Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 11/03/2004
Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over hoogbegaafde kinderen die het zesde leerjaar lager onderwijs overslaan
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Cock tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over hoogbegaafde kinderen die het zesde leerjaar lager onderwijs overslaan.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de leden van deze commissie hebben al meermaals kennisgemaakt met de problematiek van hoogbegaafdheid. We weten dat hoogbegaafdheid niet altijd een zegen is.
Hoogbegaafd zijn, werd vroeger aanzien als een luxe, en jammer genoeg is dit nog steeds zo. Het is een begrijpelijke redenering, maar niets is minder waar. Iedereen wil liever meer begaafde dan minder begaafde kinderen. Als je superslim bent, zijn er voor jou geen drempels meer, ligt de toekomst voor je klaar, doorloop je op één been je schoolcarrière en heb je uitzicht op een hoge, goedbetaalde job. Dit zijn de clichés.
Hoogbegaafdheid hoeft geen negatieve ervaringen met zich mee te brengen, maar dikwijls is dit wel het geval. Hoogbegaafde kinderen beschikken over bijzondere capaciteiten die voortvloeien uit hun persoonlijkheidskenmerken. Die bijzondere capaciteiten komen enkel tot hun recht als er een positieve interactie bestaat tussen hun persoonlijkheidskenmerken en hun omgevingsfactoren, het gezin, de vrienden en de school.
Vaak loopt het hier mis. Storingen met de interactie zorgen ervoor dat de verwachte uitzonderlijke prestaties niet worden bereikt. Mevrouw de minister, in deze legislatuur is er gelukkig reeds aandacht geschonken aan deze problematiek. Op het niveau van de school kan een storing ontstaan als de lessen te traag vorderen, en deze kinderen zich beginnen te vervelen. Onderprestatie en demotivatie zijn hiervan vaak het gevolg. Bij jongens ontwikkelt zich vaak agressief gedrag. Meisjes worden snel depressief.
Om dit te vermijden, gebeurt het vaak dat hoogbegaafde kinderen een aantal studiejaren overslaan. Als de hoogbegaafdheid pas laat wordt gedetecteerd, ontstaat een specifieke storing op het niveau van de school, en wordt de kinderen aangeraden het zesde leerjaar over te slaan. Om naar het secundair onderwijs te mogen, moeten kinderen een getuigschrift van het basisonderwijs kunnen voorleggen.
Kinderen die het zesde leerjaar overslaan, beschikken echter niet over dergelijk getuigschrift en worden ingeschreven als vrije leerling. Dit betekent dat de school voor hen geen subsidie ontvangt en dus bereid moet zijn om die kinderen in te schrijven. Die kinderen kunnen wel aan een getuigschrift geraken door deel te nemen aan een examen van de examencommissie. Pas als ze hierin slagen, kunnen ze deelnemen aan de examens van het eerste jaar van het secundair onderwijs. In het tweede jaar van het secundair onderwijs worden ze dan ingeschreven als regelmatige leerling. Als ze niet slagen, kunnen ze het volgende jaar opnieuw deelnemen, maar zolang ze niet geslaagd zijn, blijven ze vrije leerling. Dit houdt in dat er geen echte vrije schoolkeuze is, want de inschrijving als vrije leerling hangt af van de goedheid van de school. Niet elke school is hiertoe bereid, aangezien er geen subsidies ontvangen worden voor vrije leerlingen.
De examens van de examencommissie vallen op het einde van het schooljaar, waardoor hoogbegaafde leerlingen die hun zesde leerjaar overslaan, officieel niet kunnen deelnemen aan de examens van het eerste jaar van het middelbaar onderwijs. Ook hier zijn die leerlingen weer afhankelijk van de goedheid van de school. Bovendien hebben deze kinderen dan tweemaal examens op het einde van het schooljaar.
Ook al bewijzen de testen van het CLB dat deze kinderen naar het eerste middelbaar mogen en kunnen gaan zonder het zesde jaar van de basisschool te volgen, toch moeten ze de testen doen van de examencommissie. Dit stuit op onbegrip bij de kinderen en hun familie. Deze storingen in hun dagelijkse leven kunnen en moeten worden vermeden.
Om deze problematiek op te lossen is er maar één aanpassing nodig. Mevrouw de minister, denkt u dat u de regelgeving over vrije en regelmatige leerlingen kunt aanpassen door de hoogbegaafdheidstest van het CLB te laten valoriseren als getuigschrift, zodat de leerlingen die het zesde leerjaar overslaan als regelmatige leerling kunnen worden beschouwd in het middelbaar onderwijs?
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon :Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een bijkomende vraag. Ik ben verwonderd dat de heer De Cock zegt dat een leerling geen getuigschrift van het lager onderwijs kan krijgen als hij het zesde leerjaar niet heeft gevolgd. Ik dacht dat een school de leerjaren vrij kon inrichten. Het gaat erom de eindtermen te behalen. Mevrouw de minister, klopt dit?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil er de aandacht op vestigen dat ook de klassenraad van het vijfde leerjaar van het lager onderwijs de autonomie heeft om, op basis van het in voldoende mate bereiken van de eindtermen van het basisonderwijs, een getuigschrift basisonderwijs toe te kennen. Uiteraard is een dergelijke vroegtijdige toekenning niet door ouders afdwingbaar.
Een herziening van de toelatingsvoorwaarden tot het secundair onderwijs vanuit het lager onderwijs, zoals momenteel vastgelegd bij besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002, wordt momenteel niet overwogen. Het resultaat van een IQ-test die wordt afgenomen door het CLB, wordt met andere woorden buiten beschouwing gelaten bij toepassing van de respectieve toelatingsvoorwaarden. De vaststelling van hoogbegaafdheid kan inderdaad de verwachting uitlokken naar bepaalde vrijstellingen en/of ingekorte studieduur. Deze situatie doet zich echter niet uitsluitend voor bij de doorstroming van het lager naar het secundair onderwijs, maar kan zich in beginsel op elk leerjaarniveau situeren.
Op het vlak van toelatingsvoorwaarden is de eventuele rol van het CLB momenteel steeds van adviserende aard. De toegang tot een bepaald leerjaar of studierichting is vooralsnog grotendeels gebaseerd op een van rechtswege geldende instap, rekening houdend met de vooropleiding van de leerling. In uitzonderlijke gevallen wordt ook de leeftijd als criterium gehanteerd terwijl, zij het zeer geleidelijk, via reglementaire overheidsinitiatieven ook de bevoegdheid van de lokale toelatingsklassenraden wordt verruimd. Het bewegen in de richting van een meer lokaal toelatingsbeleid vergt evenwel, zeker in het onderwijsmilieu, een cultuurwijziging. Uitsluitend via CLB-testen bepaalde toelatingen realiseren, zou ongetwijfeld een nog grotere aanpassing vereisen.
Toch ben ik niet ongevoelig voor het doorbreken van het traditioneel toelatingssysteem. In dit verband zijn trouwens in een aantal onderwijsniveaus reeds belangrijke innovaties gebeurd of lopen er experimenten. Ik denk daarbij aan het modulariseren in het beroepssecundair onderwijs en de problematiek van de erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties. Inzonderheid voor het secundair onderwijs zullen de bevindingen van deze projecten op termijn uitwijzen of en op welke wijze de bestaande regelgeving moet worden bijgestuurd.
In afwachting blijf ik erbij dat de mogelijkheden tot verkorting van de studieloopbaan en tot studieregularisatie door middel van de examencommissie, een goed alternatief zijn. Vermits het om hoogbegaafde leerlingen gaat, kan het desnoods binnen een kort tijdsbestek afleggen van proeven én voor de examencommissie én op school, bezwaarlijk een hinderpaal zijn.
Het is correct dat de toelating van leerlingen die niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoen en derhalve vrije leerlingen zijn, afhangt van de bereidheid van de scholen. Een leerling die onder voorbehoud van regularisatie via de examencommissie als vrije leerling is ingeschreven, wordt wél voor de financiering of subsidiëring verrekend indien hij tijdens het lopende schooljaar slaagt voor bovengenoemde commissie. Een niet gering aantal leerlingen maakt overigens jaarlijks van deze gelegenheid gebruik.
Mijnheer De Cock, de kern van het antwoord heb ik in het begin van mijn uiteenzetting gegeven : de klassenraad kan ook na het vijfde leerjaar beslissen om een getuigschrift van het basisonderwijs te geven.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. De basisscholen, de directies en de klassenraden zijn op dat vlak niet genoeg gebrieft. Ze staan daar nogal weigerachtig tegenover. De betrokkenen zouden moeten worden gesensibiliseerd. Er zou een betere begeleiding moeten zijn van de onderwijzers zodat ze weten dat er een regeling is die kan worden toegepast op hoogbegaafde kinderen, en ze zouden zich iets opener kunnen opstellen. Ik denk dat het uit onwetendheid is dat ze dat niet doen.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer De Cock, het is een goede suggestie om die regelgeving nog eens in herinnering te brengen via bijvoorbeeld Schooldirect. Ik zal die suggestie overmaken aan de mensen die daar verantwoordelijk voor zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.