Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 30/03/2004
Vraag om uitleg van de heer Bart De Smet tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de werking van het Urban II-programma en het Doelstelling 2-programma
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Smet tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de werking van het Urban II-programma en het Doelstelling 2-programma.
Minister Ceysens zal antwoorden.
De heer De Smet heeft het woord.
De heer Bart De Smet : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, we hebben in deze commissie reeds eerder van gedachten gewisseld over het Urban II- en Doelstelling 2-programma en dit naar aanleiding van een interpellatie van de heer Voorhamme. Hij had een aantal vragen over de problemen bij de Vlaamse cofinanciering van de Europese programma's. Mevrouw de minister, uit uw antwoord bleek dat er heel wat onduidelijkheid heerste over het verdere verloop van deze programma's. Het Vlaams Parlement keurde ten gevolge van die interpellatie zelfs een met redenen omklede motie goed waarin de Vlaamse regering aangemaand werd met de nodige spoed een oplossing te zoeken voor de moeilijkheden terzake.
Urban II heeft tot doel steun te verlenen aan stedelijke gebieden die in crisis verkeren. Voor Vlaanderen werd één Urban II-programma geselecteerd, met name voor de zuidrand Antwerpen.
Naast het Urban II-programma is er tevens het Doelstelling 2-programma, waarbij in middelen wordt voorzien voor gebieden die te kampen hebben met structurele problemen in verband met de economische en sociale omschakeling. Naast bepaalde stadsdelen van Antwerpen komen ook een aantal gemeenten uit de Antwerpse Kempen daarvoor in aanmerking.
De Europese Commissie gaf de verantwoordelijke autoriteiten de opdracht om over de werking van deze programma's een tussentijdse evaluatie te maken. Uit de berichten die mij bereiken, blijken de conclusies van die evaluatie niet echt vriendelijk te zijn voor de manier waarop de Vlaamse regering deze aangelegenheid aanpakt. Dit bleek ook uit de interpellatie van de heer Voorhamme. Zo zou onder meer worden aanbevolen om in de toekomst een aantal aanpassingen in de werkwijze door te voeren. Het gaat daarbij om het vermijden van accentverschuivingen van de programmastrategie, het ontwikkelen van een sterkere synergie tussen het Vlaams beleid en het Urban II-programma, het versnellen van de uitvoerende beheersstructuren, het versnellen van de projectcyclus, het versterken van het partnerschap met niet-stedelijke actoren, het sterker profileren van het programma en meer communiceren, het creëren van een forum voor inhoudelijke discussies en ervaringsuitwisseling, het scheppen van klaarheid omtrent investeringsmogelijkheden in bedrijventerreinen, het meer resultaatgericht werken en het besteden van meer aandacht aan lokale duurzame werkgelegenheid.
Mevrouw de minister, bij een tussentijdse evaluatie zou er tijd en ruimte moeten zijn voor bijsturing, zodat wat misgaat, kan worden rechtgetrokken. Heeft de Vlaamse regering deze tussentijdse evaluatie reeds onderzocht? Welke conclusies verbindt de regering aan de bevindingen van deze tussentijdse evaluatie? Worden de conclusies ook overgemaakt aan de Europese Commissie? Zo ja, wat is de reactie van de Commissie op deze evaluatie?
Heeft de Europese Commissie er bij de Vlaamse regering op aangedrongen om de nodige maatregelen tot bijsturing te nemen? Werden er reeds maatregelen genomen om de door deze evaluatie aangeduide tekortkomingen te verhelpen? Zo ja, welke? Zo neen, wanneer zal dat gebeuren?
De voorzitter : Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, vooraleer op de concrete vragen in te gaan, zal ik een paar algemene opmerkingen maken. Artikel 42 van de verordening 1260/1999 houdende de algemene bepalingen inzake de structuurfondsen bepaalt dat voor alle programma's in de EU een tussentijdse evaluatie moet worden uitgevoerd. Voor de Vlaamse EFRO-programma's werden deze tussentijdse evaluaties opgesteld door Idea Consult, die na offerte werd aangeduid als onafhankelijke evaluator, en dit onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit, met name de Vlaamse regering. De Europese Commissie onderzoekt vervolgens aan de hand van vooraf bepaalde criteria de relevantie en de kwaliteit van de evaluaties met het oog op de herziening van het bijstandspakket en de toewijzing van de prestatiereserve.
In de evaluatierapporten gaat de externe evaluator voor elk programma uitvoerig na of de programmastrategie nog altijd geschikt is, of de uitvoering van het programma naar wens verloopt en of de doelstellingen worden gehaald met economische inzet van de middelen. In het algemeen zijn de resultaten van de tussentijdse evaluaties voor alle programma's goed tot zeer goed. Alle programma's verlopen inhoudelijk en financieel volgens schema. De vooropgestelde alsook de financiële streefwaarden werden bereikt, zodat alle programma's in aanmerking komen voor de prestatiereserve.
Gezien de lange programmaperiode, die loopt van 2000 tot 2006, ligt het voor de hand dat er aanbevelingen worden gedaan voor actualisering en bijsturing. Voor alle EFRO-programma's formuleerde Idea Consult een aantal gemeenschappelijke aandachtspunten, met name het versterken van het engagement van de Vlaamse regering, het verkorten van de projectcyclus, het oprichten van een forum voor inhoudelijke discussies en ervaringuitwisseling, het nog meer gebruiken van de gekwantificeerde programmadoelstellingen als leidraad voor de projectbeoordeling en de projectselectie.
De overige aanbevelingen zijn programmaspecifiek en zijn grotendeels gelijklopend voor Urban II en Doelstelling 2-ANNO. Het gaat hierbij meer in het bijzonder om de uitvoerende beheersstructuren, het partnerschap met niet-stedelijke actoren en de profilering van het programma. De aanbeveling 'klaarheid scheppen omtrent investeringsmogelijkheden in bedrijventerreinen' betreft specifiek het programma Kempen.
Tijdens de vergadering van de Vlaamse monitoringcomités van 15 december 2003 zijn de tussentijdse evaluaties van de Doelstelling 2-programma's uitvoerig toegelicht. De Vlaamse regering is in deze monitoringcomités vertegenwoordigd.
Tijdens de vergaderingen van de comités van toezicht van 12 december 2003 en 30 januari 2004 is de tussentijdse evaluatie van het Urban II-programma besproken. Ook in dit comité is de Vlaamse regering vertegenwoordigd.
Een tussentijdse evaluatie toetst de resultaten die halverwege de looptijd zijn bereikt aan de initieel vooropgestelde doelstellingen. Uit deze tussentijdse evaluaties heeft de Vlaamse regering geconcludeerd dat de Vlaamse programma's goed worden uitgevoerd. Alle programma's hebben de vooropgestelde criteria inzake doeltreffendheid, beheer en financiële vooruitgang gerealiseerd. Aangezien de programma's als performant kunnen worden beschouwd, komen ze in aanmerking voor de toewijzing van een prestatiereserve. Voor Vlaanderen betekent dit 7,8 miljoen euro aan bijkomende Europese middelen, waarvan 1,95 miljoen euro voor het programma Antwerpen zijn bestemd.
De Europese Commissie maakt deel uit van de monitoringcomités. Op de reeds vermelde vergadering van 15 december 2003 zijn de tussentijdse evaluaties met de vertegenwoordigers van de Europese Commissie besproken. Na de toetsing aan vooraf bepaalde criteria heeft de Europese Commissie de evaluatierapporten van Idea Consult als kwalitatief hoogstaand beoordeeld. Ze heeft tevens haar tevredenheid over de voortgang en over de resultaten van de programma's in Vlaanderen uitgesproken. Gezien het gunstig verloop van de programma's, zal Vlaanderen 7,9 miljoen euro aan bijkomende middelen ontvangen.
Niettegenstaande de goede resultaten van de Vlaamse programma's blijven bijsturingen en verbeteringen uiteraard steeds mogelijk. Een van de criteria waaraan een goede tussentijdse evaluatie volgens de Europese Commissie moet voldoen, is het leveren van concrete aanbevelingen met het oog op bijsturingen. Idea Consult heeft een aantal programmaoverschrijdende en programmaspecifieke aanbevelingen geformuleerd.
Tijdens de vergadering van de monitoringcomités van 15 december 2003 zijn al deze aanbevelingen een eerste maal besproken. Toen is besloten dat de bevoegde managementcomités de aanbevelingen moeten bespreken en concrete maatregelen moeten uitwerken. De eerstvolgende vergadering van de monitoringcomités zal op 27 april 2004 plaatsvinden. Tijdens die vergadering zal de implementatie van de aanbevelingen voor elk programma worden toegelicht. De administratie heeft aan de programmasecretariaten officiële instructies inzake de implementatie van de aanbevelingen overgemaakt.
De voor heel Vlaanderen bestemde aanbevelingen hebben betrekking op de sterke betrokkenheid van de Vlaamse regering en op de oprichting van een inhoudelijk forum. Het monitoringcomité heeft beslist dat de administratie Economie, de coördinerende instantie voor Vlaanderen, de nodige acties zal ondernemen.
In dit verband zal, in samenwerking met de externe evaluator, op 31 maart 2004 een seminarie worden georganiseerd. Dit seminarie zal op interactieve wijze de regio-overschrijdende leereffecten van de tussentijdse evaluaties behandelen. De lessen en de onderwerpen die een toegevoegde waarde voor het Vlaams regionaal beleid kunnen bieden, zullen hierbij ook aan bod komen.
In de maand juni van dit jaar zal met de programmasecretariaten een seminarie worden georganiseerd. Dit seminarie zal als platform voor inhoudelijke discussies en voor het uitwisselen van ervaringen fungeren. De implementatie van de aanbevelingen zal er eveneens worden besproken.
Wat de versterking van de Vlaamse betrokkenheid betreft, zullen de programmasecretariaten de leden van de managementcomités schriftelijk op het belang van een actieve deelname aan de comités wijzen. Om gedurende de rest van de uitvoeringsperiode een voldoende sterke betrokkenheid te garanderen, zullen ze de leden stelselmatig mobiliseren.
De voorzitter : De heer De Smet heeft het woord.
De heer Bart De Smet : De interpellatie van de heer Voorhamme heeft ons destijds lichtjes verontrust. Aangezien dit een van de grondslagen van het stedelijk beleid vormt, is het normaal dat dit onderwerp hier weer ter sprake komt. De Europese programma's houden nu eenmaal een belangrijke meerwaarde in.
Als ik het antwoord van de minister goed heb begrepen, zijn de evaluaties en de gesprekken met de vertegenwoordigers van de Europese Commissie gunstig verlopen voor de in Vlaanderen functionerende programma's en mogen we ervan uitgaan dat zich met betrekking tot de algemene doelstellingen of tot de Vlaamse cofinanciering geen problemen zullen stellen.
Minister Patricia Ceysens : De tussentijdse evaluaties zijn duidelijk gunstig verlopen.
De heer Bart De Smet : Zouden we een kopie van het verslag van deze evaluaties kunnen ontvangen?
Minister Patricia Ceysens : Dit is geen probleem. Ik zal het verslag aan het commissiesecretariaat overmaken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.