Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 20/04/2004
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over de wachtlijsten in de socialekoopsector
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Heeren tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over de wachtlijsten in de socialekoopsector.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb reeds meermaals gevraagd naar de cijfers van de socialekoopsector. Ik moet zeggen dat ik daarom toch wel een beetje gefrustreerd was toen ik hierover een heel artikel kon lezen in Het Belang van Limburg, waarin u zelfs niet het fatsoen had om te zeggen dat het een antwoord was op een schriftelijke of mondelinge vraag. Pas de dag na de verschijning van dat grote krantenartikel heb ik van de diensten het uitgebreide antwoord gekregen. Ik vind het toch jammer dat die manier van werken wordt gehanteerd.
Ik heb deze vraag natuurlijk al een tijdje geleden ingediend, namelijk op 24 maart 2004, maar gezien de drukke agenda heb ik er geen problemen mee dat ze nu pas aan bod komt. Op 18 maart verscheen dat fameuze krantenartikel over de wachtlijsten van de socialekoopwoningen. Dat heeft tot mijn verrassing toch wel tot wat onduidelijkheid geleid bij de vele mensen die op de wachtlijst staan. Daarom hebben ze niet alleen vragen gesteld aan mij, maar ook aan de bouwmaatschappijen.
Volgens de gegevens van de minister zou de gemiddelde wachttermijn in Vlaanderen 674 dagen bedragen. Dat is ongeveer 2 jaar. In Limburg zou het gaan om 649 dagen of ongeveer 1 jaar en 10 maanden. Heel wat kandidaten die op die wachtlijst staan voelen zich misleid door hun bouwmaatschappij omdat ze al 4 jaar of langer op die wachtlijst staan. Ze begrijpen niet hoe het komt dat ze nog steeds geen woning hebben, terwijl de minister heeft gezegd dat men gemiddeld 1 tot 2 jaar op de wachtlijst staat. Daarom rijst de vraag of de cijfers wel correct zijn en of de bouwmaatschappijen geen verkeerde inlichtingen hebben gegeven. Het is het een of het ander.
Mijnheer de minister, toen de kandidaten op de wachtlijst mij die vragen stelden, wist ik niet goed wat ik ermee moest aanvangen, en daarom heb ik dan contact opgenomen met enkele directeurs uit de socialekoopsector. Zij signaleerden me dat de gegevens die u hebt verspreid en die u ook zou hebben meegedeeld in een parlementair antwoord, niet juist zouden zijn. De vraag is dan natuurlijk waarom. Ik kan me inbeelden dat u die gegevens ook maar opvraagt.
De argumentatie die de directeurs aanhaalden leek me toch wel erg plausibel. Ze stelden dat u onlangs zelf aankondigde - dat heb ik ook in de krant moeten lezen - dat er in 2004 130 socialekoopwoningen zullen zijn voor Limburg. Ik noem nu Limburg omdat ik daar woon, maar hetzelfde verhaal kan worden verteld voor de andere provincies. U zou in 130 socialekoopwoningen hebben voorzien, maar zelfs indien het budget waarin u vandaag voorziet voor die sector zou worden verdubbeld, dan hebt u nog altijd 13 jaar nodig om de bestaande wachtlijst van 3324 kandidaten weg te werken. Dan ga ik nog uit van de veronderstelling dat er zich in de komende 13 jaar geen nieuwe kandidaten op die wachtlijst zouden inschrijven. Dat is dus eigenlijk bijna utopisch gezien de exponentiële groei van die wachtlijsten.
De directeurs uit die sector signaleerden me ook dat de oorzaak van die verkeerde informatie zou kunnen liggen in het feit dat er onlangs blijkbaar een nieuw computerprogramma werd ingevoerd door de VHM voor het beheren van die wachtlijsten. Dit programma zou de reeds doorlopen wachttijd van de kandidaten automatisch reduceren tot nul. Dat is natuurlijk ook een manier om wachttijden in te korten, maar als u het mij vraagt, is dat allesbehalve correct en heel frustrerend voor veel mensen die dergelijke krantenberichten lezen.
Om deze redenen zou ik u de volgende vragen willen stellen, mijnheer de minister. Bent u er zelf van overtuigd dat de cijfers die u hebt bekendgemaakt, een correct beeld geven van de situatie? Hoe valt dan te verklaren dat kandidaat-kopers in de realiteit soms meer dan 5 jaar moeten wachten op een sociale koopwoning? Worden die kandidaten dan verkeerd ingelicht door de bouwmaatschappijen? Kunt u me ook bevestigen dat door het invoeren van een nieuw computerprogramma door de VHM de reeds bestaande wachttijden werden herleid tot nul? Hoe verklaart u dan dat de VHM dergelijke vertekende informatie zou hebben verstrekt?
Mijnheer de minister, men zegt me ook dat, indien de informatie die u hebt gegeven juist is, logischerwijze geen enkele maatschappij haar lijsten zou hebben moeten actualiseren na 2 jaar. Nochtans hoor ik in de sector toch dat heel wat zinloze tijd en energie wordt besteed aan de actualisatie en dan vooral aan de wijze waarop die moet gebeuren.Dat wordt alleen nog verergerd door een vrij recente wijziging van het overdrachtbesluit. Kunt u deze informatie bevestigen, mijnheer de minister?
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, ik wil toch even een signaal geven aan de hand van een voorval. Het sluit misschien niet direct aan bij de vraag van mevrouw Heeren, maar ik wil het u toch meegeven. Mijnheer de minister, ik heb hierover trouwens 3 weken geleden getelefoneerd met uw kabinetschef.
Ik zal u zeggen wat het probleem is. In mijn gemeente is er een enorm tekort aan sociale woningen, zoals in vele landelijke gemeenten. Ik denk dat we onder 1,5 percent zitten, terwijl het algemeen aanvaarde streefdoel 6 percent is. Er werd een belangrijk PPS-dossier opgestart, waarschijnlijk een van de eerste in Vlaanderen. Omdat het allemaal zo lang bleef duren bij de VHM, besloot ik om telefonisch inlichtingen te vragen bij de VHM. Na vier tot vijf keer te worden doorgeschakeld kwam ik na 3 kwartier terecht bij iemand die zeer bereidwillig was, dat moet ik toegeven. Die man zei me dat het dossier op de eerstvolgende Raad van Bestuur van de VHM op de dagorde zou komen.
Nu had ik voor mij een brief liggen van de VHM van meer dan een jaar eerder, waarin juist hetzelfde antwoord werd gegeven. Ik heb u hiermee niet willen lastigvallen, mijnheer de minister, en daarom heb ik naar uw kabinetschef gebeld om hierover te klagen. Als dat de manier is waarop de mensen in Vlaanderen worden behandeld op het vlak van socialewoningbouw, dan zitten we verkeerd. Dat kan dus niet. Ik kan het nog aan om het telefoonnummer en het adres te vinden van de VHM, maar de gewone mens die zit te wachten op een sociale woning, kan dat niet. Ik vind dat dit niet kan worden aanvaard. Er zal dus toch een en ander moeten gebeuren.
De voorzitter : De heer Logist heeft het woord.
De heer Marcel Logist : Ik wil even reageren op de uiteenzetting van de heer De Roo, die me toch heeft verbaasd. We stellen namelijk vast dat er in veel landelijke gemeenten niet aan socialewoningbouw wordt gedacht en dat alles naar de centrumsteden wordt geleid. Het verbaast me een beetje dat er nu zo wordt gelobbyd om sociale woningen op het eigen territorium te krijgen, terwijl men in het verleden alles altijd zo veel mogelijk heeft afgestoten. Het gaat hier waarschijnlijk om een nieuwe tendens.
De heer Johan De Roo : Mijnheer Logist, ik kan u zeggen dat ik heel hard werk om in mijn gemeente een aantal sociale woningen te krijgen. In het verleden waren er inderdaad zelden sociale woningen te vinden in de buitengemeenten in mijn streek.
De voorzitter : De heer Schepens heeft het woord.
De heer Cis Schepens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, als burgemeester van een zeer landelijke gemeente zou ik toch willen opmerken dat we nogal veel werk hebben gestoken in socialewoningbouw. Het kabinet kan dat bevestigen. Ik denk dat we de eerste waren om na te gaan of het niet mogelijk was om een PPS-constructie op te zetten. Het enige wat ik moet vaststellen, is dat een aantal administraties, waaronder het Comité van Aankoop, opeens moeilijk beginnen doen als dat zou plaatsgrijpen. Ik zeg dit om aan te tonen dat wij wel vragende partij zijn, maar dat we niet altijd worden gesteund door alle administraties in dit landje.
De voorzitter :Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, ik zou willen beginnen met te antwoorden op de heer De Roo. Mijn adjunct-kabinetschef zegt me dat dit dossier inderdaad heel lang is blijven liggen bij de VHM. De verklaring schijnt te zijn dat het ook een vrij gecompliceerd dossier was. Niettemin kan het natuurlijk niet dat men mensen niet op de hoogte brengt. Er kunnen vertragingen zijn, die gelegitimeerd of minder gelegitimeerd kunnen zijn, maar men zou toch alleszins de betrokken partijen op de hoogte moeten stellen om te zeggen dat er een probleem is. Dan krijgt men daar ook geen applaus voor, maar dan weten de mensen tenminste waar ze aan toe zijn.
Ik hoor ook zeggen dat de kabinetschef ondertussen contact heeft gehad met de heer Claus en dat het dossier inderdaad daadwerkelijk zal worden behandeld op de eerstvolgende Raad van Bestuur. U hebt gelijk dat niemand vrede moet nemen met een dergelijke handelwijze. Dat is zelfs geen zaak van meerderheid of oppositie, dat is een manier om de zaken gewoon goed te regelen.
Aan mevrouw Heeren kan ik het volgende antwoorden. Laat om te beginnen een zaak duidelijk zijn : cijfers worden niet gemanipuleerd. Als ik die cijfers aan u meedeel, dan is dat omdat die mij zo door de VHM zijn doorgegeven. Het verhaal van het nieuwe computerprogramma en het feit dat men daarmee alles op nul zou zetten, klopt ook niet. Het nieuwe systeem dateert van 2000, maar men heeft daarbij altijd teruggekeken naar het verleden. Het is niet zo dat men op een bepaald moment de lei heeft schoongeveegd om te zeggen : nu beginnen we in een maagdelijke staat. Dat is zeker niet het geval.
De cijfers met betrekking tot de wachtlijsten in de koopsector werden op mijn vraag door de VHM verzameld bij de diverse koopmaatschappijen in Vlaanderen. U hebt me daarover trouwens twee keren geïnterpelleerd, en ik vond het inderdaad zelf ook heel vreemd dat die informatie nooit was gecentraliseerd. In die zin denk ik dus dat het een goede zaak is dat we daar nu ook centraal zicht op krijgen. Zoals u weet, werden deze cijfers vroeger niet centraal bijgehouden op de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. De vrijgegeven cijfers zijn dus het resultaat van een bevraging van de koopmaatschappijen. Ik zie dan ook geen reden om de aangeleverde cijfers in twijfel te trekken.
Toch moeten we er rekening mee houden dat het om statistische gemiddelden gaat. Het is dus perfect normaal dat in bepaalde gevallen de wachttijd langer is dat het aangegeven gemiddelde. Er moet bovendien ook rekening mee worden gehouden dat het de eerste keer was dat deze gegevens centraal werden verzameld. Deze gegevens moeten dan ook nog verder worden geanalyseerd, wat, gelet op de opdracht om deze gegevens vanaf nu op structurele en permanente wijze te verzamelen, ons in de toekomst zal toelaten de correcte conclusies uit die cijfers te trekken.
In het antwoord op uw schriftelijke vraag en in het persbericht werden trouwens al een aantal reflecties gemaakt die een rol kunnen spelen bij de interpretatie van deze cijfers : de lengte van de wachtlijsten wordt beïnvloed door de wijze waarop de socialehuisvestingsmaatschappijen de inschrijvingsregisters actualiseren. Deze actualisering, die tweejaarlijks moet gebeuren, gebeurde in het verleden immers niet steeds op dezelfde wijze door alle SHM's en ook niet op hetzelfde moment.
De lengte van de wachtlijsten kan ook worden beïnvloed door het inschrijvingsbeleid van de SHM's. In het verleden lieten sommige SHM's iedereen toe op hun lijsten zonder de inschrijvingsvoorwaarden te controleren, wat nochtans wettelijk vereist is.
De aard van de bouwplaatsen en de moeilijkheidsgraad van de projecten speelt eveneens een grote rol. Projecten die veel tijd vergen, bijvoorbeeld omdat ze bestaan uit een groot aantal reeksen, trekken veel kandidaten aan of maken de wachttijden langer. 'Reeksen' moet hier worden geïnterpreteerd als verschillende fases : men bouwt bijvoorbeeld eerst 30 woningen, waarna er later in een tweede fase nogmaals 15 volgen. Ook de technische moeilijkheidsgraad van een project kan ervoor zorgen dat het allemaal iets langer duurt.
De lengte van reeds bestaande wachtlijsten kan ook een rem vormen op bijkomende inschrijvingen. Dat lijkt me evident : de drempel voor nieuwe kandidaten komt hoger te liggen, bestaande kandidaten haken af en SHM's maken geen bijkomende publiciteit meer omdat de lijsten ondertussen verzadigd zijn, omdat er al voldoende interesse is voor het project.
In tegenstelling tot de socialehuursector moet in de eigendomssector een inschrijvingsgeld van 24,79 euro per bouwproject worden betaald. Aangezien dit, zeker voor kandidaat-kopers, een minimaal bedrag is, dat overigens alleen in uitzonderlijke gevallen niet wordt terugbetaald, is het drempelverhogend karakter van dit inschrijvingsgeld wellicht miniem.
Bij de berekening van de gemiddelde wachttermijnen werd geen rekening gehouden met inschrijvingen die dateren van voor het totstandkomen van de geautomatiseerde registers en die later werden opgenomen in die registers, maar waarvan men niet meer tijdig kon achterhalen wanneer ze aanvankelijk werden ingeschreven. Het gaat hier echter - en dat wil ik toch duidelijk zeggen - slechts over een zeer kleine groep inschrijvingen. Op vraag van de VHM hebben de meeste SHM's immers de fictieve datum van de opstarting van het geautomatiseerde systeem omgezet in de reële inschrijvingsdatum.
Bij een SHM, meer bepaald in Gent, kon de aanpassing niet meer gebeuren wegens tijdsgebrek. In die regio kan de gemiddelde wachttijd dus inderdaad wel langer zijn. Daarnaast zijn er drie SHM's, namelijk een in Vlaams-Brabant en twee in Antwerpen, die geen gebruik maken van de VHM-software en zelf een Excel-lijst hebben gecreëerd. Indien deze maatschappijen de correcte inschrijvingsdata hebben vermeld, zijn de cijfers correct.
In 2003 werd een nieuw Hypothecair Informatiesysteem, het HIS, in gebruik genomen voor de hele koopsector. De gegevens die werden verstrekt zijn niet uit dit nieuwe systeem afkomstig, maar uit het door de VHM zelf ontwikkelde RegiLena dat sedert 2000 in gebruik werd genomen.
De actualisatie van de registers moest enerzijds reeds gebeuren als een soort globale opkuisoperatie bij het totstandkomen van de registers om ze te zuiveren van onnodige ballast, en anderzijds tweejaarlijks voor personen die op het ogenblik van de actualisatie reeds drie opeenvolgende jaren voorkwamen in de registers. Het is inderdaad zo dat door het besluit van de Vlaamse regering van 9 januari 2004 tot wijziging van het overdrachtenbesluit van 11 mei 1999, meer bepaald via artikel 9, ten 2de, een reeds vroeger door de VHM voorgeschreven administratieve regel - die door de meeste SHM's wordt toegepast - in een wettekst werd gegoten. Tijdens het actualisatieproces moeten alle personen die niet aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden voldoen uit de registers worden verwijderd. Indien we ons via de wachtlijsten een meer adequaat beeld willen vormen van het potentiële cliënteel, dan moet dat instrument ook ernstig worden genomen en moeten de lijsten gezuiverd zijn van mensen die geen nood hebben aan een socialekoopwoning.
Dat de gemiddelde wachttijd iets minder dan 2 jaar zou bedragen sluit niet uit, wel integendeel, dat er gezinnen of alleenstaanden zijn die langer dan 2 jaar op de wachtlijst staan. Het is minstens voor deze gezinnen en alleenstaanden daadwerkelijk zinvol lijsten te actualiseren. Met statistieken moet steeds zeer omzichtig worden omgegaan, zoals u weet.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik dank de minister voor zijn uitleg, maar eigenlijk ben ik niet veel wijzer geworden, in die zin dat mensen natuurlijk met hun vragen blijven zitten. Ze staan gemiddeld 5 jaar op een wachtlijst voor een koopwoning, maar u laat in een persbericht weten dat ze 1 tot 1,5 jaar op zo'n wachtlijst staan. Ik wil maar zeggen : communicatie is goed, maar heeft soms ook, verdorie, perverse effecten. Mensen gaan dan naar een bouwmaatschappij en zeggen 'de minister heeft dat wel beslist'. Die bouwmaatschappij moet dan zeggen : 'we zijn wel van goede wil, maar we krijgen geen middelen'.
Er is in onze provincie een wachtlijst van 3324 kandidaten, en u verkondigt dan dat er volgend jaar 130 socialekoopwoningen bijkomen. Dat ligt in de lijn van de voorbije jaren. Op zich is dat een druppel op een hete plaat. Ik heb het bijzonder moeilijk met de manier van communiceren. De gewone mensen, die ik nog altijd ontmoet, mijnheer de minister, spreken me daarop aan en ik kan hen eerlijk gezegd geen zinvol antwoord geven. Daarom stelde ik deze vraag om uitleg.
Minister Marino Keulen : Ik wil toch nog even reageren. Laat duidelijk zijn dat de informatie die ik u heb verstrekt, correct is. Ik heb u nogmaals uitgelegd hoe die informatie is totstandgekomen. Ik zou ook liever hebben dat er de helft minder wachtenden zijn, maar feiten zijn feiten. Ik heb nooit getracht die te verdoezelen. De prioriteit van deze regering is het bouwen van 15.000 socialehuurwoningen. Daardoor zijn andere noden, zoals de socialekoopwoningen, in de schaduwzijde terechtgekomen. We zullen in de toekomst dus nog een tandje moeten bijsteken.
Ik communiceer altijd op basis van objectieve feiten. Ik verdraai die niet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.