Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 29/04/2004
Vraag om uitleg van de heer Johan Malcorps tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, over de gevraagde aanpassing van het grinddecreet
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Malcorps tot mevrouw Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, over de gevraagde aanpassing van het grinddecreet.
De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, het grinddecreet werd in 1993 goedgekeurd door de toenmalige Vlaamse Raad. Hieraan zijn enkele jaren van druk overleg aan voorafgegaan. Op dat moment was er een jaarproductie van ongeveer 10 miljoen ton. Aan dat tempo werd toen circa 50 hectare per jaar aan de totale ontgonnen oppervlakte van 2.000 hectaren toegevoegd. Deze activiteit brengt een rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid met zich mee van 700 à 750 personen.
Tegen het voortduren van de grindwinning in Limburg worden veel bezwaren geuit. Vandaar ook dat het goedkeuren van dit decreet werd voorafgegaan door heel wat rondetafelconferenties, commissies en beleidsnota's. Er werd - terecht - de nodige zorg besteed aan het vormen van een voldoende draagvlak.
De belangrijkste elementen uit het decreet zijn : de oprichting van een grindfonds, gestijfd door heffingen ten laste van de ontginners, de oprichting van een grindcomité met adviesbevoegdheid en bestaande uit dertien leden, de oprichting van drie subcomités voor een specifiek aspect van de grindwinning, met name het grindherstructureringssubcomité met tien leden, het sociaal grindsubcomité met zeven leden en het subcomité voor het grindonderzoek met tien leden. Andere belangrijke elementen zijn : de afbouw en het uitdoofscenario van de grindexploitatie tegen 2006, waarbij nog een totale productie van 60 miljoen ton mag worden ontgonnen, het om de 2 jaar vaststellen door de regering van het totaal productiequorum voor grindwinning, de bepaling dat het ontgrinden gepaard moet gaan met landschapsherstel en nabestemmingsplannen.
Eerst in alle discretie en achteraf iets meer publiek worden plots kabinetten en parlementsleden benaderd door de sector. De vraag is om voor de verkiezingen, het grinddecreet van 1993 nog te wijzigen. Men wil van het oude tijdschema overschakelen naar een volumeschema. Dit alles is uiteraard een volkomen legale en legitieme handelswijze en vraag. Maar met een gezonde achterdocht en een kritische reflex kan men zich afvragen of er een mogelijke uitholling van het decreet achter kan zitten.
Logische bedenkingen zijn of er al dan niet voldoende argumenten zijn om tot wijziging over te gaan en of alle argumenten op tafel liggen. Wordt de filosofie van het decreet niet aangetast? Is er een voldoende maatschappelijk draagvlak om tot die wijziging over te gaan? Aangezien er in de jaren '90 veel tijd en energie werd gestoken in het bereiken van een consensus en een zo groot mogelijk draagvlak, is het uiteraard ook nu van groot belang dat daaraan wordt gewerkt.
Tevens lijkt het mij zinvol en logisch om, alvorens een bestaand decreet te wijzigen, het grondig te evalueren. Dit kan op verschillende wijzen gebeuren. Essentieel is dat alle betrokken partijen worden gehoord.
Mevrouw de minister, om een eerste evaluatie te kunnen maken en om een inschatting te kunnen geven op de vraag tot wijziging, had ik graag een aantal antwoorden gekregen. Hoeveel houders van een vergunning zijn er op dit ogenblik? Voor hoeveel exploitatieton werd er, in het kader van dit decreet, een vergunning verleend? Hoeveel van deze vergunde exploitatietonnen werden effectief geëxploiteerd? Indien dit getal veel lager ligt dan oorspronkelijk ingeschat, waar ligt dan de oorzaak en heeft de overheid daar een verantwoordelijkheid in? Hoe gebeurt de controle op de ontgrinding of hoe wordt die gemeten? Hoeveel inkomsten werden geboekt in het grindfonds? Hoeveel werd hiervan effectief terug geïnvesteerd? Hoe is de huidige situatie in verband met de nabestemming, met de herstelmaatregelen, met het sociaal-ecologische deel en de cultuurhistorische nabestemming?
Wat is de huidige situatie in verband met de tewerkstelling in die sector? Is er al sprake van enige afbouw of reconversie? Hoe is het grindcomité op dit ogenblik samengesteld en welke frequentie van vergaderen heeft dit comité? Hoe zijn de drie subcomités samengesteld en met welke frequentie wordt hier gewerkt? Is er sedert de inwerkingtreding van dit decreet nog enige parlementaire controle geweest op de uitvoering, de werking en de financiën?
Ik heb nog een aantal veeleer politieke vragen waarover ik graag uw persoonlijke appreciatie zou horen. Hoe evalueert u de werking en uitvoering van dit decreet? Werden volgens u de doelstellingen al dan niet gerealiseerd? Welke wel en welke niet? Hoe staat u tegenover de vraag van de sector tot aanpassing van het decreet? Is er een verband met het delfstoffendecreet? Waarom gaat de regering zelf niet in op de vraag van de sector om het decreet aan te passen? Kan na een aanpassing van het decreet de overheid achteraf gewoon bijkomende quota toewijzen? Kan er een wijziging komen zonder dat alle partners van 1993 werden gehoord?
Ik besef dat we ons aan het einde van deze legislatuur bevinden. Gezien echter de bezorgdheid van de sector lijkt het me toch interessant een overzicht te krijgen van de stand van zaken.
De voorzitter : De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Mathieu Boutsen : Mevrouw de minister, de grindexploitatie is een Limburgse en meer bepaald een Maaslandse activiteit. Daar zijn, zoals de heer Malcorps zegt, niet 300 à 400 arbeidsplaatsen maar wel 3.000 à 4.000 arbeidsplaatsen mee gemoeid.
Uit de uiteenzetting van de exploitanten bleek duidelijk dat deze mensen voorstander zijn van een wijziging van het grinddecreet, als was het maar om de einddatum ervan te verlengen. Namens onze partij wil ik de vraag van de grindexploitanten volmondig steunen. Zij moeten immers de grondstoffen kunnen delven die we in Limburg nodig hebben om aan de behoeften te voldoen en om de tewerkstelling in stand te houden.
De voorzitter : Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens : Het is niet de eerste keer dat we het in deze commissie over deze problematiek hebben, maar misschien wel de laatste keer tijdens deze legislatuur.
Mijnheer Malcorps, vandaag worden er zestien grindwinningsbedrijven als houder van een vergunning erkend. Op basis daarvan krijgen zij een deel van het tweejaarlijks productiequotum toegewezen. Een aantal van deze bedrijven zijn samen actief in eenzelfde grindwinningsgebied. Voor deze gebieden zijn er tijdelijke verenigingen opgericht die in gezamenlijk beheer en verantwoordelijkheid een vergunning voor het betreffende gebied hebben aangevraagd en verkregen.
Bij het in werking treden van het grinddecreet werden globale productiequota voor de periode 1994-2005 vooropgesteld. Voor de valleigrindsector was dat 59,5 miljoen ton ; voor de berggrindsector was dat 41,4 miljoen ton.
Wat de valleigrindsector betreft, werd vanaf 1 januari 1994 tot 31 december 2003 een productiequotum van 46,1 miljoen ton gerealiseerd. Dat is 77 percent van het algemene quotum valleigrind. Wat de berggrindsector betreft, bedroeg het productiequotum over deze periode 30 miljoen ton. Binnen het decretale kader moet vanaf 1 januari 2004 dus nog 10,6 miljoen ton of 27 percent van het quotum worden gerealiseerd.
In het grinddecreet werd zowel voor valleigrind als berggrind een afbouwscenario vooropgesteld dat loopt van 1994 tot 2005. De tweejaarlijks te verdelen productiequota werden volgens deze scenario's toegekend. De essentiële voorwaarde om te kunnen ontginnen volgens de vooropgestelde scenario's was het tijdig beschikbaar zijn van de noodzakelijke grindwinningsgebieden. Vanaf het begin waren de nodige ontginningsterreinen echter nog niet beschikbaar. De productieachterstand is vooral opgelopen tijdens de periode 1994-1998. Vanaf 1999 begon de productie te stijgen.
Volgens een recente voorraadraming van onze administratie heeft de valleigrindsector voldoende ontginningsterrein om het nog resterende quotum te halen. Voor de berggrindsector is een bijkomend ontginningsterrein nodig dat nog ruim 7,8 miljoen ton kan opleveren.
Binnen de administratie Economie is de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie bevoegd om de controle op de grindwinning uit te oefenen. Om de controle zo sluitend mogelijk te maken wordt een meervoudige controlebenadering gehanteerd. In eerste instantie wordt de te verwachten productie in een nog te ontginnen terrein ingeschat op basis van informatie uit proefboringen, in combinatie met beschikbare statistische informatie over de gerealiseerde productie in vergelijkbare groeves. Zodra de vergunningsvoorwaarden met de opgelegde beperkingen bekend zijn, kan de reëel te ontginnen netto oppervlakte via terreinmetingen worden bepaald en kan de te verwachten productie concreter worden ingeschat.
Tijdens de ontginning worden op regelmatige tijdstippen terreinmetingen verricht. In het droge ontginningsgedeelte, onder andere voor berggrindwinning, gebeurt dit via landmeetkundige opmetingen. In onderwaterontginning, zoals valleigrindwinning, gebeurt dit via peilmetingen. Daarnaast worden op regelmatige tijdstippen controlebezoeken in groeves en bij grindbedrijven uitgevoerd. Die verschaffen meer inzicht in specifieke terreintoestanden en de bestaande voorraden grind, zand en dergelijke.
Ieder semester moeten de bedrijven in het kader van de grindheffingsprocedure gedetailleerde leveringsdata van grind en zand aan de administratie bezorgen. Deze informatie wordt vergeleken met de informatie uit de voordien beschreven geologische controles, productieramingen en ontginningsopmetingen. Verder worden de resultaten van ontginningsbedrijven onderling met elkaar vergeleken.
Tot op heden werd 56,2 miljoen euro aan grindheffingen in het Grindfonds gestort. Daarnaast is er nog een inkomst van 7,8 miljoen euro geboekt in het kader van het IML-protocol. Dat dateert van 2001. De overige inkomsten hebben betrekking op intresten.
De uitgaven van de comités over de periode 1995-2003 bedragen 44,8 miljoen euro. Het overgrote deel hiervan werd uitgegeven in 2003, namelijk in een transactie van 34 miljoen euro van het Grindfonds naar het Sectorfonds. Dat gebeurde in uitvoering van artikel 15bis van het wijzigingsdecreet in verband met de waarborgregeling.
In het kader van het herstellen van het ecologisch en ruimtelijk patrimonium is al heel wat werk verzet. De effectieve start van de eerste herstructureringswerken in de valleigrindgebieden vond plaats in het najaar 2002. Voor berggrind is de herstructurering grotendeels aan de gang.
Het herstructureringscomité is bevoegd voor de uitwerking van de structuurvisie en de herstructureringsplannen in de diverse ontginningsgebieden, meer bepaald voor de aanvragen van de betreffende bouwvergunning, het laten herstructureren van de ontgonnen grindwinningsgebieden en de supervisie van de realisaties na ontginning.
Pas onlangs is gestart met de uitvoering van de herinrichtingsplannen omwille van de BTW-problematiek van het Grindfonds.
In het wijzigingsdecreet van 2001 werd ervoor geopteerd om de ontgrindingsactiviteiten en de herstructureringsactiviteiten grotendeels te koppelen, in die zin dat de betreffende quotumhouders solidair verantwoordelijk worden voor de afwerking, en dit volgens de voorwaarden van de nabestemmingsplannen. Via een waarborgsysteem wordt het herstel van het opgelegde terreinreliëf gewaarborgd. Het uitrusten van de afgewerkte terreinen blijft zoals in het basisdecreet van 1993 was bepaald, de directe verantwoordelijkheid van het herstructureringscomité. Voor het overgrote deel zijn de nabestemmingen dus momenteel vastgelegd in de structuurvisie, het gewestplan, vergunningen en deels zelfs uitvoeringsplannen. Gezien de opgelopen achterstand zullen de herinrichtingswerken echter grotendeels na 2005 plaats moeten vinden.
De sociale begeleiding wordt opgevolgd aan de hand van het sociaal begeleidingsplan dat reeds meermaals werd geactualiseerd. De cijfers van het sociaal comité tonen een afbouw van de personeelsbezetting. Daarbij was er een daling van de arbeiders van ruim 200 naar 120 en van de bedienden van 60 naar 40. Er is wel een duidelijke tendens waaruit blijkt dat deze werken steeds meer in onderaanneming worden uitgevoerd.
De samenstelling van het Grindcomité en de subcomités is in het grinddecreet vastgelegd. Het herstructureringscomité komt maandelijks samen. Het Grindcomité en het onderzoekscomité zijn in 2003 achtmaal samengekomen, het sociaal comité zesmaal.
Wat de parlementaire controle op de uitvoering van het grinddecreet betreft, verwijs ik naar het jaarverslag van het Grindcomité en de subcomités, dat aan het Vlaams Parlement wordt bezorgd. Ook het Rekenhof maakt jaarlijks een rapport op over de jaarrekening en het jaarverslag van het Grindfonds.
Tot daar de antwoorden op uw vraag. Ik waag mij niet aan persoonlijke uitspraken. Ik spreek hier namens de regering.
De heer Johan Malcorps : Ik dank de minister voor haar uitvoerige antwoord. Ik besef dat wij op het einde van deze legislatuur zijn gekomen. Het zal een serieuze aangelegenheid worden voor de volgende regering. Wij hebben onze zorg hier willen aangeven. Wij zullen zeer zorgzaam moeten omgaan met de druk van de sector en zullen de discussie hierover later zeker opvolgen.
De heer Mathieu Boutsen : Ik sluit mij graag aan bij de laatste woorden van de heer Malcorps. Wij willen de controle over de activiteiten van de grindwinnaars uitoefenen, wier belangen wij graag verdedigen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.