Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 16/03/2004
Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het gebruik van aanslagbiljetten voor het berekenen van studietoelagen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Cock tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het gebruik van aanslagbiljetten voor het berekenen van studietoelagen.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vorige week werd ook reeds gepraat over de studietoelagen. Ik denk dus dat deze vraag daar wat bij aansluit.
De aanvraag voor studietoelage wordt in principe onderzocht op basis van het aanslagbiljet van 2 jaar geleden. Voor het studiejaar 2003-2004 is dus het aanslagbiljet over het jaar 2001 bepalend.
Vermits de meeste mensen zelf hun aangifte invullen en geen fiscale specialisten zijn, worden als een gevolg van onwetendheid bepaalde vakken soms foutief ingevuld. Dat heeft soms nadelige gevolgen voor de belastingplichtige zelf. Het gaat in die gevallen meestal om mensen die het niet zo breed hebben, en alle financiële hulp best kunnen gebruiken.
Een klassiek voorbeeld hiervan is het KI van het woonhuis, dat om sociale of beroepsredenen niet door de belastingplichtige zelf wordt bewoond. In de plaats van het bedrag onder code 100 in te vullen, wat meestal recht geeft op een volledige fiscale aftrek, zullen een aantal onwetende belastingplichtigen het KI onder code 106 vermelden. De mensen zijn zich meestal niet eens bewust van het nadelige fiscale effect daarvan. Nog erger wordt het als door het foutief invullen van de aangifte het inkomen te hoog wordt om recht te hebben op een studiebeurs.
De afdeling Studietoelagen van het ministerie van Onderwijs baseert zich uitsluitend op het aanslagbiljet. In de meeste gevallen zal de bezwaartermijn verstreken zijn, zodat geen verbeterd aanslagbiljet meer kan worden opgemaakt. Vermits er geen sprake is van een materiële vergissing maar van een beoordelingsfout, kan er ook geen sprake zijn van de termijn van 3 jaar waarin ambtshalve ontheffing kan worden verleend. De burger wordt nu wel heel zwaar gestraft, want het foutieve aanslagbiljet kan tot gevolg hebben dat ook de aangevraagde studiebeurs wordt geweigerd. De administratie steunt zich hierbij dan op een foutief document om een studiebeurs te weigeren.
Mevrouw de minister, is dit nog wel billijk en moet niet in een bijzondere procedure worden voorzien om die fout nog recht te zetten? Op die manier ontstaat de mogelijkheid dat de minder gegoede burger die geen fiscale expert is, toch nog verkrijgt wat hem billijkheidshalve niet mag worden afgenomen.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Heeft de afdeling Studietoelagen hierover reeds opmerkingen gemaakt? Is het mogelijk een soort beroepsprocedure op te maken zodat deze mensen die vaak een studietoelage broodnodig hebben, niet uit de boot vallen?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, bij het onderzoek van het recht op een studietoelage en de berekening ervan, worden twee referentiebedragen gehanteerd : het referentiebedrag waaraan het kadastraal inkomen wordt getoetst en het referentie-inkomen.
Om het referentie-inkomen vast te stellen, baseert de afdeling Studietoelagen zich op het aanslagbiljet personenbelasting en aanvullende belastingen dat wordt afgeleverd door de administratie der Directe Belastingen. Bepaalde kadastrale gegevens op dit aanslagbiljet kunnen onder een verkeerde code zijn aangegeven. Dit heeft dan natuurlijk een invloed hebben op de aanvraag voor studietoelage.
Een aanvraag kan opnieuw worden onderzocht indien de afdeling in het bezit wordt gesteld van een verbeterd aanslagbiljet dat wordt afgeleverd door de betrokken taxatiedienst. Tenslotte is niet de afdeling Studietoelagen, maar het ministerie van Financiën bevoegd om het inkomen vast te stellen. Dit is de enige objectieve bron waarop de afdeling Studietoelagen zich kan baseren. Zich bijvoorbeeld baseren op een verklaring op eer, zou oneerlijk zijn en misbruik in de hand werken.
Indien het kadastraal inkomen werd ingeschreven onder code 106, terwijl het moest worden aangegeven onder code 100, is het natuurlijk aangewezen dat de betrokkene zich tot de administratie der Directe Belastingen wendt. Tenslotte werd hierdoor eveneens een te hoge belastingaanslag verkeerdelijk toegepast. Dezelfde aanslagbiljetten dienen trouwens niet alleen voor studietoelagen, maar voor nog tal van andere financieringen, zoals bouw- of saneringspremies. In verband met het feit dat de bezwaartermijn meestal is verstreken, kan ik jammer genoeg enkel doorverwijzen naar het ministerie van Financiën omdat dit niet onder de bevoegdheid van het departement Onderwijs valt.
Om het kadastraal inkomen vast te stellen baseert de afdeling Studietoelagen zich niet enkel op het aanslagbiljet personenbelasting en aanvullende belastingen, maar eveneens op de aanslagbiljetten onroerende voorheffing, de kadastrale leggers die worden afgeleverd door het hoofdbestuur Kadaster en de gegevens uit de woningendatabank. Het aanslagbiljet personenbelasting vermeldt namelijk niet alle kadastrale inkomsten die in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het recht op en de berekening van de studietoelagen. Zo wordt het kadastraal inkomen voor eigen beroepsdoeleinden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de aanslag door de administratie der Directe Belastingen zodat het evenmin wordt vermeld. Kadastrale inkomsten van huurwoningen die als eigen woonst worden betrokken, kunnen evenmin op het aanslagbiljet personenbelastingen worden teruggevonden, zodat bijkomend onderzoek moet worden gedaan betreffende de vaststelling van de kadastrale inkomsten die de afdeling Studietoelagen in aanmerking neemt.
De afdeling Studietoelagen is ervan op de hoogte dat de regelgeving van de administratie der Directe Belastingen toelaat dat bepaalde kadastrale inkomsten van onroerende goederen worden aangegeven onder code 100 als eigen woning, ondanks het feit dat ze niet door de betrokkene zelf worden bewoond wegens beroeps- en sociale redenen. Bij de toepassing van de kadastraalinkomentest moet rekening worden gehouden met het kadastraal inkomen van het onroerend goed dat wordt betrokken als woning. Daarom wordt wel degelijk nagegaan wat het domicilie is. Enkel op die manier kan alleen dát onroerend goed als eigen woning worden beschouwd. Andere onroerende goederen worden beschouwd als vreemd gebruik indien ze niet als woonst of voor eigen beroepsdoeleinden worden gebruikt, zelfs indien deze onroerende goederen op het aanslagbiljet onder code 100 mogen worden aangegeven wegens beroeps- of sociale redenen.
De regelgeving inzake de studietoelagen volgt de regelgeving van de fiscaliteit tot op bepaalde hoogte, maar is daarom niet identiek. Zo werd de factor 'kadastraal inkomen' bijkomend gekozen als welvaartsindicator en uitsluitingsfactor bij het bepalen van het recht op een studietoelage. Het zou daarom geen goede zaak zijn om bepaalde onroerende goederen toch als eigen woning te beschouwen terwijl dit niet het geval is.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. De bal ligt blijkbaar ook in het kamp van de administratie der Directe Belastingen. Ik onthoud dat bijkomend onderzoek vereist is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.