezonde opbouw van de sportbeoefening, voor een gezonde sportieve basis en voor veel beweging. Op professioneel vlak moeten we de in Vlaanderen aanwezige krachten bundelen. De Vlaamse overheid moet op dit vlak een sturende rol spelen.
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de voorzitter, ik heb de indruk dat we de zaken soms wat te negatief voorstellen. De heer Dedecker mag niet vergeten dat sport tijdens de voorbije legislatuur in deze commissie meer aan bod is gekomen dan in de Senaat. In samenwerking met de bevoegde ministers zijn een aantal initiatieven ontwikkeld en decreten goedgekeurd. Het Vlaams sportbeleid heeft tot een aantal projecten geleid die de moeite zeker waard zijn.
Ik vind het jammer dat we vandaag niet meer tijd hebben om deze zaak te bespreken. In feite zouden we hier een debat moeten voeren over de beleidsnota en over de toekomstige effecten van het Vlaams topsportactieplan.
We kunnen klagen over onze drie Olympische medailles. We mogen evenwel niet vergeten dat er nog andere spelen en kampioenschappen plaatsvinden. Zo hebben de Belgen het tijdens de Paralympics zeer goed gedaan. We mogen ons niet blindstaren op de Olympische Spelen. We moeten zaken globaal bekijken.
Wat het topsportactieplan betreft, heb ik in november 2001, toen de heer Anciaux ook de bevoegde minister was, een analyse gemaakt van het topsportlandschap en van hetgeen de sportbobo's allemaal hebben opgericht. De inspanningen waren versnipperd over 12 instituten die zich met topsport bezig hielden. Die versnippering is nu niet meer aan de orde. De stuurgroep Topsport probeert nu via een aantal innovaties en wetenschappelijke begeleiding een aantal goede zaken op punt te zetten. Ik denk daarbij aan het statuut van de studenten Topsport.
Ook het decreet op de sportfederaties van 2001 is niet onbelangrijk voor wat de topsportsubsidie betreft. We hebben het tweemaal ten goede veranderd. Vroeger was het een kwantitatief decreet. We hebben nu de kwaliteit van de begeleiding een prominente plaats gegeven zodat federaties gericht zouden werken. De afgelopen jaren is er heel wat gebeurd op dat vlak, zelfs in het onderwijs. Ik verwijs naar de topsportscholen.
Vorig jaar hebben we dan het decreet op de onderwijsgebonden sport goedgekeurd. De bedoeling ervan is de jongeren bewust te maken van de noodzaak van levenslang sporten. Wat de effecten hiervan zijn, moeten we uiteraard nog afwachten.
Ik heb de indruk dat er heel wat vragen zijn over evidente zaken. Ik stel voor dat er eerst eens wordt nagegaan wat er nu al allemaal bestaat. Nadat we die kennis hebben opgedaan, kan de commissie bekijken welke correcties nog moeten worden doorgevoerd. Het klopt dat de gelden van de gemeenschap goed moeten worden besteed. Ze moeten terechtkomen bij de ministers die daarvoor de verantwoordelijkheid dragen. Dat is evident. Er zijn een aantal anomalieën.
Ik heb hier een pleidooi gehoord om het aantal topsportscholen te beperken tot één of twee. Het meest wenselijke model zou echter één topsportschool per provincie zijn. Er zijn er nu negen. We kunnen niet ontkennen dat er een evenwicht moet zijn. Dit ligt gevoelig. In West-Vlaanderen zijn er op dit moment twee topsportscholen. Ik heb aanvankelijk getracht om over de netten heen één topsportschool te creëren. Dat is niet evident. De topsportsector vraagt geen beperking tot één of twee scholen, maar wel één per provincie.
Ik ben het niet eens met het gemekker. Ik ben veeleer geïnteresseerd in de gevolgen van een aantal maatregelen die we reeds hebben genomen. De overheid kan nog iets toevoegen aan de instrumenten die we hebben gecreëerd of correcties aanbrengen. Het mag echter niet de bedoeling zijn om elk jaar of elke legislatuur het warm water opnieuw uit te vinden. Over die instrumenten is nagedacht. We moeten de zaak opvolgen en correcties aanbrengen waar nodig.
Wat de Olympische Spelen betreft, zijn er mensen die deskundiger zijn dan ik. De toptrainers zouden al aan het werk moeten zijn. De atleten voor 2016 zouden nu al voorbereid moeten worden. (Gelach)
De structuren zouden er al moeten zijn. Het zou wijs en verstandig zijn om wat te wachten met die Olympische Spelen. Er is een gigantische accommodatie nodig. We zijn daar nog niet rijp voor.
Mijnheer de voorzitter, ik zou hierover liever een uitgebreid debat voeren naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota.
De voorzitter: De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, mijn mening sluit naadloos aan bij wat de heer Dedecker heeft gezegd. Toch wens ik nog een aantal zaken te verduidelijken. Mijnheer de voorzitter, ik betreur dat het debat niet wordt gevoerd in de plenaire vergadering. Het probleem kan niet enkel in deze commissie worden behandeld omdat het zo ruim is.
De voorzitter: Mijnheer Denys, u maakt toch deel uit van het Bureau.
De heer André Denys: Ik heb in het Bureau mijn standpunt verdedigd. Ik blijf betreuren dat de andere leden niet zijn ingegaan op mijn verzoek.
Mijnheer de voorzitter, vooraf wens ik echter nog iets zeggen over de manier van debatteren van de vertegenwoordiger van het Vlaams Blok. Iedereen spreekt zoals hij wil. In deze commissie hebben we echter de gewoonte aangenomen te trachten over de partijgrenzen heen een consensus te bereiken. Dit is een van de weinige commissies waar geen partijpolitieke spelletjes worden gespeeld. We kunnen wel van mening verschillen. We proberen elkaar echter niet te overtroeven op basis van de inhoud van kiespamfletten.
Ik heb in de oppositie gezeten. Er is geen enkele commissie waarin ik zoveel vanuit de oppositie heb kunnen meewerken met de meerderheid als deze. Er is ook geen enkele commissie waar ik zoveel de meerderheid ben gevolgd als deze. Ik zou betreuren dat we hier een partijpolitieke stijl zouden hanteren. Dit wil niet zeggen dat we niet van mening kunnen verschillen.
Het is jammer dat de heer Van Nieuwkerke hier niet meer aanwezig is. Hij heeft terecht gezegd dat we in het verleden werk hebben gemaakt van deze zaak. Ik ben echter ook de eerste om te zeggen dat we er te weinig aan hebben gedaan. We hebben ook niet op de juiste manier gewerkt.
Ik vind het ook jammer dat de heer Sauwens hier niet meer aanwezig is. Als we een goed topsportbeleid willen voeren, dan moeten we een aantal keuzes maken. Sport in de breedte en topsport kunnen niet samen worden gedaan. Er kan niet worden gezegd dat het probleem ligt bij het feit dat de jeugd minder aan sport doet. Dat probleem heeft meer te maken met sport in de breedte. Topsport is nog iets anders.
Topsport is inderdaad niet de meest sociale bezigheid. Om aan topsport te doen, moet men beschikken over een roofdiermentaliteit. Dat is competitie, de wil om te winnen. Topsport is een apart vak. Er kan veel worden gedaan aan sport in de breedte, maar dat wil niet zeggen dat er dan ook topsport is.
Tijdens de 20 jaar dat Bloso bestaat en dat Vlaanderen bevoegd is voor sport, is er veel gebeurd inzake sport in de breedte. Er kan en er moet meer worden gedaan. Ik heb gisteren een verslag gelezen over het seksueel gedrag. Gemiddeld gaan we nog twee keer per week van bil. (Rumoer)
Dit betekent niet dat het algemeen gemiddelde zakt en dat er daarin geen kampioenen zijn. Ik wil enkel zeggen dat er een verschil is tussen topsport en sport in de breedte. Er is een verschil tussen het gemiddelde fysiek gedrag van de Vlamingen en topsport. Ik pleit ervoor een typisch topsportbeleid te voeren, zelfs al zijn er uitwassen, zelfs al is topsport niet altijd even mooi.
Topsport blijft nog altijd de beste promotie om meer mensen in beweging te krijgen en aan sport te laten doen. We hebben dat recent ook kunnen vaststellen na de successen van Clijsters en Henin: meer mensen spelen nu tennis. Degenen die vinden dat er ook in de breedte meer aan sport moet worden gedaan, zullen moeten toegeven dat topsport daarvoor het beste uithangbord is.
Er is echter een probleem, dat kan worden samengevat in één woord: versnippering. De heer Van Nieuwkerke had het in een vorige interpellatie over wat hij de draak met de twaalf koppen noemde. Hij zegt nu dat dit probleem is opgelost, maar dat is niet zo. Er is nog altijd versnippering. Het oprichten van topsportscholen is een goed initiatief, maar de middelen worden versnipperd. Ik ben ervan overtuigd dat er maar één oplossing is: één topsportinstituut in Vlaanderen over de grenzen van de netten heen. Het moet een instituut worden waar de knowhow wordt samengebracht. Sommigen streven naar één topsportschool per provincie, maar voor een topsportschool zijn een bepaalde schaalgrootte en een bepaald aantal leerlingen nodig. Op het gebied van topsport moet men selectief zijn bij het toelaten van de leerlingen. Alleen degenen met de nodige capaciteiten mogen er worden toegelaten.
Als we het beter willen doen, dan moet de bestaande versnippering verdwijnen - ook al is die goed bedoeld. We merken trouwens wel al resultaten van het topsportbeleid. Zo boekt de topsportschool zwemmen ongetwijfeld vooruitgang. We moeten echter een beetje verder kijken dan de behaalde medailles. Als we twintig uur les willen verzoenen met topsport, dan moeten we de moed hebben om één topsportschool op te richten.
De heer Dedecker heeft een fundamentele vraag gesteld. De heer Sauwens verschilt op dat vlak van mening. Ik sta achter het voorstel van de heer Dedecker. Tijdens de vorige legislatuur heb ik echter een andere houding aangenomen door het mee ondersteunen van het decreet op de sportfederaties. We moeten beslissen of we een cel topsport onder leiding van een sportmanager oprichten, los van de federaties. Tot nu dacht ik dat de sportfederaties één geheel moesten vormen van breedtesport voor de topsport. Ik ben ondertussen van mening veranderd. Federaties staan immers voor een stuk gelijk met structuren. Voor topsport is echter een heel losse structuur nodig. Federaties schermen zich om allerlei redenen af - dat is niet negatief bedoeld. Ik herhaal dat we moeten kiezen voor een werking binnen de federaties of voor een aparte, losse structuur en een sportmanager.
De heer Dedecker heeft door middel van anekdotes een aantal misbruiken meegedeeld op het vlak van de sporttewerkstellingsprogramma's. Ik sta achter een losse structuur met een sportmanager. Die persoon moet aan alle politieke verleidingen kunnen weerstaan. Ik ben zelf ook nog tussengekomen om sporters een topsportstatuut te geven. Uit de voorbeelden van de heer Dedecker blijkt dat het, ondanks alle goede bedoelingen, misgelopen is. We zullen iemand moeten vinden die op basis van heel strenge, selectieve topsportnormen de programma's en mogelijkheden die we creëren, toekent los van enige politieke druk. De manager van die ene cel moet verantwoording afleggen aan de bevoegde minister. Ook die minister zal aan politieke druk moeten kunnen weerstaan, zo niet zullen onze goede bedoelingen opnieuw verwateren.
We moeten de goede ideeën niet allemaal opnieuw uitvinden, zoals het programma dat minister Keulen heeft opgemaakt. Het idee over de Olympische Spelen vormde trouwens de rechtstreekse aanleiding tot het besef dat we nu al moeten starten met een nieuw topsportbeleid - wat niet wil zeggen dat er in het verleden niets is gebeurd. Het topsportbeleidprogramma dat werd uitgewerkt door de stuurgroep sport bevat enorm veel goede ideeën. Een aantal fundamentele zaken zijn echter nog steeds nodig. Laten we niet te veel verwarring veroorzaken door onze goede bedoelingen om meer mensen in beweging te krijgen.
We zullen keuzes moeten maken. Ik herhaal dat we moeten beslissen hoe we alles zullen organiseren los van de federaties in een structuur met één of twee personen aan het hoofd die aan politieke druk kunnen weerstaan. We moeten ook de moed hebben om de topsportscholen, die een goed instrument zijn, te herleiden tot één topsportinstituut met een schaalgrootte die voldoende groot is om onderwijs te kunnen verzoenen met topsport.
We zullen ook moeten snoeien in het aantal sporttakken. De lijst met sporttakken die in aanmerking komen voor echte topsport, moet beperkt blijven. We moeten duidelijk aflijnen op welke sporten we mikken. Een lange lijst staat immers gelijk met een nieuwe vorm van versnippering. (Opmerkingen van de heer Stefaan De Clerck)
Mijnheer De Clerck, ik voorspel u dat na het nemen van die beslissing, veel interpellaties zullen volgen van collega's die werden gecontacteerd door sportmensen die hun sport ook op de lijst willen zien staan. Een topsportbeleid voeren staat gelijk met het nemen van moedige beslissingen. De versnippering is niet ontstaan op basis van slechte bedoelingen, maar omwille van politieke bemoeinissen en overtuigingen. Als we geen moedige beslissingen nemen, dan staan we over vijf jaar even ver als nu.
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, inzake het dossier over de organisatie van de Olympische Spelen wil ik er op wijzen dat we ons zeker niet mogen vergalopperen. Vlaanderen is er noch financieel, noch infrastructureel klaar voor. We zouden het geld veel beter investeren in initiatieven voor een goed topsportbeleid, want als we iets willen uitwerken op het vlak van topsport, zal dat geld kosten.
De organisatie van de Olympische Spelen kost trouwens heel veel geld. In de studie van Deloitte is sprake van 4,1 miljard euro. Veel mensen maken daar kritische kanttekeningen bij. Zo stelt de secretaris-generaal van het BOIC, de heer Guido De Bondt, dat de kostprijs voor de spelen in Athene dubbel zo hoog lag en dat de kans groot is dat een eventuele organisatie bij ons ook een dubbele kostprijs inhoudt. Hoogleraar economie Willem Brauers heeft een kritische analyse gemaakt bij die studie. Volgens hem zou de organisatie van de spelen minstens 6,58 miljard euro kosten.
Waarom zouden we zoveel energie stoppen in de organisatie van de spelen als we zelfs nog niet klaar zijn met het voeren van een ernstig topsportbeleid?
De voorzitter: De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het betoog van de heer Denys heeft me verrast. Hij brengt een flamboyant verhaal over één instituut dat in de plaats zou moeten komen van de federaties, en dat alles zou kiezen en beslissen. In mijn ogen is dat een DDR-model, dat niet in overeenstemming is met het beeld dat ik van de heer Denys heb. Ik meen ook niet dat de heer Dedecker daarvoor heeft gepleit.
Het is absoluut noodzakelijk dat er federaties zijn en vrije verenigingen, die vrij initiatief kunnen nemen. Dat moeten we behouden, en daarnaast kunnen we een instituut plaatsen dat selecteert.
De voorzitter: De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Het gaat om de topsport. Ik pleit dus niet voor het afschaffen van de federaties. De middelen die vandaag besteed worden aan topsport, via het decreet op de sportfederaties, hebben verschillende doelen. Een deel is bedoeld voor de topsport. Die middelen zou ik centraliseren in een nieuwe cel Topsport. Zo wordt alles wat aan topsport wordt besteed, gegroepeerd. Het gaat dus niet om het afschaffen van de federaties, alleen wordt de rol van de federaties in de topsport verminderd.
De heer Stefaan De Clerck: Dat is een belangrijk element, waarover we verder kunnen praten. Dat er iets moet gebeuren in de topsport, is evident, want we falen, en nieuwe initiatieven moeten dus een kans krijgen. Het zal echter maar lukken voor zover de federaties en de hele onderbouw erbij betrokken worden. Daarop kan iets gebouwd worden om beter te selecteren.
Het verraste me ook, mijnheer Denys, dat u pleitte voor het stoppen van de politieke bemoeienissen. Ik zou weleens willen weten wat u daarmee bedoelt. De heer Dedecker zorgt weliswaar voor een absolute verwarring, want sport en politiek zijn bij hem innig verbonden, maar voor het overige is helemaal niet duidelijk waarover het gaat. Ik val achterover van uw felle stelling dat de topsport gepolitiseerd zou zijn. Verklaar dat eens nader, al is het dan straks in de koffiekamer.
De voorzitter: Collega's, het is de bedoeling van een interpellatie de minister te ondervragen. Voor dit soort gesprekken zijn er andere plaatsen. (Gelach)
De heer Stefaan De Clerck: Vergeeft u me, mijnheer de voorzitter, maar het is bijzonder merkwaardig dat de heer Denys dit naar voren schuift. Dat is van belang voor het antwoord van de minister, want misschien is het wel daardoor dat we niet echt veel medailles behalen.
De heer Dedecker heeft geponeerd dat we volledig falen in de ploegsporten. Daar moeten we ook eens apart bij stilstaan. We hebben onze toptennissers en verder een vreemd amalgaam van individuele succesverhalen en mislukkingen. Echter topploegen creëren in om het even welke discipline, waar bijvoorbeeld Nederland wel in slaagt, vraagt een afzonderlijke analyse. Dat is niet zomaar op te lossen met behulp van een instituut. Het gaat om een mentaliteit, en dat moeten we anders aanpakken.
We moeten ook daarvan een prioriteit maken, en niet alleen van de individuele topsporter. Een ploeg maken is van een heel andere orde dan het begeleiden van een individuele atleet naar een ultieme prestatie op een ultiem moment. We hebben daarvoor te weinig aandacht. Mijnheer de minister, wat doet u in het bijzonder om ook de ploegsport op wereldniveau te brengen?
De voorzitter: De heer Dedecker heeft het woord.
De heer Jean-Marie Dedecker: Collega's, ik wens vooral een gesprek over topsport. Het zou misschien niet slecht zijn om dat eens te definiëren. Topsport is internationaal en gaat om de deelname met medaillekansen aan Europese kampioenschappen, wereldkampioenschappen en Olympische Spelen. Voor sommigen klinkt dat allemaal fascistisch, maar daarover gaat het.
Ik heb niet gesproken over het BOIC, omdat ook dat een apart debat verdient. Moeten we structuren subsidiëren die al tien jaar lang een half miljard frank in reserve hebben, de grote Jan uithangen, maar heel weinig investeren in de sport? Om de vier jaar zijn ze de sportieve eunuchen, en pochen ze met de inspanningen van anderen.
Mijnheer de minister, er is veel gezegd, en ik heb geen idee van wat u zult antwoorden, maar ik hoop dat we dit kunnen verruimen in de toekomst naar een themadebat in de plenaire vergadering.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega's, binnenkort stel ik de beleidsnota Sport voor in deze commissie. Het is belangrijk op basis daarvan een diepgaand gesprek te voeren over het topsportbeleid en het sportbeleid in het algemeen. Ik heb niet de ambitie om op basis van de nu gestelde vragen het totale sportbeleid en specifiek het topsportbeleid uit te tekenen, al begrijp ik dat die vragen daartoe een eerste aanzet geven. We doen dat bij de bespreking van de beleidsnota.
De heer Denys heeft het al gezegd: ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Er is betreurd dat dit gesprek niet plaatsheeft in de plenaire zitting, maar naar mijn aanvoelen is het nuttig dit in de commissie te doen. In de commissie kan er beter worden gezocht naar het beste beleid. Als deze interpellatie in de plenaire vergadering aan de orde zouden gesteld zijn, dan zou wellicht veeleer het vogeltje in de belangstelling staan dan de inhoud.
De belangrijke politieke inspraak bij het uittekenen van het topsportbeleid, die in de commissie mogelijk is, neem ik zeer ernstig. In de loop van de volgende jaren wens ik dit consequent te doen. Ik ben immers niet van plan te gaan shoppen, al moet ik bescheiden blijven, want het is nooit te voorspellen wat er gaat gebeuren. We moeten de volgende vijf jaar verder bouwen op wat er in het verleden al is gebeurd.
Er zijn vrij polemische uitspraken gedaan, die ik niet wil minimaliseren; daarvoor zijn we hier niet. Toch wil ik ze aangrijpen om uiteen te zetten waarmee we nu precies bezig zijn, en duidelijk te maken dat het niet allemaal kommer en kwel is. Ik wil ook de mensen verdedigen die met hart en ziel aan het topsportbeleid werken, door de dingen in hun juiste context te plaatsen.
Een eerste zaak is de kostprijs van één bronzen medaille op de Olympische Spelen: die zou tussen 12 en 15 miljoen euro hebben gekost. Topsportsubsidies worden toegekend krachtens het uitvoeringsbesluit topsport van 31 mei 2002 bij het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.
Deze subsidies worden toegekend voor de voorbereiding en de deelname aan internationale wedstrijden van geregistreerde topsporters; de voorbereiding en de deelname aan Olympische Spelen, Paralympics, Europese Jeugd Olympische Dagen of EYOD en Wereldspelen van de gepreselecteerde en geselecteerde topsporters; de participatie in een topsportschool en de organisatie van Europese kampioenschappen, Wereldkampioenschappen en Wereldbekerwedstrijden voor junioren en senioren in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Dat zijn de vier zaken waarvoor de topsportsubsidies op dit ogenblik kunnen worden aangewend.
De topsportsubsidies voor de olympiade 2001- 2004 zullen in totaal 12.488.512 miljoen euro bedragen. Het betreft middelen die niet uitsluitend aan huidige elitesporters worden besteed naargelang van de resultaten op de Olympische Spelen alleen. Naast de Olympische Spelen zijn ook prestaties op Europese kampioenschappen en wereldkampioenschappen in de diverse sporten, op de wereldspelen en de Paralympics doelstellingen van het Vlaams topsportbeleid.
Tijdens de olympiade 2001-2004 werden in totaal 151 medailles behaald door Vlaamse topsporters waarvan 1 op de Olympische Spelen, 51 op wereldkampioenschappen, 87 op Europese kampioenschappen, 7 op Wereldspelen en 5 op Paralympics, binnen sporttakken/disciplines opgenomen in het Vlaams sportbeleid. Het betreffen 48 gouden, 51 zilveren en 52 bronzen medailles. Bovendien wordt ook de werking van de negen topsportscholen met de topsportsubsidies gefinancierd alsook de organisatie van EK's, WK's en wereldbekerwedstrijden in Vlaanderen.
In de olympiade 2001-2004 werden in totaal 91 internationale topsportcompetities met de hulp van topsportsubsidies georganiseerd in Vlaanderen. Het betreft meer bepaald 20 WK's, 17 EK's en 54 wereldbekerwedstrijden. De juiste verdeling zal ik overmaken aan het commissiesecretariaat.
Er zijn een aantal uitspraken gedaan over het feit dat er 111 zogenaamde topsporters op de loonlijst van de Vlaamse overheid staan. Ik wil dit beantwoorden in twee luiken. Het Bloso-tewerkstellingsproject Topsport, of het Topsportteam Vlaanderen, beslaat 43 arbeidsplaatsen. Op het moment van de Olympische Spelen in Athene waren 41 elitesporters onder arbeidscontract bij het Bloso. Het ging over 36 in het tewerkstellingsproject Topsport en 5 in het Bloso-Topsportstudentenproject Hoger Onderwijs. Van die 41 elitesporters onder arbeidscontract bij Bloso waren er 32 met een resultaatsverbintenis voor sporttakken/ disciplines in de Olympische zomerspelen. 24 behaalden een selectie voor Athene. Er waren 2 topsporters met een resultaatsverbintenis voor sporttakken/disciplines van de Paralympics. Beiden behaalden een selectie voor Athene.
13 van de 24 deelnemende Vlaamse elitesporters met een topsportstatuut in een Bloso-project behaalden een finaleplaats en waren dus bij de top 8 in Athene, waarvan 1 bronzen medaille, met name van Ilse Heylen in het judo.
De twee paralympische atleten in het Bloso-tewerkstellingsproject Topsport haalden beiden een medaille: zilver in het discuswerpen voor Gino De Keersmaeker en brons in de vijfkamp atletiek voor Kurt Vanraefelghem.
Dit geeft aan dat Bloso in de voorbereiding tot Athene 2004 in de juiste topsporters investeerde op basis van strenge selectiecriteria, maar dat het globaal aantal topsporters momenteel te klein is om reële ambities te koesteren op een groter aantal medailles.
Ik kom tot het tweede luik. De overige projecten voor topsporters zijn een complementair samenwerkingsverband tussen de Vlaamse minister van Sport en de Vlaamse minister van Tewerkstelling. De uitvoering gebeurt door de administratie Jeugd en Sport voor wat het deel van het samenwerkingsverband van de Vlaamse minister van Sport betreft en dat bestaat uit een bijdrage in de werkingskosten. Het betreft hier de volgende projecten: Wielerploeg Vlaanderen T-Interim met 23 renners met gesco-statuut, Dameswielerploeg Vlaanderen met 16 rensters waarvan 9 met een gesco-statuut, Jongerenwielerploeg VZW Jong Vlaanderen 2016 met 19 renners waarvan 4 met een gesco-statuut en 1 renner met een Bloso-contract en de Atletiekploeg Vlaanderen met een maximum van 15 atleten met een gesco-statuut.
De heer Dedecker verklaarde dat investeringen in de topsportscholen tot vandaag nog niet hebben geleid tot betere prestaties van onze topsporters op internationaal niveau. De topsportscholen werden opgericht in het schooljaar 1998-99 en beginnen dus dit schooljaar aan hun zevende jaar. Iedereen in de wereld van de topsport weet dat topsportprestaties steeds het resultaat zijn van een langetermijnproces. Er zijn gemiddeld 11 jaar en meer dan 10.000 kwalitatief hoogstaande trainingsuren nodig vooraleer een topsporter zijn hoogste niveau bereikt. Het eerste grote effect van de topsportscholen mag dus pas echt verwacht worden in 2010. Een eerste prestatie werd al geleverd in Athene, met een all-round finaleplaats op de Olympische Spelen voor Aagje Van Walleghem, een leerling-topsporter uit de topsportschool gymnastiek te Gent.
Wat is nu de oorzaak van het falen van ons topsportbeleid? Het falen dient mijns inziens genuanceerd te worden, zonder het belachelijk te maken. We moeten een harde maar een correcte analyse maken. De evolutie van de Belgische finaleplaatsen, dus de top 8 in de wereld, op de Olympische Spelen sinds Seoul 1988 - de Spelen van 1980 in Moskou en 1984 in Los Angeles werden telkens door grote topsportnaties geboycot - is als volgt: in 1988 in Seoul haalde de delegatie van 59 atleten 12 finales met 15 betrokken atleten, wat 25 percent is; in 1992 in Barcelona haalde de delegatie van 68 atleten 17 finales met 20 betrokken atleten, wat 29 percent is; in 1996 in Atlanta haalde de delegatie van 61 atleten 15 finales met 15 betrokken atleten, wat 25 percent is; in 2000 in Sydney haalde de delegatie van 68 atleten 14 finales met 14 betrokken atleten, wat 21 percent is; in 2004 in Athene haalde de delegatie van 51 atleten 16 finales met 25 betrokken atleten, wat 49 percent is.
Hieruit blijkt dat de strengere selectiecriteria sinds de olympiade 2001-2004, zowel door Bloso als door het BOIC, tot een sterkere delegatie en relatief gezien tot een verdubbeling van het aantal finaleplaatsen hebben geleid in Athene, in vergelijking met alle voorgaande Olympische Spelen sinds Seoul 1988. Ik zeg niet dat de strengere selectiecriteria voldoende zijn om op voort te bouwen, maar ik denk dat we veel strenger moeten zijn. Geloof me, ik zal met gedurfde voorstellen naar buiten komen omtrent topsport, wees daar maar zeker van.
Vlaamse topsporters uit sporttakken/disciplines binnen het Vlaams topsportbeleid, en dus mede dankzij het Vlaams topsportbeleid, behaalden in de voorbije 4 jaar 151 medailles op Olympische Spelen, Wereldkampioenschappen, Europese kampioenschappen, Wereldspelen en Paralympics.
Een recent onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen toont evenwel aan dat Belgische topsporters te weinig medailles halen op Olympische Spelen in verhouding tot onze welvaart, het BBP per hoofd, en populatie.
De heer Jean-Marie Dedecker: Het judoteam heeft de voorbije 20 jaar meer medailles gehaald op EK's, WK's en Olympische Spelen dan alle andere sporten samen, uitgezonderd de gehandicaptensport, maar daarvoor was ik niet verantwoordelijk.
Minister Bert Anciaux: België concurreert slecht in verhouding tot 11 vergelijkbare landen inzake welvaart en populatie, met name Australië, Nederland, Canada, Griekenland, Zweden, Noorwegen, Zwitserland en Denemarken. Deze landen halen meer medailles dan België op het totaal van de laatste vier Olympische zomerspelen van Athene (2004), Sydney (2000), Atlanta (1996) en Barcelona (1992). Enkel Finland en Oostenrijk, die beide sterk presteren op de Olympische winterspelen, en Israël haalden minder medailles dan België. Het sportklimaat in Israël zal dus nog slechter zijn dan bij ons.
In het onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen werd gepeild naar de omstandigheden waarin topsporters en hun trainers hun sport bedrijven. Globaal gezien geven topsporters en hun trainers zelf aan dat hun individuele leefsituatie en de talentontwikkeling het meest voor verbetering in aanmerking komen, gevolgd door meer doorstroming van wetenschappelijk onderzoek, meer mediabelangstelling en een hogere maatschappelijke waardering. Topsporters en hun trainers zijn opvallend tevreden over de kwaliteit van de bestaande topsportaccommodaties.
U vroeg welke maatregelen ik zal nemen om op korte en lange termijn het falen te verhelpen. De praktijk in succesrijke landen wijst uit dat landen hun kansen op topsportsucces door een doelgericht topsportbeleid, dat te maken heeft met investering in begeleiding en ondersteuning, kunnen vergroten. Nederland en Australië, beide succesvol sinds de jaren negentig, hebben grote investeringen gedaan in topsport en hebben bewezen dat topsport wel degelijk 'maakbaar' is.
De jongste jaren werden reeds heel wat inspanningen geleverd. De middelen voor topsport zijn sinds 1999 met 45 percent gestegen, er werd een Stuurgroep Topsport opgericht waarin al wie in Vlaanderen met topsport bezig is, vertegenwoordigd zijn, namelijk de topsportfederaties, Bloso, en het BOIC. De Stuurgroep Topsport beoogt een integraal Vlaams topsportbeleid door de bestaande initiatieven en financiële middelen te groeperen en op elkaar af te stemmen, en adviseert rechtstreeks aan de minister van Sport.
De huidige inspanningen om tot een integraal topsportbeleid te komen, tonen aan dat er op beleidsniveau in de goede richting wordt gewerkt. We moeten daar nu mee doorgaan. De Vlaamse topsportfederaties dienen het aangereikte kader evenwel de komende jaren in de praktijk om te zetten. De Vlaamse overheid zal hierin sterk sturend en ook begeleidend moeten optreden. Er mag dus niet te veel democratie zijn in de topsport. Voor alle duidelijkheid: men kan de minister van Sport altijd op de rooster leggen, die democratie zal zeker gehandhaafd blijven. Indien wordt doorgezet, zal Vlaanderen op middellange termijn betere topsportresultaten op internationaal niveau behalen.
In april 2004 werd door de Stuurgroep Topsport het Topsportactieplan Vlaanderen opgesteld. Dit plan moet op termijn meer Vlaamse topsporters voorbereiden op meer medailles en finales op de komende Olympische Spelen, want de ambitie gaat duidelijk ook naar medailles. Het Topsportactieplan Vlaanderen is gefocust op de eerste fase van de voorbereiding, met name de olympiade 2005-2008, die volledig binnen de huidige legislatuur 2004-2009 van de Vlaamse Regering valt.
De actiepunten van het Actieplan Topsport Vlaanderen houden strategische projecten in op korte termijn, binnen deze legislatuur dus, die de basis moeten leggen voor betere topsportprestaties op lange termijn. Het maximaal beleidseffect zal voelbaar zijn in 2016.
Het Actieplan Topsport wordt finaal bekeken door een groep experts uit de sportwereld zodat het verder concreet kan worden ingevuld. Ik sluit me aan bij het project. Er moet echter één bijkomende evaluatie komen. Het spreekt voor zich dat de actoren die het actieplan hebben opgesteld, zichzelf niet kunnen evalueren. Het is dan ook mijn verantwoordelijkheid om die te maken. Dit actieplan vergt een jaarlijkse bijkomende financiële inspanning voor topsport, en daartoe engageer ik me volledig.
Hoe kunnen we de efficiëntie van de topsporters met een tewerkstellingsovereenkomst verhogen? Dit antwoord bestaat uit twee delen. Ten eerste werkt het Bloso uitsluitend met contracten van korte duur - een jaar, verlengbaar - op basis van zeer strikte selectiecriteria, met concrete en scherpe resultaatsverbintenissen. Aangezien dit beleid vruchten afwerpt, moet het niet worden bijgestuurd maar wel worden voortgezet. Specialisten zullen moeten oordelen of die selectiecriteria moeten worden verscherpt. Ik zal de criteria voor elitesporters aan de commissiesecretaris van deze commissie bezorgen.
Wat de categorie beloftevolle jongeren betreft, werkt de Stuurgroep Topsport de selectiecriteria per sporttak uit, op basis van zowel prestatieparameters - piekprestatie, prestatie-evolutie en prestatiedichtheid - als intrinsieke kwaliteiten, zoals deze blijken uit het individueel op schema zitten in het topsportloopbaanplan, afgeleid uit de ontwikkelingslijn per sporttak.
Het is ook de bedoeling om de criteria zo scherp te stellen dat alleen potentiële elitesporters zullen worden opgenomen. Het topsportbeleid van het Bloso investeert a priori niet in de subtop, ook niet in de subtop van morgen. We richten ons niet op een grote groep toekomstige topsporters. We moeten bescheiden zijn en een heel strenge selectie doorvoeren.
De heer Johan Sauwens: Het is belangrijk dat er een voldoende grote subtop komt.
Minister Bert Anciaux: Daar ben ik het volledig mee eens. Om te kunnen vissen, moet je ook een voldoende grote vijver hebben. Een topsportbeleid bouw je niet op met toevallige uitschieters. Aan de basis is dan ook een heel strenge opleiding en selectie nodig.
Ten tweede, wat de selectie van topsporters in het complementaire samenwerkingsverband betreft, hebben de verantwoordelijken van de vzw Atletiek criteria opgesteld voor de selectie van de atleten die tot die vzw behoren, dit in overleg met de VAL. Ook hier is het noodzakelijk dat de criteria worden opgesteld door een groep specialisten terzake.
Voor de wielerploeg Vlaanderen gelden geen vastgelegde criteria. De resultaten van de jonge atleten worden als maatstaf genomen met het oog op het gepast functioneren binnen de respectieve ploegen en de mogelijkheid tot verdere ontwikkeling van de geëigende sporttalenten in de toekomst. Ofwel gaat het over tewerkstelling, ofwel gaat het over topsport, en dan hanteren we ook de topsportcriteria.
Wat de interpellatie van de heer Marginet betreft, wil ik eerst antwoorden op de bijkomende vraag. Het onderzoek om met een Vlaamse ploeg deel te nemen aan de Olympische Spelen is afgerond. Wie een eigen natie of staat vormt, kan deelnemen. Ik ga ervan uit dat ik er niet in zal slagen het IOC tot andere gedachten te brengen. Een andere mogelijkheid zou zijn dat Vlaanderen een eigen staat vormt, maar ik denk niet dat dit tijdens deze legislatuur zal lukken.
Wat uw eerste twee vragen betreft, heeft het decreet van 2 maart 1977 op de erkenning en de subsidiëring van de sportfederaties ervoor gezorgd dat de op dat ogenblik bestaande nationale sportfederaties werden opgesplitst in Vlaamse en Franstalige liga's. De daaropvolgende decreten van 13 april 1999 en 13 juli 2001 houdende de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties hebben ervoor gezorgd dat de sportfederaties op Vlaams niveau zich hebben kunnen ontwikkelen tot volledig onafhankelijke en goed functionerende zelfstandige sportfederaties. Het huidige decreet van 13 juli 2001 heeft er bovendien voor gezorgd dat de sportfederaties voldoende middelen hebben om gekwalificeerd personeel aan te trekken en om een autonoom en onafhankelijk sportbeleid te voeren.
De autonome en onafhankelijke werking van de Vlaamse sportfederaties is trouwens een erkenningsvoorwaarde die jaarlijks wordt gecontroleerd door het Bloso. Het huidige decreet moedigt de splitsing van de nog unitaire sportbonden aan: wanneer zij splitsen, kunnen ze onmiddellijk worden erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.
Ook via de bijkomende subsidies voor de facultatieve opdrachten jeugdsport, sportkampen, prioriteitenbeleid en topsport kunnen de sportfederaties autonoom een Vlaams sportbeleid voeren. De subsidies die worden toegekend door de Vlaamse overheid kunnen enkel en alleen worden gebruikt ten behoeve van de Vlaamse sportbeoefenaars. Enkel wat de praktische organisatie van de nationale competities betreft, dus het opstellen van nationale kalender, afspraken in verband met de toe te passen sporttechnische reglementering enzovoort, en de vertegenwoordiging op internationale wedstrijden en in internationale sportstructuren, blijft het noodzakelijk dat de Vlaamse, Franstalige en eventueel ook Duitstalige liga's een nationale koepel oprichten om praktische afspraken te maken. Daar de internationale sportfederaties slechts één sportfederatie per land erkennen, is deze nationale koepel vooralsnog noodzakelijk. Ik blijf er echter bij dat deze koepel, waar nodig, meer moet uitgaan van de staatsstructuur en dus binnen een confederaal model zal moeten werken.
Sport en dus ook topsport is en blijft een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. Daarom ondersteunt het Bloso, als Vlaamse sportadministratie, in eerste orde de Vlaamse unisportfederaties die in aanmerking komen voor topsportsubsidies. Het BOIC, wiens opdracht zich toespitst op de selectie en deelname van Belgische - waarvan 80 percent Vlaamse - topsporters aan de Olympische Spelen, heeft niet als kernopdracht deze Vlaamse unisportfederaties te begeleiden, noch ze rechtstreeks te ondersteunen. Het BOIC heeft als kerntaak de selectie en deelname van onze topsporters aan de Olympische Spelen te realiseren.
In tegenstelling tot Adeps, de Franstalige sportadministratie, die ook de werking van het BOIC subsidieert, heeft de Vlaamse Gemeenschap tot op heden nooit het BOIC gesubsidieerd. Het is wel zo dat de Vlaamse Gemeenschap via het Bloso de kosten voor deelname van Vlaamse topsporters aan de Olympische Spelen, de Paralympics, de Wereldspelen en de Europese Jeugd Olympische Dagen terugbetaalt aan het BOIC.
Op 1 december 2003 werd de Stuurgroep Topsport opgericht, waarin alle actoren die in Vlaanderen met topsport bezig zijn, vertegenwoordigd zijn, dus zowel de topsportfederaties, als het Bloso en het BOIC. Deze samenwerking binnen de Stuurgroep Topsport leidde in het voorjaar 2004 tot een concreet beleidsplan en actieplan voor een optimale voorbereiding, begeleiding en omkadering van jonge, beloftevolle Vlaamse topsporters op de Olympische Spelen van 2008, 2012 en 2016.
Ik zal nu ingaan op uw vierde en vijfde vraag. De praktijk in succesrijke landen wijst uit dat landen hun kansen op topsportsucces door een heel doelgericht topsportbeleid kunnen vergroten. Nederland en Australië, beide succesvol sinds de jaren negentig, hebben grote investeringen gedaan inzake topsport en hebben bewezen dat topsport, zoals ik reeds zei, erg maakbaar is. De voorbije jaren werden ook in Vlaanderen heel wat inspanningen gedaan. De middelen voor topsport zijn sinds 1999 met 45 percent gestegen. De Stuurgroep Topsport beoogt een integraal Vlaams topsportbeleid door de bestaande initiatieven en financiële middelen te groeperen en op elkaar af te stemmen, en adviseert rechtstreeks aan de minister van Sport. Ik zal dit ook versterken.
De huidige inspanningen om tot een integraal topsportbeleid te komen, tonen aan dat er op beleidsniveau in de goede richting wordt gewerkt. De Vlaamse topsportfederaties moeten het aangereikte kader de komende jaren evenwel in de praktijk omzetten. De Vlaamse overheid zal hier sterk sturend moeten optreden. Het topsportactieplan wordt bekeken en vergt bijkomende financiële inspanningen. We willen dit realiseren. Op de uitvoering van dit plan zoals het was ontworpen werd ook een bedrag gekleefd. Het ging over meer dan 8 miljoen euro. Het lijkt me noodzakelijk de aanstuurlijnen zeer kort te houden. Er moet terzake nog een bijkomende investering gebeuren. We hebben het wellicht over een totale investering van 10 miljoen euro. Die zal in stappen moeten worden gerealiseerd. In de begroting 2005 zal daartoe een aanzienlijke eerste aanzet worden gegeven.
Dan was er de vraag over de ontbrekende infrastructuur. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen sportinfrastructuur en topsportinfrastructuur. Inzake sportinfrastructuur is er vooral nood aan renovatie van bestaande sportinfrastructuur. Inzake topsportinfrastructuur zullen we in deze zittingsperiode de zaken evalueren en nagaan waar en hoe we bijkomende grote sporthallen zullen realiseren. Ik zal dat doen op basis van de totaalkaart van Vlaanderen en niet meer in functie van de lokale politieke druk. Die bestaat immers wel, mijnheer De Clerck. Voor alle duidelijkheid: er ligt nog niets vast. Sommigen gaan ervan uit dat reeds allerlei dingen zijn vastgelegd.
De heer André Denys: Wat niet aan bod is gekomen, is het budget voor de topsportevenementen. Dat mogen we niet vergeten. De heer Van den Brande heeft dat budget ooit ingesteld. Wie de verhouding wil kennen tussen politiek en sport, moet zich wenden tot de heer Van den Brande. Het ware goed dat dit ook eens wordt bekeken.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer Denys, zoals u zelf heeft gezegd, heeft het helemaal geen zin aan elkaar de zwartepiet door te spelen. Toen ik minister van Sport werd en dit erfde van mijn voorganger, heb ik wel vastgesteld dat het over een relatief klein aantal manifestaties ging. Na 2 jaar afwezigheid zijn die fors toegenomen. Ik weet niet of dit altijd de bedoeling kan zijn van het topsportbeleid. (Opmerkingen van de heer André Denys)
We moeten dit alles analyseren.
Ik ga in op de zevende vraag. De opleiding en bijscholing van meer trainers is een voorwaarde om op hoog niveau een kwalitatieve ondersteuning en begeleiding van elitesporters en beloftevolle jongeren te realiseren. De Vlaamse Trainersschool, een samenwerkingsverband tussen het Bloso, de sportfederaties en de universiteiten en hogescholen LO, moet hierbij een belangrijke rol spelen door in overleg en samenspraak met de topsportfederaties en haar toptrainers een hoogstaand opleidings- en bijscholingsprogramma uit te werken en aan te bieden.
In het ontwerp van het Topsportactieplan Vlaanderen worden terzake verschillende voorstellen geformuleerd. Ik geef er vier. De VTS en de afdeling Topsport zullen voor trainers B, trainers A en niet-gediplomeerde toptrainers van de topsportfederaties, alsook voor de trainers van de topsportscholen, verplicht te volgen clinics, dus bijscholingen, organiseren over sportspecifieke en trainingstechnische onderwerpen. Er zal een procedure tot assimilatie tot VTS-trainer A worden opgestart voor de niet-gediplomeerde toptrainers. Er zal worden onderzocht of er nog een bijkomend attest of diploma van de VTS kan worden verleend met het label van 'toptrainer'. Ook zal de VTS prioritair werk maken van het opstellen en implementeren van de ontwikkelingslijn per sporttak. Deze ontwikkelingslijn vormt de basis van onder meer het trainingsprogramma in de sportfederaties en de clubs, van de VTS-opleiding van trainers en van het topsportervolgsysteem in functie van talentdetectie.
Het is belangrijk dat de centralisatie van topsporttraining per sporttak gebeurt. Dit kan bij voorkeur door de topsportscholen, het topsporttrainingscentrum van de sportfederatie en het sportmedisch keurings- en begeleidingscentrum gegroepeerd te lokaliseren. Vlaanderen heeft bij het begin van het schooljaar 2004-2005 negen topsportscholen, waarin 17 Vlaamse topsportfederaties vertegenwoordigd zijn en waarin 450 leerlingen-topsporters worden voorbereid op een topsportcarrière.
Ondanks een progressieve optimalisatie van de topsportscholen sinds de start in 1998-1999, blijft het vaak ontbreken van een internaat en trainingscentrum/ topsportinfrastructuur in de nabijheid van de school een belangrijk pijnpunt. Ik koppel dit aan de opmerkingen over topsportscholen die hier werden gemaakt.
Momenteel voert de VUB, Vakgroep Sportbeleid en -management een internationale benchmarkstudie uit over topsportsucces. Dit onderzoek zal afgerond zijn tegen het einde van dit kalenderjaar. Een diepgaande vergelijking met het Nederlandse topsportbeleid werd voor de zomer reeds afgeleverd, en er werden intussen contacten gelegd met het Nederlands Olympisch Comité en de Nederlandse Sportfederatie om ervaringen uit te wisselen. In Nederland werden al die onderzoeken al uitgevoerd. U weet dat ik absoluut wil samenwerken met Nederland en dit op verschillende domeinen.
Er is veelvuldig overleg tussen Bloso en het BOIC over de begeleiding van topsporters. Dat gaat dan zowel over de subsidiëring van het topsportprogramma, over het vastleggen van selectiecriteria voor de topsportscholen, voor beloftevolle jongeren en elitesporters, over de selectie van leerlingen/ topsporters voor de topsportscholen, als over de selectie van beloftevolle jongeren en elitesporters in het Bloso-tewerkstellingsproject Topsport en het Bloso-topsportstudentenproject hoger onderwijs. Dat overleg vindt structureel plaats binnen de Stuurgroep Topsport en in de ABCD-commissie waarin Adeps, Bloso, het BOIC en de Duitstalige gemeenschap zetelen. We moeten tot een nog grotere centralisatie komen.
De onderwijssector is een partner in het topsportconvenant topsportscholen sinds 1998 en in het topsportconvenant hoger onderwijs sinds 2003. Binnen deze convenants wordt alles in het werk gesteld om topsport en studies succesvol te combineren. Het onderwijs kan via de lessen LO aanzetten tot naschoolse sportbeoefening. Ik wil de idee van 'brede school' en van sport in de naschoolse opvang als prioriteit meenemen. De Vlaamse Regering wil de samenwerkingsdriehoek van sportclub, school en gemeente realiseren. Het onderwijs is ook organisator van de schoolsport voor alle leerlingen.
Zoals blijkt uit het regeerakkoord is het onderzoek naar de wenselijkheid en haalbaarheid van een eventuele kandidaatstelling voor de organisatie van de Olympische Spelen in Vlaanderen een regeringsstandpunt. Of dit een beleidsprioriteit is, is momenteel nog niet aan de orde: eerst moeten de haalbaarheid en de wenselijkheid ervan duidelijker in kaart worden gebracht. Voor mij is de realisatie van het topsportbeleid een absolute prioriteit. Na contact met de betrokkenen, namelijk het BOIC en voorzitter Rogge, lijkt het me uitermate belangrijk dat we voorafgaandelijk twee zaken realiseren: een topsportbeleid met resultaat en een algemeen sportklimaat in de bewuste steden. De oproep van de heer Sauwens tot bescheidenheid verplicht mij ertoe te zeggen dat die twee zaken nog niet zijn waargemaakt. We willen daaraan werken.
Het debat over de Olympische Spelen heeft een positief en een negatief effect. Het is zonder meer positief dat de idee van Olympische Spelen in Vlaanderen ons stimuleert om zwaar te investeren in topsport. Ik kan in elk geval gebruik maken van die sfeer om op tafel te slaan en eisen te stellen voor mijn departement. (Opmerkingen van de heer Stefaan De Clerck)
Dat heb ik niet gezegd, mijnheer De Clerck. Laten we geen polemiek voeren. We moeten daar rustig over nadenken. Ik ben niet naïef en ik ben in Athene geweest. Hoe mooier en knapper het daar werd, hoe meer het een droom werd om de spelen hier te organiseren. Het zou prachtig zijn, maar zeer moeilijk. We kunnen Vlaanderen niet vergelijken met Athene. De stad Athene heeft ruimte zat. Wij zitten zo ongeveer in het drukst bewoonde gebied ter wereld. Dat alleen al maakt het niet vanzelfsprekend. De ambitie, de idee, kan echter wel tot een en ander leiden, mijnheer De Clerck. Misschien kunnen we de spelen niet op korte termijn organiseren, maar we kunnen wel het klimaat scheppen om ze eventueel later te organiseren, namelijk een algemeen en echt topsportklimaat. Zonder de medewerking van héél de bevolking maken we geen kans. Alleen al de indiening van een dossier bij het BOIC kost handenvol geld, rond de 25 miljoen euro. Bovendien wordt een land bij een eerste kandidaatstelling nooit ofte nooit geselecteerd. Het zou dom zijn om daarmee geen rekening te houden. Op de overige bedenkingen zal ik uitgebreid ingaan bij de bespreking van de beleidsnota.
De voorzitter: De heer Dedecker heeft het woord.
De heer Jean-Marie Dedecker: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Voor bepaalde zaken blijf ik echter op mijn honger zitten, vooral voor de uitleg over de medailles. Dat is een uitleg in BOIC-stijl: statistieken maken en vergelijken met andere landen. We behoren tot de tien rijkste landen ter wereld.
Minister Bert Anciaux: Ik heb de vergelijking gemaakt met elf evenwaardige landen en ze viel zeer negatief uit.
De heer Jean-Marie Dedecker: Oké, maar er zijn al ontzettend veel mensen van 2 meter groot verdronken in water van gemiddeld 1 meter diep. Ik krijg de indruk dat met statistieken alles te bewijzen valt. Ik heb al gezegd dat we de discipline van excuses zoeken heel goed beheersen en ik wil dat we daarmee stoppen. De lat wordt altijd maar verlegd. Vroeger lag de lat op de medailles, nu ligt ze op de finaleplaats en het zal niet lang meer duren of ze wordt verlegd naar de halvefinaleplaats. Iedereen heeft natuurlijk recht op zijn eigen visie. We kunnen echter geen appelen met peren vergelijken.
Voor mij is het glas half leeg. Ik blijf op mijn honger zitten. Wat zal er gebeuren met al deze projecten? Worden die in één thema gezet? Wordt Atletiek Vlaanderen bij het Bloso-project gevoegd? Er zit een pak poen in de Lottopot, onder andere 3 883.000 euro voor gadgets. Er is tijdens de Lambermontonderhandelingen 3.100.000 euro beloofd, maar die zit nog altijd in de pot. Wat gebeurt er met deze centen, naast de extra 2.250.000 euro die u voor sport op de begroting krijgt?
Minister Bert Anciaux: Die 3.100.000 euro wordt beheerd door de ABCD-commissie en staat op een rekening. Die vier instellingen hebben projecten aangevraagd, maar ik wil het deel vanuit de Vlaamse Gemeenschap inpassen in een gecoördineerd topsportbeleid.
De heer Jean-Marie Dedecker: En die ongeveer 4 miljoen euro Lottogeld die wordt uitgedeeld door de minister van Overheidsbedrijven en die voor sport moet worden gebruikt?
Minister Bert Anciaux: Er moet in dit land nog veel worden geregeld.
De heer Jean-Marie Dedecker: Ik dank u voor dit duidelijk antwoord.
De voorzitter: De heer Marginet heeft het woord.
De heer Werner Marginet: Mijnheer de minister, het is niet mijn schuld dat ik zoveel vragen heb moeten stellen. De meerderheid in het Bureau had beslist om de drie interpellatieverzoeken van de heren Dewinter, Wymeersch en mezelf te bundelen.
Mijnheer Sauwens, het onderwijs kan en moet een stimulerende rol spelen in de sportopvoeding van jongeren. Dit moet niet alleen tot topsporters leiden, maar ook tot lichamelijke ontwikkeling. Het geeft jongeren de kans om interesse te krijgen voor sport. Ik ga niet akkoord met uw opmerking over voetbalclubs. Volgens mij haken jonge talentvolle voetballers af omdat ze geen kans meer krijgen bij grote clubs doordat veel goedkopere buitenlandse spelers kunnen worden opgesteld.
Het is niet mijn bedoeling om hier op een vijandige basis te werken, integendeel. Ik wilde de collega's confronteren met voorbeelden en uitspraken die in het verleden zijn gedaan en die nu blijkbaar zijn veranderd, misschien door de overstap van oppositie naar meerderheid.
Mijnheer de minister, u hebt op een aantal vragen geantwoord, maar op andere niet. Ik begrijp dat u wilt wachten tot de beleidsnota er is om het debat dan op een ernstige manier te kunnen voeren. Ik stel vast dat het IOC bovengeschikt is aan Vlaanderen, een op democratische wijze hervormde staat. De bevoegdheid sport is geregionaliseerd, maar we blijven met nationale ploegen zitten. Ik vind dat jammer.
Ik kijk uit naar een uitgebreid debat naar aanleiding van de beleidsnota van de minister. We zullen dan hopelijk praten over de noodzakelijke wijzigingen aan het topsportbeleid in het algemeen en over de herstructurering van de topsport en sportscholen in het bijzonder.
Er wordt uitgegaan van het feit dat we niet met eigen Vlaamse ploegen kunnen optreden, wat jammer is. Daarom zal mijn fractie een met redenen omklede motie indienen.
De voorzitter: De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Dit debat smaakt naar meer. Ik ben het echter niet eens om hierover te discussiëren naar aanleiding van de beleidsnota.
Ik wil nog iets zeggen over het standpunt van het Uitgebreid Bureau. Ik word niet geacht om hier mijn eigen standpunt weer te geven, maar wel dat van het Uitgebreid Bureau. Ik wil dat dan ook corrigeren.
Als de commissie hier een themadebat aan wil wijden, dan zal het Uitgebreid Bureau dat steunen. Ik ben in elk geval voorstander van dergelijk debat. Als dit tijdens de bespreking van de beleidsnota wordt behandeld, dan zal dat niet dezelfde impact hebben als een themadebat. De procedure van dergelijk debat is anders.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Ik kan me gedeeltelijk achter de idee van de heer Denys scharen. Dit onderwerp maakt echter deel uit van een beleidsnota Sport. Ik pleit er dan ook voor om grondig over de beleidsnota te discussiëren en dan eventueel te gelegener tijd een themadebat te houden. De twee moeten wel van elkaar worden gescheiden.
De voorzitter: Volgende week dinsdag is er een hoorzitting met de Vlaamse Sportraad. Ik ga akkoord met de heer Decaluwe dat het logisch is om eerst de beleidsnota te behandelen en dan eventueel later nog een themadebat te organiseren.
De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Ik wil de werkzaamheden niet overhoop halen, maar wat is de juiste procedure voor een themadebat?
De voorzitter: Dergelijk debat bestaat niet in een commissie.
De heer André Denys: De commissie beslist er toch over?
De voorzitter: We zullen daar dieper op ingaan tijdens de regeling van de werkzaamheden.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Marginet werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.