Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 26/04/2004
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Jef Tavernier, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de besteding van de opbrengsten van de visverloven
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Meyer tot de heer Tavernier, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de besteding van de opbrengsten van de visverloven.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de Vlaamse Vereniging van Hengelsportverbonden is bijzonder ongerust over de uitvoering van de wet van 1 juli 1954 en zijn uitvoeringsbesluiten tijdens de afgelopen jaren. Ze hadden tot doel de medezeggenschap van de visserijverenigingen over de besteding van de opbrengsten van de visverloven te organiseren en de lokale en gewestelijke vissersverenigingen actief te laten participeren in het visserijbeleid.
De visserijverenigingen ervaren de laatste jaren een sterke uitholling van het nochtans wettelijk geregelde medezeggenschap en medebeheer. Bovendien vinden ze dat het gevolgde beleid weinig open en transparant is. Ze krijgen geen inzage meer in de besteding van de middelen, die ze zelf financieren door middel van de visverloven. Het zou toch getuigen van goed openbaar bestuur, indien de visserijverenigingen jaarlijks een overzicht zouden krijgen van de besteding van de gelden van de visverloven! Dit blijkt echter niet zo te zijn.
De openbare hengelsport spreekt van een complete malaise. Het aantal visverloven is op 15 jaar tijd zowat gehalveerd. Hierdoor zijn natuurlijk ook minder middelen beschikbaar om het visserijbeleid te financieren.
Mijnheer de minister, het is belangrijk dat de toekomst van de hengelsport wordt gevrijwaard. Hebt u een idee of een aanwijzing waarom de erkende visserijverenigingen de laatste jaren een sterke uitholling ervaren van het medezeggenschap en medebeheer? Is de wet van 1 juli 1954 en zijn uitvoeringsbesluiten nog steeds de basis voor het gevoerde visserijbeleid? Is deze wet nog aangepast aan de actuele situatie of dringt een wijziging zich op? Volgens welke richtlijnen, op basis van welke wet en/of welk uitvoeringsbesluit, worden de gelden van het visserijfonds besteed? Kunt u een overzicht geven van de grote lijnen van deze besteding? Wie beslist over de wijze waarop deze gelden worden gebruikt? Op welke wijze hebben de erkende visserijverenigingen zicht op de besteding van de gelden van de visverloven? Kunnen zij jaarlijks beschikken over de uitgaven van het visserijfonds? Is er in de provinciale visserijcommissies nog een goede vertegenwoordiging van de representatieve hengelsportverenigingen, en zo neen, denkt u daar iets aan te doen en op welke wijze? Kunt u me een schriftelijke bijlage bezorgen met een gedetailleerd overzicht van de uitgaven van het visserijfonds van de afgelopen 3 jaar?
De voorzitter :Minister Tavernier heeft het woord.
Minister Jef Tavernier : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, de heer De Meyer stelt dat de openbare hengelsport in een volledige malaise verkeert en dat het aantal visverloven de afgelopen 15 jaar zowat gehalveerd is. Dit maakt echter deel uit van een ruimere problematiek. De oorzaak daarvan is niet zo meteen de overheid of een reglementering. Een aantal vrijetijdsbestedingen kennen een terugloop terwijl andere groeien.
Mijnheer De Meyer, het medezeggenschap van vissersverenigingen wordt in de wet op de riviervisserij ingeschreven door het instellen van provinciale visserijcommissies en het Centraal Comité van het Visserijfonds. In de provinciale visserijcommissies kunnen vissersverenigingen voorstellen en visies aanbrengen die kaderen in het algemeen belang van de openbare visserij.
De samenstelling van het centraal comité en de provinciale visserijcommissies wordt geregeld via het koninklijk besluit van 13 december 1954. De gouverneur van elke provincie stelt de visserijcommissie samen uit representatieve vertegenwoordigers van de vissersverenigingen. Bij de samenstelling van de provinciale visserijcommissies wordt tevens pariteit van hengeldisciplines, pariteit van regio's en het decreet voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in acht genomen. Elke provinciale visserijcommissie heeft een vertegenwoordiger in het Centraal Comité van het Visserijfonds. In dit beheer en in de medezeggenschap is dus de afgelopen jaren niets gewijzigd, behalve dat er werd gezocht naar een evenwicht tussen mannen en vrouwen.
De wet op de riviervisserij van 1 juli 1954 en zijn uitvoeringsbesluiten vormen inderdaad het wettelijk kader waarbinnen het visserijbeleid wordt ontwikkeld. De werking van het visserijfonds en van de provinciale visserijcommissies werd recent doorgelicht. Deze doorlichting evalueerde de werking in de context van het hedendaagse geïntegreerde beleidskader van het milieu- en natuurbeleid.
Op basis van een aanbevelingsnota met tien uitdagingen voor een doeltreffend doelgroepenbeleid via het visserijfonds, werd een visie en een missie voor het visserijfonds en de visserijcommissies ontwikkeld. De vernieuwde werking die hieruit voortkwam, werd vastgelegd in een charter en een codex met strategische doelstellingen. Het doorlichtingsrapport kwam tot stand in samenspraak met de provinciale visserijcommissies, met de georganiseerde hengelsport, met niet-gebonden vissers en vissersverenigingen, met wetenschappelijke instellingen en met de afdelingen Bos en Groen en Natuur en Water van Aminal. De bevindingen in het rapport werden aan alle betrokkenen voorgesteld op een studiedag te Meilegem. De vernieuwde werking met visie, missie, charter, codex en strategische doelstellingen werd uitgebreid toegelicht aan alle provinciale visserijcommissies en de betrokken administraties te Emblem in 2001.
De wet op de riviervisserij van 1954 bepaalt de oprichting van het visserijfonds. Het KB betreffende de provinciale visserijcommissies en het Centraal Comité van het Visserijfonds leggen het wettelijke kader voor deze instanties vast. Het MB tot inrichting van de boekhouding van het visserijfonds werd opgesteld door de minister van Financiën en de minister tot wiens bevoegdheid de riviervisserij behoort. Dit levert het wettelijk kader waarbinnen de gelden van het visserijfonds worden besteed. De aanbevelingsnota voor de vernieuwde werking van het visserijfonds en de visserijcommissies geven de grote lijnen voor de besteding van de gelden aan: de werking, een infoloket, projectwerking van visserijcommissies en gemeenschappelijk projectwerking voor Vlaanderen.
Jaarlijks leggen de vijf visserijcommissies, de wetenschappelijke instellingen en de buitendiensten van Bos en Groen hun voorstellen neer voor de opmaak van de begroting van het visserijfonds. De deelbegrotingen van de vijf visserijcommissies voor de gemeenschappelijke projecten zoals 'Informatie & Educatie', 'Behoud van het visbestand - herbepotingen' en 'Ondersteunende studies en werking', worden voorgelegd aan, besproken met en getoetst in het Centraal Comité van het Visserijfonds. De notulen van deze vergadering worden vervolgens, tezamen met de ontwerpbegrotingen, voor goedkeuring aan de minister bevoegd voor de riviervisserij voorgelegd.
Op heden zijn minstens drie leden van het Centraal Comité ook bestuurslid van de Vlaamse Vereniging van Hengelsportverbonden, de VVHV. Ik ga er hierbij van uit dat u met 'erkende visserijvereniging' deze instantie bedoelt. Ik meen me te herinneren dat in die wereld niet altijd de grootste eensgezindheid en samenwerking bestaat. Voorzichtigheid is geboden. Deze leden krijgen jaarlijks de begrotingsrichtlijnen en de details betreffende de begrotingen en de kredietoverdrachten.
De inkomsten van het visserijfonds worden jaarlijks ter beschikking gesteld voor de werking en projecten in de openbare visserij. De verdeling van de kredieten gebeurt via de provinciale visserijcommissies of via gemeenschappelijke projecten. Bij de inzet van de middelen wordt het algemeen belang bewaakt. In de provinciale visserijcommissies wordt gerapporteerd over de vooruitgang van de projecten.
De resultaten en de geleverde producten worden ter beschikking gesteld van de commissieleden. Er is bijvoorbeeld het infoblad Vislijn, er zijn de hengelkaarten en sensibilisatiebrochures, het educatief materiaal, het overzicht van herbepotingen en de projectwerking. Conform het decreet over de openbaarheid van bestuur kan eveneens steeds een gemotiveerde vraag voor informatie worden gesteld.
De provinciale visserijcommissies geven een zeer democratische vertegenwoordiging en representatie van de belangrijkste hengelsportverenigingen - namelijk pariteit van regio's en disciplines - in Vlaanderen en in de verschillende provincies. Om de vier jaar worden alle hengelsportverenigingen in de provincies aangeschreven met de vraag om kandidaat-vertegenwoordigers voor de visserijcommissie voor te stellen. Uit deze kandidaten van vissersverenigingen, actief op openbaar water, selecteert de gouverneur een representatieve vertegenwoordiging conform de wetgeving : minimum vier leden, maximum tien ; de helft daarvan zijn raadgevende leden. Het laten kandideren van alle vissersverenigingen voor een representatieve samenstelling van een provinciale visserijcommissie biedt een democratische en niet-monopoliserende betrokkenheid van vissersverenigingen in het overlegplatform voor openbare visserij.
Ik zal u later de exacte gegevens over de uitgaven van het visserijfonds doorspelen. Die waren momenteel niet voorhanden. In de bijlage bij het antwoord zit een charter van het visserijfonds en een codex van de provinciale visserijcommissies ondertekend door de vijf provinciale verantwoordelijken in 2001. Deze zult u met het antwoord ontvangen.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Mijn laatste vraag is essentieel. Het is niet mijn bedoeling dat u hele reeksen cijfers gaat voorlezen, maar ik wil graag uw engagement dat ik een gedetailleerd overzicht van die uitgaven ontvang. Blijkbaar is dat voor de leden van de VVHV van uitzonderlijk belang. Die vereniging was mijn gesprekspartner. Ze heeft brieven gestuurd aan alle leden van deze commissie. Ik kan onmogelijk oordelen over alle technische aspecten. Ik zal geen zwaarwichtige conclusies uitspreken. Ik zie wel dat er een immens communicatieprobleem bestaat tussen de VVHV en de administratie, of een deel daarvan.
Ik citeer uit een brief. 'Helaas is er van die wettelijk geregelde medezeggenschap en medebeheer van visserijverenigingen nauwelijks iets overgebleven. […] Intussen leeft de openbare hengelsport in een complete malaise. Het aantal afgeleverde visverloven is in 15 jaar bijna gehalveerd en de frustratie en de verzuring bij de bestuurders van de hengelsportverenigingen is zo immens geworden dat iedereen baalt van nieuwe projecten, zoals het zoethoudertje van nieuw medebeheer. […] De meeste hengelaars beschouwen dit beleid als opgezet spel om hun sport kapot te maken. Misschien kunt u ons van het tegendeel overtuigen, maar een formele parlementaire vraag zal weinig opleveren, omdat we toch al weten wie het antwoord zal schrijven dat de minister klakkeloos zal aflezen.'
Hieruit blijkt op z'n zachtst uitgedrukt een zeer groot gebrek aan vertrouwen, mijnheer de minister. Blijkbaar zijn er discussies geweest met sommige ambtenaren.
De man die dit heeft ondertekend, de heer Coussement, voorzitter van de VVHV, ken ik als een correct en ernstig man. Ik kan op dit moment geen oordeel uitspreken, ik wijs er alleen op dat er een zware malaise en een ernstig communicatieprobleem bestaan. Misschien kunt u mensen rond de tafel brengen zodat een aantal zaken worden uitgeklaard. U begrijpt dat mijn laatste vraag naar cijfers in verband met de uitgaven voor deze mensen mogelijks al wat wantrouwen kan wegwerken.
De voorzitter :Minister Tavernier heeft het woord.
Minister Jef Tavernier : Ik zal er alles aan doen om te vermijden dat er niet-correcte informatie wordt verspreid, zoals dat vorig jaar eind april en begin mei gebeurde. Het verspreiden van die informatie heeft zelfs geresulteerd in een manifestatie. Ik meen dat de vereniging en de persoon die u noemt, daar een bepaalde rol in hebben gespeeld. Als ik dingen kan ontmijnen door correcte informatie ruim te verspreiden, zal ik dat doen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.