Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 14/10/2004
Vraag om uitleg van de heer Steven Vanackere tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de hervorming van de subsidieregeling voor de verdeling van de middelen van de Nationale Loterij die bedoeld zijn voor culturele doeleinden en organisaties
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vanackere tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de hervorming van de subsidieregeling voor de verdeling van de middelen van de Nationale Loterij die bedoeld zijn voor culturele doeleinden en organisaties.
De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de verdeling van de middelen van de Nationale Loterij in de culturele sector is in deze commissie een saga gebleken die aanleiding gaf tot talloze betogen, in het bijzonder van gewezen lid mevrouw Van Hecke. U mag van me aannemen dat ik graag het estafettestokje van haar overneem. Ik hoop evenwel dat ik niet zoveel vragen zal moeten stellen als zij alvorens het systeem perfect op punt staat. Het vertrek van mevrouw Van Hecke betekent dus niet dat we het onderwerp laten rusten.
Sinds de Lambermontakkoorden van 2002 is de Vlaamse Gemeenschap zelf verantwoordelijk voor de verdeling van een groot deel van de winst van de Nationale Loterij. De jaren 2002 en 2003 werden als overgangsjaren beschouwd waarbij men zich bleef baseren op de verdelingen van vroeger.
Het was de bedoeling om vanaf 2004 een nieuwe regeling uit te werken waardoor de winst van de Nationale Loterij in de culturele sector vooral zou worden verdeeld via de gewone decretale weg en via sectorale projectsubsidies, maar ook via twee nieuwe reglementen, namelijk een subsidiereglement voor experimentele uitzonderlijke participatieprojecten ten bedrage van ongeveer 850.000 euro en een subsidiereglement voor hobby- en vrijetijdsverenigingen ten bedrage van ongeveer 100.000 euro.
Op die manier werd gehoopt te kunnen afstappen van het federale systeem van vóór 2002 dat door twee ministers van de vorige Vlaamse Regering werd bestempeld als 'een samenraapsel van accidentele toewijzingen en bijkomende subsidies' met instellingen die 'slechts op het einde van het jaar op de hoogte gebracht werden van de toegekende bedragen' en een 'bric-à-brac, want zo noem ik wat nu met de Nationale-Loterijgelden gebeurt.' Een van beide citaten werd door u uitgesproken, ik laat u raden welk.
Wijlen Gaston Geens zei, in een uitspraak die jammer genoeg telkens verkeerd wordt geciteerd, 'wat we zelf doen, moeten we beter doen'. De heer Geens formuleerde dus geen zelfgenoegzame zelfbewieroking, maar wel een opdracht. Mijnheer de minister, doen we het nu beter? Er is alvast meer geld dan in de federale tijd, en dat is goed nieuws. Dankzij de Lambertmontakkoorden zijn de middelen immers gestegen. Ik vraag me echter af of we de verdeling van het geld nu beter organiseren dan vroeger.
Mijnheer de minister, de invoering van de twee nieuwe subsidiereglementen is allesbehalve vlot verlopen. De verwarring in de sector was nogal groot toen de nieuwe subsidieregeling net vóór de deadline van het indienen van de subsidieaanvragen werd gepubliceerd via de website van de administratie Cultuur. Er werd bovendien geen voorafgaandelijk advies over de twee nieuwe reglementen gevraagd aan de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, ondanks het feit dat dit volgens het Cultuurpact nog steeds wettelijk verplicht is.
Om te protesteren tegen deze gang van zaken en tegen de 'schending van het principe van de rechtsgelijkheid tussen de verschillende gebruikersverenigingen', hebben diverse sociaal culturele organisaties een klacht ingediend bij de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie. Op 13 september 2004 deed de algemene vergadering van deze Vaste Nationale Cultuurpactcommissie door middel van een omstandig gemotiveerd advies de aanbeveling dat u alsnog het advies zou inwinnen van een terzake geëigend adviesorgaan en op basis van dat advies desgevallend de bestreden reglementen zou aanpassen.
Mijnheer de minister, de verantwoording van de vorige minister voor het niet vragen van een advies over de twee nieuwe reglementen luidde dat er reeds een vorm van advisering was gebeurd in het voorontwerp van koepeldecreet, dat het parlement niet heeft gehaald. Die verantwoording werd door de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie als onvoldoende beoordeeld. Zult u alsnog een advies vragen over de twee nieuwe Lotto-reglementen aan de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding zoals de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie vraagt?
Wat zouden de gevolgen zijn voor alle subsidieaanvragers van 2004 indien op basis van dit advies van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie klachten worden ingediend bij de Raad van State? We moeten deze mogelijkheid toch onder ogen zien, want wie niet tevreden is over de manier van verdelen, kan een argument hebben om naar de Raad van State te trekken. Hoe kunnen we de rechtszekerheid garanderen?
Een paar weken geleden verscheen in het Bulletin van Vragen en Antwoorden het antwoord van voormalig minister Van Grembergen op de schriftelijke vraag van gewezen volksvertegenwoordiger mevrouw Van Hecke, waarin zij een overzicht vroeg van de verdeling van het Loterijgeld in de culturele sector voor de jaren 2002 en 2003 en van de ingediende aanvragen voor 2004. Ik heb dat antwoord goed bekeken, maar ik heb toch nog een aantal vragen. Wat is het precieze bedrag dat in 2004 kan worden besteed via subsidies van de Nationale Loterij in de culturele sector? Wanneer zullen de organisaties waarvan het dossier werd goedgekeurd effectief over de Lotto-middelen voor 2004 kunnen beschikken?
We noteren een aanzienlijke vermindering van de subsidies die werden toegekend aan sociaal culturele organisaties in 2002-2003 en de nieuwe aanvragen in 2004 die werden toegekend op basis van het reglement. Kunt u ons geruststellen dat de verschillen worden gecompenseerd door een stijging van de structurele of decretale subsidies aan deze organisaties? Kunt u beamen dat de dalingen in feite neerkomen op verschuivingen die in de subsidiëring van de begunstigden geen verschil zullen maken?
Worden de projectaanvragen voor de reglementen alleen beoordeeld door de administratie, of wordt ook een advies gevraagd aan een externe jury?
Mijnheer de minister, ik hoop dat uw antwoord de sector zal geruststellen en een bijdrage zal leveren aan de broodnodige rechtszekerheid en stabiliteit voor verenigingen en instellingen die immers rekenen op deze middelen ten behoeve van hun eigen begrotingen. De middelen mogen niet worden beschouwd als een soort potje achteraf, een klein snoepje of een kers op de taart. U kent de sector en u weet dat het geld voor vele verenigingen deel uitmaakt van de begroting die - zoals het goede huisvaders past - op voorhand wordt opgesteld. Ze hebben het recht om snel duidelijkheid te krijgen over de situatie in 2004 en over de toekomst.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de verdeling van de winsten van de Nationale Loterij was tot voor kort een bevoegdheid van de federale minister van Financiën. Bijgevolg keerde de Nationale Loterij rechtstreeks toelagen uit aan onder meer sport-, cultuur- en jeugdverenigingen. Dat stond haaks op het federaal staatsbestel aangezien de gemeenschappen voor deze materie bevoegd zijn. Het Lambermontakkoord van 2002 heeft hier inderdaad verandering in gebracht.
Eén van de vroegere kritieken op de winstverdeling was het gebrek aan transparantie over wie waarom middelen kreeg. Ik weet trouwens niet zeker welk citaat het mijne is, beide zijn mogelijk. Het eerste lijkt me een beetje te mooi.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de minister, ik kan u geruststellen, het eerste citaat waren uw woorden. Het tweede citaat was van minister Van Mechelen.
Minister Bert Anciaux: De overheveling van de middelen was zonder twijfel een goede zaak en ook een goede kans om wat orde op zaken te brengen in de bric-à-brac. Hiervoor werd, na een overgangsperiode, van twee uitgangspunten vetrokken. Een deel van de middelen werd toegevoegd aan bestaande decreten waarin sprake is van projectmatige ondersteuning. Dat is bijvoorbeeld het geval in het decreet op het landelijk jeugdwerk, waarbij een aantal middelen van de loterij momenteel worden gebruikt voor een aantal structurele uitgaven. De beoordeling over deze dossiers kan sindsdien gelijklopen met de andere beoordelingen.
Een ander deel van de middelen werd voorbestemd voor twee specifieke reglementen. Eén reglement wil kansen geven aan landelijke initiatieven van hobbyverenigingen. Alhoewel niemand de gemeenschapsvormende rol van deze werkvorm kan onderschatten, bestond er tot voor kort geen subsidieruimte voor in het cultuurbeleid. Oorspronkelijk werd erin voorzien om dit binnen het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk op te nemen, maar op advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en op vraag van het Vlaams Parlement werd uiteindelijk een aparte regeling uitgewerkt. Over de criteria zelf werd reeds advies verstrekt bij de opmaak van het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
Het andere reglement ondersteunt participatie-, experimentele en uitzonderlijke projecten en projecten van algemeen cultureel belang. Oorspronkelijk was het de bedoeling om dit in een overkoepelend, transversaal decreet te verwerken, het zogenaamde koepeldecreet. Hierover brachten zowel de raad voor cultuur als de deelraden voor de kunsten en het sociaal-cultureel werk advies uit.
Aangezien de ontwikkeling van dit overkoepelend decreet uiteindelijk niet werd voortgezet, werd ervoor geopteerd om de criteria in een afzonderlijk reglement op te nemen. Bij de redactie hiervan werd maximaal rekening gehouden met het eerdere advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding.
Mijn voorganger ging er dus redelijkerwijs van uit dat er reeds eerder advies werd verstrekt. De Cultuurpactcommissie stelt ook dat de adviezen de materie behandelen, maar dat 'in een ander juridisch kader en met een volkomen andere finaliteit' werd geadviseerd. Daarover kan worden gediscussieerd, maar dat zal ik niet doen. Uit het verleden blijkt voldoende dat mijn voorganger geenszins de intentie had om de raad links te laten liggen. Ik vind een goede relatie met de adviesorganen heel belangrijk. Intussen heb ik de opdracht gegeven om de adviezen opnieuw voor te leggen aan de raad. Morgen voeren mijn medewerkers hierover een gesprek met het dagelijks bestuur van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding.
Ik wil geen oordeel vellen over de werkwijze van mijn voorganger. Ik ga ervan uit dat we mogen aannemen dat reeds voldoende advies werd verstrekt over de inhoud. De adviezen van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie zijn geen vodjes papier. Wel zal ik een nieuw advies vragen aan de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding. In het verlengde daarvan is het aangewezen om het dossier voor te leggen aan de raad voor cultuur. Dat is trouwens een goed moment om de raden te vragen een en ander te evalueren met het oog op een nieuwe ronde in het begin van volgend jaar.
Mijnheer Vanackere, uw tweede vraag is moeilijker en speculatiever. Ik kan, evenmin als u, inschatten wat de Raad van State over deze subtiele discussie zou zeggen. Het is niet aan mij om er nu bespiegelingen over te maken. Ik hoop in het algemeen dat meningsverschillen in de culturele sector niet steeds aanleiding zullen geven tot een juridisering. Dat bemoeilijkt en formaliseert de relaties alleen maar. Ik besef voldoende dat ook ik een verantwoordelijkheid draag door veel belang te hechten aan het werk van de adviesorganen. Ik neem deze verantwoordelijkheid graag op mij. Ik ben van mening dat er weinig argumenten zijn om aan te nemen dat er grote geschillen of problemen op komst zijn. Ik ben er immers gerust in dat de betrokken raad een goed advies zal verstrekken.
U hebt me ook een aantal technische vragen gesteld. In het decreet van 19 december 2003 houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 werd onder het programma 24.6, basisallocatie 00.23 - een provisioneel krediet voor uitgaven te financieren door middel van de netto-opbrengst van de winst van de Nationale Loterij - een bedrag van 34.053.000 euro opgenomen. Volgens de mededeling aan de Vlaamse Regering van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting op 29 november 2002 gaat 19,6 percent van de beschikbare middelen van de Nationale Loterij voor de Vlaamse Regering naar Cultuur in de ruime betekenis van dat woord. Het gaat over 0,67 percent naar Jeugd, 15,73 percent naar Cultuur, 0,99 percent naar Film, 1,94 percent naar Nationaal Prestige en 0,27 percent naar diversen. Dit geeft een totaal beschikbaar budget van 6.674.388 euro of 19,6 percent van 34.053.000.
Het beschikbare budget werd voor het jaar 2004 als volgt verdeeld: voor de afdeling Jeugd en Sport 351.000 euro, voor de afdeling Volksontwikkeling en Bibliotheekwerk 80.000 euro, voor de afdeling Beeldende Kunst en Musea 570.000 euro, voor de afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunsten 411.000 euro voor de projecten en 3.558.250 euro structureel, voor het directoraat-generaal algemeen cultuurbeleid 858.000 euro en voor Film 300.000 euro.
U vroeg wanneer men effectief over de middelen voor 2004 kan beschikken. U weet dat er een begrotingsrichtlijn is, die onder meer bepaalt dat het budget voor het effectief uitbetalen van dossiers, maandelijks gelimiteerd is. Dat veroorzaakt voor een aantal dossiers soms vervelende vertragingen. Ik stel samen met u vast dat het dikwijls gaat om zogenaamde facultatieve uitgaven, bedoeld voor minder sterke sectoren of organisaties waarvan de subsidiëring niet bij decreet is geregeld. De reglementeringen zullen hoe dan ook decretaal worden verankerd, waardoor dit probleem opgelost zal raken. In het algemeen wordt wel eens de fout gemaakt te veronderstellen dat de facultatieve uitgaven niet altijd even levensnoodzakelijk zijn. Ik deel uw bezorgdheid, want voor cultuur zijn ze dat zeker wel, net als voor de andere sectoren die onder mijn bevoegdheid vallen.
In verband met het subsidiereglement voor participatie-, experimentele en uitzonderlijke projecten, worden de goedgekeurde dossiers deze maand nog in uitbetaling gesteld. Hetzelfde geldt voor de hobbyverenigingen.
Het klopt alleszins niet dat sociaal-culturele organisaties minder kansen hebben om via het reglement te worden betoelaagd. In de praktijk blijkt wel dat sommige organisaties die onder de federale regeling op middelen konden rekenen, via dit reglement geen subsidie ontvingen. Dat heeft veel te maken met het wegwerken van het zogenaamde bric-à-brac en is het gevolg van de objectivering van de procedures. U weet bovendien dat in 2004, specifiek voor de sociaal-culturele verenigingen, een belangrijke budgettaire impuls van 1,7 miljoen euro werd gegeven.
Het klopt dat het reglement niet voorziet in een externe beoordeling. De administratie levert een advies aan de minister, die uiteindelijk de beslissing neemt. Mijn voorganger heeft ervoor gekozen om een zo soepel mogelijke procedure in het leven te roepen, die ook mogelijk moet maken dat relatief kort na de aanvraag een beslissing kan worden bekendgemaakt. U weet dat ik er principieel geen enkel probleem mee heb om ook hier een externe beoordeling te vragen. Ik wil echter samen met de raad afwegen of het opportuun is om de procedure zwaarder en langer te maken.
Over een klein percentage van het totale budget voor cultuur moet snel kunnen worden beslist. Binnen de twee jaar moet daarvoor een decretale basis bestaan. Het is nuttig om te overwegen om, zoals in het buitenland, een klein percentage te reserveren voor snelle beslissingen. Ook over dat kleine percentage moet de minister natuurlijk volledige verantwoording afleggen aan het parlement. Soms is het nodig om sneller te handelen dan voorzien. Het is voor sommige zaken immers heel moeilijk om te wachten op een adviserende beoordeling.
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel met grote tevredenheid vast dat u een advies zult vragen aan de raad, zoals wordt gevraagd door de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie. Dat is verstandig. U hebt trouwens gelijk om het accent niet te veel op het juridisch vlak te leggen. U moet ook bedenken dat voor veel participanten uit de sector de adviesverlening niet louter een kwestie van advies is, maar ook een manier om zich op de regelgeving voor te bereiden, om de communicatie binnen de sector te verzekeren en om te vermijden dat ze plots worden geconfronteerd met zaken die ze niet hebben zien aankomen.
Ik wil geen oude koeien uit de gracht halen en zal me concentreren op de toekomst. Ik ben heel tevreden dat u belang hecht aan het overleg met de sector. Ik stel in de antwoorden op mijn overige vragen tevreden vast dat u het vaste voornemen hebt om er geen bric-à-brac van te maken. Ik hoop dat ik geen behoefte meer zal voelen om zoals mevrouw Van Hecke met de regelmaat van de klok vragen te komen stellen over de vooruitgang van het dossier. Ik hoop dat alles nu op wieltjes zal lopen. (Opmerkingen van de heer André Denys)
Mijnheer Denys, in het begin van mijn vraag heb ik erop gewezen dat ik het estafettestokje overneem van mevrouw Van Hecke. Zij heeft gedurende meerdere jaren vragen om uitleg moeten stellen en interpellaties moeten houden over deze zaak. Ik neem over, maar in de hoop dat het bij deze ene vraag kan blijven omdat het systeem perfect zal lopen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.