Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 07/10/2004
Vraag om uitleg van mevrouw An Michiels tot de heer Frank Vandenbroucke, vice- minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het vreemdetalenonderricht in het basis- en kleuteronderwijs
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Michiels tot de heer Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het vreemdetalenonderricht in het basis- en kleuteronderwijs.
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals u weet, trad op 1 september het decreet dat het vreemdetalenonderwijs in het gewoon basisonderwijs regelt, in werking. In een vorig leven was ik zelf leerkracht Frans en vanuit die hoedanigheid kan ik alleen maar toejuichen dat kinderen zo vroeg mogelijk in contact komen met een vreemde taal. Ik heb echter ook ervaren dat slechte beginervaringen bij het aanleren van een vreemde taal, vaak leiden tot een afkeer van die taal zodat alle latere inspanningen van de leerkracht botsen op een muur van onwil bij de leerling. Het is zonder meer duidelijk dat het aanbieden van een taalinitiatie aan jonge kinderen niet mag gebeuren met improvisatie maar gestoeld moet zijn op een degelijke voorbereiding.
Toen bij de besprekingen voorafgaand aan de goedkeuring van dit decreet, de vrees werd geuit dat 1 september 2004 misschien iets te snel was om dit decreet in werking te laten treden, luidde het antwoord dat vooral de scholen die reeds taalinitiatie gaven, deze kans zouden grijpen om die te integreren in de lessen. Deze scholen zullen zeker ook aandacht hebben voor de pedagogisch-didactische kwaliteit van degene die de taalinitiatie zal geven, stelde men toen.
Nochtans werd ook in onderwijsmiddens, zelfs nog in september van dit jaar, dezelfde vrees verwoord. Het idee achter dit decreet is goed, maar het treedt te snel in werking en de toepassing is onvoldoende voorbereid. De manier waarop men vooral Frans in de kleuterklassen of in de eerste en tweede graad van het basisonderwijs introduceert, moet aangepast zijn aan het ontwikkelingsproces van de kinderen. Scholen hebben meer tijd en vooral meer werkingsmiddelen nodig om dit decreet goed in te passen, hoorden we toen links en rechts.
Het gaat er in deze discussie niet om wie gelijk heeft. Wat wel telt, is dat dit decreet goed wordt ingevuld zodat onze jonge kinderen ten volle kunnen profiteren van alle voordelen die meertaligheid met zich meebrengt.
Mijnheer de minister, bestaan er reeds cijfers over het aantal scholen dat initiatie in een vreemde taal aanbiedt? Zijn er reeds scholen die dit decreet in de praktijk toepassen? Zijn hierbij veel scholen die voordien geen vorm van initiatie aanboden, of gaat het inderdaad om een voortzetting van eerdere initiatieven?
Speelt de geografische ligging van de scholen een rol bij het besluit om initiatie in een vreemde taal aan te bieden?
In welke vreemde taal of talen wordt de initiatie aangeboden? Zijn er scholen die nog een andere taal dan het Frans aanbieden? Zo ja, waarom doen ze dat?
Vanaf welke leeftijd wordt die initiatie aangeboden? Gaat het om kleuters, eerste graad, tweede graad?
Hoe worden die lessen aangeboden? Gaat het om de traditionele vorm van vreemdetalenonderricht waarvan gezegd wordt dat die helemaal niet geschikt is om bijvoorbeeld aan kleuters een andere taal aan te leren? Of is er veeleer sprake van immersie?
Welke leerkrachten zetten zich in voor de initiatie in een vreemde taal? Is dat de eigen klasleerkracht of is dat een leerkracht die daar specifiek mee belast is? Zo ja, gaat het dan om native speakers?
Is er voorzien in een specifiek budget voor de scholen die initiatie in een vreemde taal aanbieden?
In Wallonië wordt al langer geëxperimenteerd met tweetalig onderwijs. Vanaf de derde kleuterklas worden een aantal vakken of pedagogische activiteiten in een andere taal dan het Frans gegeven. Beschikt Vlaanderen over resultaten van dit onderwijs? Zo ja, is daar dan rekening mee gehouden bij de invoering van het decreet?
De voorzitter : De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : Als hoofdindiener van het decreet sluit ik me aan bij de vragen over de huidige stand van zaken voor zover daarover vandaag al gegevens beschikbaar zijn.
Ik wil ook reageren op het suggestieve karakter van sommige vragen van mevrouw Michiels. Wie het decreet grondig leest, zal vaststellen dat het gaat over de vrijheid van elke school om al dan niet die taalinitiatie te organiseren. In het decreet staat uitvoerig wat dat kan betekenen.
In het decreet staat ook uitdrukkelijk dat die tweede taal het Frans moet zijn. Chinees mag ook, maar dan wel als derde taal.
Dit decreet, dat slechts drie artikels bevat, heeft tot doel de scholen vrij te laten in de organisatie van de taalinitiatie in een andere taal. Een aantal scholen was daar trouwens al mee bezig voor dit decreet in werking is getreden. We hebben er heel bewust voor gekozen geen voorwaarden op te leggen. Zo kan er ook geen kritiek worden gegeven over de planlasten of de administratieve lasten. Ik ben ervan overtuigd dat scholen die een taalinitiatie willen organiseren in een vroeger jaar dan het verplichte vijfde leerjaar, volwassen genoeg zijn om dat op een kwaliteitsvolle manier te doen.
Er wordt ook gevraagd of het native speakers zijn die belast zijn met die taalinitiatie. Welnu, in dat geval kan in geen enkele universiteit in dit land onderwijs worden verstrekt in het Engels, Frans of Duits. De professoren van onze universiteiten zijn immers ook geen native speakers.
Tot slot wil ik nog opmerken dat de minister uitdrukkelijk heeft beloofd om de middelen voor de nascholing bij voorrang voor deze initiatieven aan te wenden.
De voorzitter : Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke : Wat de geest van het decreet betreft, sluit ik me aan bij de heer Van Baelen. Een van de gevolgen van de ambitie om niet te veel planlasten te veroorzaken, is dat ik op bijna geen enkele vraag kan antwoorden. We zullen in deze commissie moeten kiezen tussen de scholen frustreren en de commissieleden frustreren.
Scholen die initiatie in een vreemde taal aanbieden, hoeven dit niet mee te delen omdat het gaat om een vrijwillig initiatief van de school zelf. De pedagogische begeleidingsdiensten van de koepels hebben wellicht een zicht op de scholen uit het eigen net die initiatie in een vreemde taal aanbieden. Ook in de media verschijnen daarover sinds 1 september berichten.
Mevrouw Michiels, u vraagt of scholen die daar vroeger niet mee bezig waren, dat nu wel doen. In theorie zou het altijd moeten gaan om scholen die geen vorm van initiatie in een vreemde taal aanboden, aangezien het aanbieden daarvan pas sinds 1 september 2004 reglementair mogelijk is.
Op uw tweede, derde en vierde vraag kan ik niet antwoorden. Wat uw vraag over de organisatie van die initiatie betreft, maakt de omzendbrief 'Vreemdetalenonderwijs in het gewoon basisonderwijs' van 11 juni 2004 een duidelijk onderscheid tussen het verplichte tweedetaalonderwijs Frans in het vijfde en zesde leerjaar enerzijds en de vreemdetaleninitiatie vroeger dan het vijfde of zesde leerjaar en eventueel ook in andere talen dan het Frans anderzijds.
Taalinitiatie is geen formeel taalonderwijs maar taalgewenning. Taalinitiatie gebeurt hoofdzakelijk geïntegreerd en mag niet als een apart leergebied worden beschouwd. Bij taalinitiatie wordt ook niet geschreven of gelezen in de vreemde taal.
Er is ook geen sprake van onderdompeling of immersie, aangezien daarvoor de regelgeving op de onderwijstaal in Vlaanderen moet worden gewijzigd, wat niet is gebeurd. Het behoort tot de autonomie van de scholen om te bepalen wie het vreemdetalenonderwijs geeft.
Mevrouw Michiels, er zijn geen specifieke budgetten beschikbaar voor scholen die een initiatie in vreemde talen aanbieden. Ik ben niet op de hoogte van de beloften van mijn voorganger, maar ik veronderstel dat die er zijn. Vandaag moeten we alles bekijken binnen de context van de zeer krappe budgettaire ruimte. Ik kan, zonder me te documenteren, niet zomaar zeggen dat deze beloften gehonoreerd kunnen worden.
De experimenten in Wallonië zijn onderdompelingsexperimenten, waarbij een deel van het onderwijs in een andere taal wordt aangeboden. Dat is iets anders dan wat in Vlaanderen mogelijk is. Ik denk dat we die twee zaken goed uit elkaar moeten houden.
De voorzitter : Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels : Mevrouw de voorzitter, ik wil nog toevoegen dat voor mij het vreemdetalenonderwijs niet noodzakelijk door native speakers moet wordt gegeven. Via krantenartikels en door contacten heb ik wel vernomen dat dit misschien de eenvoudigste manier is om aan kleine kinderen een taal te leren, want kleuterjuffen beschikken vaak niet over de nodige bagage om de initiatie aan te bieden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.