Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 22/04/2004
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening,Wetenschappen en Technologische Innovatie, over grensoverschrijdend overleg inzake ruimtelijke ordening
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening,Wetenschappen en Technologische Innovatie, over grensoverschrijdend overleg inzake ruimtelijke ordening.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat ik een vraag stel of een interpellatie houd over de grensoverschrijdende problematiek inzake milieu en ruimtelijke ordening. Het gaat dan vooral over de regio's Zuid-West-Vlaanderen en Nord-Pas-de-Calais.
Ik heb in het verleden al verscheidene vragen gesteld aan de ministers Dua en Sannen over het afvalverwerkingsbedrijf Meprec. Verder is er ook de grensoverschrijdende milieuvervuiling van de Leie en de Schelde, en de nog steeds vervuilde Zwarte Spierbeek die slecht gezuiverd water ontvangt vanuit Roubaix. Verder verwijs ik ook naar het geplande slakkenverwerkende bedrijf net over de grens te Halluin. Tot slot is er ook het dossier over de inplanting van een grootschalig winkelcomplex in Moeskroen. Uit al deze dossiers blijkt dat de samenwerking tussen het Vlaams Gewest enerzijds en Frankrijk anderzijds zeer stroef verloopt. Daarom heb ik al meermaals gepleit voor een concreet vastgelegd structureel overleg waarbij alle belanghebbende partijen worden betrokken.
Mijnheer de minister, nu blijkt dat de Fransen plannen hebben om de industriezone La Rouge Porte uit te breiden. Die industriezone ligt in de gemeente Halluin op Frans grondgebied maar de geplande uitbreiding loopt tot pal op de Frans-Vlaamse grens in Menen en loopt zo verder naar Rekkem.
De plannen voorzien in een verbindingsweg tussen de industriezone La Rouge Porte en de grenspost E17 aan de grens Rekkem-Frankrijk. Deze plannen hypothekeren het zeer waardevolle landschap langs beide landsgrenzen en het oude plan om op deze site een landschappelijk park aan te leggen. Een landschap houdt niet op aan de grens, net zo min als lucht of water.
Door deze toestand krijgen we de indruk dat de Fransen hun eigen mensen willen beschermen. Ze willen zo ver mogelijk van de woonkernen van Halluin bouwen en zo dicht mogelijk bij Rekkem.
Het is eigenaardig dat de grensgemeenten en ook de intercommunale Leiedal inzage hebben gekregen in deze plannen terwijl de stad Menen hiervan niet van op de hoogte werd gebracht. Ze is deze plannen toevallig aan de weet gekomen.
Mijnheer de minister, welke stappen van grensoverschrijdend overleg inzake ruimtelijke ordening werden in dit dossier gezet? Bestaan er afspraken tussen alle betrokken partijen - gemeente, provincie, Vlaams Gewest en Frankrijk - over grensoverschrijdend overleg inzake ruimtelijke ordening? Zo ja, welke? Zo niet, acht u het niet dringend noodzakelijk om duidelijk afgelijnde afspraken te maken over het grensoverschrijdend overleg? Welke stappen zult of wilt u ondermenen om te komen tot een concreet grensoverschrijdend overleg? Hoe komt het dat Menen niet werd ingelicht over deze plannen?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Het is inderdaad niet de eerste keer dat we het hebben over de problematiek van het grensoverschrijdend overleg. Dit overleg kent nogal wat structurele gebreken.
De samenwerking tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk gebeurt meestal via ad-hocinitiatieven. In het verleden zijn reeds een aantal projecten op gang getrokken vanuit de Interreg-programma's. Ook in Limburg en in de Kempen zijn dergelijke overlegstructuren aanwezig, in dat geval gaat het dan om een samenwerking met Nederland.
De ervaring leert dat de verschillende initiatieven nauwelijks worden gecoördineerd en dat er vanuit Franse zijde enkel initiatief wordt genomen om in zeer algemene - zeg maar vage - termen de grensoverschrijdende samenwerking te bespreken. Het spreekt voor zich dat in die optiek bezwaarlijk van enige vorm van structureel overleg tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk kan worden gesproken. We hebben nood aan een specifieke structuur om de planconsultatie voor ruimtelijke plannen met Noord-Frankrijk te regelen. We moeten afstappen van de weinig transparante structuren zoals Interreg.
Tijdens het verkennend gesprek van toenmalig minister-president Dewael van juni 2002, inzake de grensoverschrijdende samenwerking met Nord-Pas-de-Calais, werd op mijn vraag reeds expliciet verwezen naar dit structureel probleem. Er is een aanzet gegeven om te komen tot meer gestructureerde vormen van overleg.
Teneinde eens en voor altijd duidelijkheid te scheppen over het overleg tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk, wordt het contact met Noord-Frankrijk momenteel gecoördineerd door de administratie Buitenlands Beleid, die in samenwerking met de Fransen een structureel overleg tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk voorbereidt.
Gelet op de vele prioriteiten op het vlak van ruimtelijke ordening in Vlaanderen, en het exponentieel groeiende aantal initiatieven aangaande internationale ruimtelijke planning, streef ik er, in samenspraak met mijn administratie, uitdrukkelijk naar om de samenwerking met Noord-Frankrijk op het vlak van ruimtelijke ordening te integreren in het gewestoverstijgend overleg. Het is weinig zinvol om alleen voor ruimtelijke ordening een dergelijke structuur op te zetten.
Na overleg tussen de administratie Arohm en de administratie Buitenlands Beleid is afgesproken om het overleg inzake ruimtelijke ordening in te bedden in een globaal structureel overleg tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk, om de projectstructuren te overstijgen en een betere afweging te maken van lasten en lusten. Het is bijvoorbeeld niet toevallig dat alle kerncentrales langs de grens staan. Er bestaat altijd de neiging om de last zo veel mogelijk te verschuiven naar een aangrenzend land. Dit gebeurt ook in dit dossier.
Het dossier over de Franse plannen tot uitbreiding van de industriezone La Rouge Porte te Halluin, werd bij mij op 16 januari 2004 aangekaart door de stad Menen, via een e-mail over het overmaken van een afschrift van het, in het kader van het openbaar onderzoek door de stad Menen ingediende, bezwaarschrift.
Bij afwezigheid van de bilaterale overlegstructuren om dit te bespreken, werd dit, op mijn vraag, door mijn administratie gesignaleerd aan de administratie Buitenlands Beleid, die de contacten met de regio Nord-Pas-de-Calais coördineert. Ik heb bovendien een brief gericht aan minister-president Somers, met de vraag het bezwaarschrift van de stad Menen over te maken aan de heer Christiaens, de Vlaamse vertegenwoordiger in Noord-Frankrijk. Hij is perfect geplaatst om te bemiddelen en de Vlaamse belangen te verdedigen. Dit werd dezelfde dag ook schriftelijk gemeld aan het college van burgemeester en schepenen van de stad Menen, zodat ook zij wisten dat we de heer Christiaens hebben ingeschakeld.
De minister-president deelde mij mee dat hij de heer Christiaens expliciet de opdracht heeft gegeven om het dossier van de stad Menen bij de Franse autoriteiten te verdedigen. Aan de cel Internationaal Beleid van de afdeling Ruimtelijke Planning van mijn administratie werd gevraagd om de plannen op te vragen. Bovendien werd gevraagd om de plannen inhoudelijk te screenen, om te komen tot een Vlaamse visie op de Franse plannen. Dat moet de heer Christiaens in staat stellen onze belangen te verdedigen.
Op 20 maart 2004 meldde de heer Christiaens aan minister-president Somers dat hij dit dossier effectief zal opvolgen, en dat hij intussen reeds contact had opgenomen met de stad Menen, de intercommunales Leiedal en WVI, de provincie West-Vlaanderen en Arohm, evenals met Lille Métropole Communauté Urbaine.
Tijdens de door de heer Christiaens gevoerde verkennende gesprekken werd door LMCU toegezegd dat, alvorens een beslissing te nemen inzake de bezwaren van onder meer de stad Menen, de intercommunale Leiedal en de provincie West-Vlaanderen, de Vlaamse betrokkenen zullen worden uitgenodigd voor een gesprek met de heer Daubresse. Hij is de ondervoorzitter van LMCU, en is belast met de planopmaak. Uit de brief van de heer Christiaens konden we opmaken dat ook de heer Mauroy, voorzitter van LMCU, over het dossier zal worden ingelicht.
De heer Christiaens stelt voor om de technische leiding van de te voeren gesprekken over te laten aan de intercommunale Leiedal. Het aan Arohm gevraagde werkdocument zal heel binnenkort klaar zijn. Dit laat toe om een gecoördineerd standpunt in te nemen, voordat een gesprek met Frankrijk wordt gevoerd. Het is immers belangrijk dat alle partijen, de provincie, de intercommunales, de stad Menen en alle betrokkenen, eerst zelf op een lijn zitten, vooraleer we het gesprek aangaan met de Franse autoriteiten.
De bevoegde instantie voor de bestemmingsplannen is de intercommunale LMCU, een intercommunale van 87 gemeenten. In 2002 werd een eerste versie van het Plan Local d'Urbanisme, kort PLU, vastgelegd ter vervanging van het oorspronkelijke Plan d'Occupation des Sols. Het PLU is een uitvoering van de hernieuwde wet Solidarité et Renouvellement Urbains.
De geviseerde uitbreiding van de industriezone La Porte Rouge in Halluin is een onderdeel van een breder intergemeentelijk bestemmingsplan dat deel uitmaakt van het PLU. Het PLU omvat in essentie een stedelijk project met inbegrip van de grote oriëntaties voor het stedelijk beleid en de ruimtelijke ordening. Het verordenend gedeelte van het plan is in feite de tegenhanger van onze RUP's.
Op 1 augustus 2003 werd het project PLU onderworpen aan een adviesprocedure bij de gemeenten en administraties. Volgens Lille Métropole Communauté Urbaine werden de Vlaamse grensgemeenten en intercommunales uitgenodigd om hieraan deel te nemen. Deze consultatieronde liep gedurende drie maanden. Het algemeen openbaar onderzoek werd op 16 januari van dit jaar afgesloten. De bedoeling van de intercommunale is in het tweede semester van dit jaar het PLU definitief te laten vaststellen door de Conseil de Communauté. Daarna krijgt het een verordenende uitwerking.
De stad Menen werd inderdaad zeer laat op de hoogte gebracht van de administratieve consultatie, en kon net op tijd, op 16 januari, een bezwaarschrift indienen. Noch ikzelf - dus de Vlaamse regering -, noch mijn administratie werden op de hoogte gesteld van de opmaak van het PLU. Ook over het strategisch document, het zogenaamde Schéma Directeur de Développement et d'Urbanisme de Lille Métropole, werd niets meegedeeld aan de Vlaamse autoriteiten.
Er is dus een structureel probleem met de gegevensuitwisseling, laat staan dat er bilateraal overleg zou zijn. Het zou al veel zijn, mochten we in kennis worden gesteld van hun plannen, zoals zij in kennis worden gesteld van de onze.
De praktijk van dit PLU staat in schril contrast met de vele toezeggingen van de Franse autoriteiten over een versterkte samenwerking op het vlak van ruimtelijke ordening. Dat is ook gebleken uit de gesprekken met de heer Dewael. Minister-president Somers en minister Van Grembergen zijn in de eerste week van het paasreces in contact getreden met onder anderen de heer Mauroy. Bij zo'n ontmoeting wordt steeds bereidwillig bevestigd dat er overleg zal zijn, maar als het erop aankomt, krijgen we dezelfde situatie als met Wallonië omtrent het CORA-dossier, dat ertoe heeft geleid dat ik sinds twee jaar de werking van het Beneluxoverleg boycot, tot spijt van de adjunct-secretaris-generaal van de Benelux. Ik wil mijn tijd echter niet meer verliezen met zinloos overleg, terwijl we over belangrijke dossiers met een grensoverschrijdende impact niet eens worden geconsulteerd.
Omtrent de uitbreiding van het industrieterrein La Rouge Porte en de daarmee verbonden mogelijke aanleg van een verbindingsweg van La Rouge Porte naar de grenspost, kan ik voorlopig alleen maar vaststellen dat ze de ruimtelijke druk op het omliggende gebied zullen versterken. Als de bedrijvigheid van het industrieterrein La Rouge Porte tot aan de grens wordt uitgebreid, zal de daarmee gepaard gaande dynamiek naar alle waarschijnlijkheid problemen stellen aan de Vlaamse zijde van de grens. Tot op heden zijn daar geen compenserende maatregelen voor genomen.
Op basis van een eerste aanzet tot screening van de plannen door mijn administratie, kan worden gesteld dat de beoogde toename van de industriële activiteit op het industrieterrein op lokaal niveau een aantal inconveniënten zal opleveren. Ze zal het binnenstedelijk handelsapparaat van de stad Menen functioneel hypothekeren door het realiseren van tal van grootschalige handelszaken. Het is vergelijkbaar met de impact van Wijnegem Shopping Center op de middenstand in een stad als Antwerpen. Dit soort grote handelsvestigingen zal ongetwijfeld een grote impact hebben op een stad als Menen.
Daarnaast leidt die toename tot een verdere verstedelijking buiten de stadskern. Dat staat in schril contrast met wat we in Vlaanderen doen met het Ruimtelijk Structuurplan, met enerzijds stedelijke inbreiding en anderzijds het beschermen van open gebied. Hier zien we integendeel een verstedelijking buiten de stadskern, die onvermijdelijk zal leiden tot bijkomende hinder voor de milieu- en leefkwaliteit van de wijk Barakken en Rekkem-dorp.
Zulke vestigingen leiden ook tot een zware verkeersbelasting, onder meer in de bekende Moeskroenstraat, die vandaag al zwaar belast is. Ten slotte zijn de plannen een verdere aantasting van het laatste stukje agrarisch gebied dat een open zone vormt tussen de beide landsgrenzen en nu eenzijdig vanuit Frankrijk wordt bezet.
Voor wat betreft het gewestelijk aspect, naast de lokale impact, is er vooral discussie over de aansluiting op het wegennetwerk. Er worden twee mogelijkheden open gehouden, namelijk een aansluiting op de N58 in Komen, en het fameuze historische tracé van de zuidelijk gelegen verbinding waarmee de A24 aansluit op de A22 ter hoogte van Tourcoing.
Het is ook belangrijk dat de minister van Openbare Werken en Mobiliteit, die toevallig ook burgemeester van Menen is, dit dossier volgt. Dat zal dan ook gebeuren.
U hebt terecht gesteld dat de Leievallei in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is aangeduid als een structuurbepalend element voor het buitengebied. We zullen daar een groen RUP voor moeten opstellen. De Leie stopt uiteraard niet aan de grens, en het is dan ook jammer dat het niet tot een geïntegreerde visie komt over de Leievallei, die niet alleen een belangrijke potentie heeft door haar natuurwaarde, maar ook cultuurhistorisch een belangrijke rol vervult.
Het is inderdaad betreurenswaardig dat het PLU niet getuigt van een grensoverschrijdende visie. Het verhaal van de lusten en de lasten is hier meer dan ooit waar. Maar ik kan natuurlijk minister Flahaut niet vragen het Belgisch leger in het gelid te brengen voor dit soort dossiers. Naar aanleiding van een bilateraal overleg met Nord-Pas-de-Calais zouden we dringend tot een werkkader moeten komen om dit soort toestanden te vermijden. Dat is ook de opdracht die formeel aan de administratie Buitenlands Beleid werd gegeven.
Op het terrein rekenen we nu vooral op de heer Christiaens die eerstdaags de werkdocumenten van onze administratie zal krijgen met de bedoeling met alle mogelijke middelen tot een overleg te komen, in samenwerking met de intercommunale Leiedal.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw bijzonder uitvoerig antwoord. Het dossier is bij de heer Christiaens in goede handen. De essentie van de zaak is echter de Fransen ervan te overtuigen dat er op het vlak van ruimtelijke ordening, maar ook op andere gebieden, een soort grensoverschrijdende constructie nodig is, naar analogie van het Overlegcomité bij ons, teneinde elkaar te leren kennen en regelmatig op een open manier voor elkaar de dossiers toe te lichten. Daarnaast kan ieder nog steeds op zijn eigen domein in eer en geweten beslissen. Dat lijkt me de juiste houding te zijn, en de volgende Vlaamse regering zou daar een topprioriteit van moeten maken.
Mijnheer de voorzitter, het was wellicht de laatste maal dat ik onder uw voorzitterschap een vraag heb gesteld. Ik dank u voor de correcte manier waarop u in de voorbije vijf jaar bent omgegaan met vragen van de oppositie.
De voorzitter : Dat was slechts mijn plicht.
Het incident is gesloten.