Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 23/03/2004
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de uitvoering van het inburgeringsdecreet, wat de slachtoffers van mensenhandel betreft
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Becq tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de uitvoering van het inburgeringsdecreet, wat de slachtoffers van mensenhandel betreft.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag betreft een heel specifiek aspect van het inburgeringsdecreet.
De grote lijnen laat ik liever over aan mevrouw Van Cleuvenbergen. Er werd me namelijk een onvolkomenheid gesignaleerd in de werking van het nieuwe inburgeringsdecreet, die slachtoffers van mensenhandel enigszins in onzekerheid laat.
In het nieuwe inburgeringsdecreet is voorzien in een verplichte cursus voor nieuwkomers. Slachtoffers van mensenhandel zijn echter onderhevig aan een ander soort inschrijvingsprocedure. Ze moeten werken met een aankomstverklaring. Er worden dan afspraken gemaakt met het parket en de politie op grond waarvan ze hier kunnen verblijven. Als ze hier dus een beschermingsstatuut krijgen, zijn ze nog niet onmiddellijk ingeschreven in het bevolkings- of het vreemdelingenregister. Gewone nieuwkomers worden wel ingeschreven, en van dan af zijn ze verplicht een inburgeringscursus te volgen. Er wordt gevreesd dat er door het vragen van de inschrijving in het gemeente- of vreemdelingenregister een hoop tijd verloren gaat. Daardoor laten slachtoffers van mensenhandel de inburgeringsmogelijkheid ook links liggen.
De onzekerheid die soms bestaat bij andere nieuwkomers, of ze kunnen blijven of niet en of het een voorlopig statuut is, bestaat naar verluidt niet zozeer bij de slachtoffers van mensenhandel. Die krijgen hier immers een beschermd statuut. De overeenkomst dat ze hier kunnen blijven om bescherming te genieten, gebeurt via de aankomstverklaring.
Mevrouw de minister, ik pleit dus voor een aanpassing van de regelgeving ten gunste van de slachtoffers van mensenhandel. Klopt het dat zij uitgesloten zijn van deelname aan de inburgeringscursussen op het moment van hun aankomstverklaring en voor hun inschrijving in het vreemdelingenregister? Waarom wordt alleen maar rekening gehouden met het vreemdelingenregister en niet met de aankomstverklaring, die het bijvoorbeeld wel mogelijk maakt een arbeidskaart te krijgen? Ze kunnen wel gaan werken, want ze krijgen een arbeidskaart, maar ze krijgen geen inburgeringscursus, die nochtans nodig is om de taal en zo te leren. Vindt u dat logisch? Het is een ongerijmdheid, waarvan echter mag worden gehoopt dat het slechts een vergetelheid is.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me aan bij deze interessante vraag van mevrouw Becq. Een tiental jaren geleden was er een onderzoekscommissie Mensenhandel in de Kamer van Volksvertegenwoordigers die aanbevelingen formuleerde voor zowel de federale overheid als de gemeenschappen. Er waren aanbevelingen bij met betrekking tot de omkadering, de behandeling en de begeleiding van slachtoffers van mensenhandel.
Hoever staat het daar nu mee? In welke door de Vlaamse overheid gefinancierde instellingen worden thans slachtoffers van mensenhandel opgevangen? Hoeveel worden er opgevangen, en met welke regionale spreiding? Welke andersoortige begeleiding krijgen ze naast de mogelijkheid om hier te werken en het recht op inburgering? De meesten hebben bijvoorbeeld nogal wat gezondheidsproblemen. Hoe zit het met de opvang van degenen die kinderen ten laste hebben?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mevrouw Becq, u hoopte op een vergissing, maar ik moet u teleurstellen. Ons inburgeringsbeleid gaat eigenlijk uit van het idee dat wie hier duurzaam zal verblijven, de trajecten kan volgen. Dat geldt dus ook voor slachtoffers van mensenhandel. Dat wil zeggen dat ze zeker welkom zijn voor de inburgeringscursussen, maar dat er eerst van moet worden uitgegaan dat het gaat om een duurzaam verblijf.
De doelgroep is ook op die manier afgebakend in het inburgeringsdecreet van 28 februari 2003. Daarin wordt gezegd dat de volgende twee groepen niet tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoren : diegenen die hier met een tijdelijk doel verblijven en asielzoekers die nog geen beslissing over de ontvankelijkheid van hun asielaanvraag hebben ontvangen. In dat inburgeringsdecreet wordt ook gesproken over de nieuwkomer die is ingeschreven bij de gemeente. Dat betekent, zoals u ook zei, dat nieuwkomers niet altijd onmiddellijk na hun aankomst in ons land een beroep kunnen doen op het inburgeringsbeleid. Er moet eerst worden verondersteld dat ze duurzaam in Vlaanderen of Brussel zullen verblijven, en daarna kunnen we inderdaad een programma op maat aanbieden.
Slachtoffers van mensenhandel kunnen dus, van zodra ze zijn ingeschreven bij de gemeente, 6 maanden na het afleveren van de aankomstverklaring, een beroep doen op het inburgeringsbeleid. Dat gaat dus niet vanaf de eerste dag.
U vroeg waarom de mensen al wel een arbeidskaart konden hebben, maar geen beroep konden doen op het inburgeringsbeleid. Daar is echter wel een verschil tussen. Voor wie hier komt werken, is dat niet afhankelijk van het duurzaam verblijven : er bestaan evenzeer arbeidskaarten van korte duur. Ons inburgeringsbeleid is gericht op mensen die duurzaam op ons grondgebied zullen verblijven. Dit neemt echter niet weg dat een slachtoffer van mensenhandel, dat een arbeidskaart heeft, reeds kan instappen in een cursus Nederlands voor anderstaligen. Die cursussen zijn toegankelijk voor iedereen, ongeacht hun statuut. De persoon in kwestie kan dus zeer zeker onmiddellijk beginnen met het leren van Nederlands. Na 6 maanden, als er een bevestiging is van het duurzaam verblijf, zal hij of zij ook kunnen instappen in een inburgeringstraject.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Ik heb toch nog een beetje een probleem met uw antwoord, mevrouw de minister. Ten eerste is er naar verluidt meer vraag dan aanbod voor deze cursussen. U zegt dat slachtoffers van mensenhandel altijd Nederlands kunnen volgen, maar ik veronderstel dat men eerst de verplichten zal laten komen en pas nadien de anderen. Ik denk niet dat u me daarin zult tegenspreken.
Ten tweede zegt u ook dat ze hier duurzaam moeten willen blijven. De parameter daarvoor is de inschrijving in het vreemdelingenregister. Een van de problemen daarmee is het volgende. Die inschrijving in het vreemdelingenregister van de slachtoffers van mensenhandel gebeurt automatisch. Dat wil zeggen dat er niet wordt gecontroleerd of ze van plan zijn om hier te blijven en of ze dat ook werkelijk doen. Men kan dus eigenlijk beter het tijdstip nemen van die aankomstverklaring dan 6 maanden later, wanneer ze sowieso worden ingeschreven in het vreemdelingenregister. Daarvoor is er noch een onderzoek, noch gegrondheid. Dat is dus niet zoals in de asielprocedure.
Het is daarom dat men zich afvraagt of dit wel klopt. Het gaat om een automatisme. Het is een heel specifieke regeling waarbij 6 maanden tijd wordt verloren en de aanvrager achter in de wachtrij wordt gezet. Ze zijn wel goed genoeg om mee te werken bij het oppakken van de mensenhandelaars, maar ze zijn blijkbaar pas na 6 maanden goed genoeg om hun recht op inburgering te kunnen laten gelden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.