Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 02/03/2004
Interpellatie van de heer Frans Ramon tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de problematiek van de opleiding verzorgende in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de opleiding verzorgende in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Ramon tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de problematiek van de opleiding verzorgende in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3, met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van de heer De Meyer tot minister Vanderpoorten, over de opleiding verzorgende in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3.
De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, het is niet mijn gewoonte om interpellaties in te dienen, maar in dit dossier lijkt me een en ander mis te lopen.
Ongeveer achttien scholen hebben ernstige inspanningen geleverd om deze opleiding kwalitatief in te richten via investeringen in personeel of via vernieuwd didactisch materiaal. Voor mij is het belang van de leerling essentieel in deze discussie. Een student moet bij aanvang van een opleiding weten waar hij of zij zal eindigen, ook op de arbeidsmarkt. Enerzijds zijn de werkgevers erg tevreden over de aangeboden opleiding, anderzijds is er de evaluatie waarover gediscussieerd kan worden. De vraag is wat de rol van het departement Onderwijs hierin is geweest en of het zich niet te veel heeft laten leiden door een beperkte sector. Deze opleiding is in volle ontwikkeling. Volgens mij is evalueren tijdens opleiding niet goed omdat de opleiding op die manier niet de kans krijgt zichzelf te bewijzen.
Ik vind er ook enige discriminatie in ten opzichte van andere opleidingen, zoals Gezinshulp, VDAB of DBSO. Die moeten niet verantwoorden of ze het beroepsprofiel al dan niet kunnen halen. De BuSO-leerlingen moeten dat wel doen en het zijn al vaak leerlingen die wat extra ondersteuning nodig hebben. Ik heb u op 20 maart over dit onderwerp al een vraag om uitleg gesteld. U hebt toen geantwoord dat er met alle betrokkenen overleg zou worden gepleegd, dat er een alternatief zou worden uitgewerkt en dat dit aan de scholen zou worden voorgesteld. De feiten lijken dit nu tegen te spreken.
Ik geef voor de leden die de geschiedenis niet kennen, nog eens een korte situatieschets. Sinds de start van het schooljaar 2002-2003 is er een nieuwe structuur van beroepsopleidingen van kracht in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3. Deze nieuwe structuur heeft tot doel de afgestudeerden meer kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Ze sluit ook aan bij de herwaardering van het beroeps- en technisch onderwijs. Erg belangrijk was ook dat in de nieuwe opleidingenstructuur, de opleidingen rechtstreeks werden afgeleid van de beroepsprofielen die ontwikkeld werden door de SERV.
Voor elk van de opleidingen worden de competenties, de vereiste algemene en sociale vaardigheden en de sleutelvaardigheden vastgelegd. Deze opleidingsprofielen vormen de basis voor de inhoudelijke uitbouw van de verschillende opleidingen. Op deze wijze sluiten de nieuwe opleidingen volledig aan op de vragen van de arbeidsmarkt. Het verwerven van de vaardigheden zoals ze zijn vermeld in de opleidingsprofielen is een voorwaarde om een getuigschrift te kunnen toekennen.
In de nieuwe opleidingenstructuur zijn 31 verschillende opleidingen bepaald, waaronder de opleidingen 'verzorgende' en 'logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen'. Het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de social profit heeft in opdracht van de sector aan het departement Onderwijs laten weten dat het fundamentele bezwaren heeft bij de opleiding 'verzorgende' en hanteert daarbij het volgende argument : 'In het BuSO worden enkel opleidingen aangeboden op het niveau van assistent. Voor verzorgende bestaat er geen assistent-niveau.'
Dat instituut heeft ook een aantal bedenkingen geformuleerd die ik niet zal herhalen. Volgens de betrokkenen is het merkwaardig dat vooraleer een definitief erkend beroepsprofiel is uitgevaardigd, er al een oordeel wordt uitgesproken over de kwaliteit van de opleiding 'verzorgende' in het BuSO. De opleiding is nog niet geëvalueerd of kan nog niet worden geëvalueerd, omdat ze nog in volle ontplooiing is. Ze loopt nog maar enkele jaren en nu al klinkt het oordeel dat ze niet meer voldoet. Ook merkwaardig is het feit dat de opleiding verzorgende enkel gesitueerd wordt in het BuSO en andere onderwijsverstrekkers of andere onderwijsvormen hierin worden genegeerd.
De zogenaamde analogie tussen de opleidingen verzorgende en de opleiding logistiek assistent wordt in deze discussie misbruikt, aldus mensen uit het werkveld. Het gaat om totaal verschillende opleidingen qua arbeidsmogelijkheden.
Ik zet even de bezwaren van de betrokken onderwijsverstrekkers op een rij. Eén, de betrokken scholen die de opleiding verzorgende organiseren in het BuSO OV3, rechtens het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002, stellen vast dat u het advies van de VLOR in al zijn elementen hebt opgevolgd, maar hiervoor een tijdspad hebt vooropgezet dat niet realistisch is en per definitie leidt tot een onrechtvaardige beoordeling. Had u niet meer tijd moeten nemen voor een ernstige evaluatie?
Twee, de betrokken scholen hebben de nieuwe opleidingsstructuur mogen organiseren volgens het principe van een progressieve implementatie. De opleiding duurt 4 jaar, is dus nog in volle ontplooiing en kan nu niet in haar geheel geëvalueerd worden.
Drie, de betrokken scholen beschikken - althans niet op het moment dat ik deze interpellatie schreef - niet over de vereiste documenten, zijnde een erkend opleidingsprofiel, gebaseerd op het beroepsprofiel opgesteld door de SERV in samenwerking met de sector. Dat is op zijn minst eigenaardig. Het is ongepast dat scholen in hun opdracht voor het verstrekken van kwaliteitsvol onderwijs worden beoordeeld op basis van documenten waarover ze niet beschikken. Volgens de scholen waren de documenten niet eens beschikbaar.
Vier, de criteria die door de evaluatiecommissie worden vooropgesteld, werden op geen enkele wijze toegepast door middel van een inspectiebezoek in de scholen zelf. De evaluatie blijft door een gebrek aan tijd beperkt tot een haalbaarheidsonderzoek van een opleidingsprofiel dat slechts zeer laattijdig in consensus is goedgekeurd. Ik herinner me uw woorden : eigenlijk zit er in de inspectieverslagen geen enkel argument dat wijst op een kwalitatieve tekortkoming van de opleiding.
Vijfde bezwaar is dat de sector in heel deze zaak niet alleen een adviserende rol heeft gespeeld, maar heel duidelijk ook een beoordelende en veroordelende positie heeft ingenomen ten aanzien van bepaalde onderwijsvormen.
Zes, de onderwijsoverheid hanteert inzake de opleiding logistiek assistent oneigenlijke argumenten door deze opleiding analoog te noemen aan de opleiding verzorgende. Voor geen van beide bestaat er op dit moment een erkenning die zich vertaalt in een civiel effect. Uw toezegging, mevrouw de minister, om te ijveren voor een erkenning van de opleiding logistiek assistent is tot nu toe zonder enig gevolg gebleven.
Zeven, in uw schrijven aan de betrokken scholen roept u deze op de basiscompetenties na te streven die beschreven zijn in het opleidingsprofiel dat op dat moment geen erkenning genoot. De klassenraden en kwalificatiecommissies krijgen de bevoegdheid om de leerlingen te beoordelen die op dat moment nog niet in die fase van de opleiding zijn gesitueerd. De onderwijsinspectie is derhalve niet bij machte de kwaliteit van de georganiseerde opleiding te evalueren vermits deze nog niet eens bestaat in de kwalificatiefase.
Acht, een opleiding krijgt, nog voor ze zich volledig heeft kunnen ontplooien, een definitieve evaluatie die voltrokken wordt binnen een tijdsbestek van enkele weken.
De onrust bij de onderwijsverstrekkers, de rol van de sector in dit verhaal, de manier waarop geëvalueerd werd, doen vele vragen rijzen. Hoe reageert u op bovenstaande kritieken?
Klopt het dat gevraagd werd om de haalbaarheid van het opleidingsprofiel te beoordelen in abstractie van de onderwijsvorm waarin deze wordt voorzien? Was er in dit verband sprake van een evaluatie op een moment dat het opleidingsprofiel nog moest worden overhandigd aan de onderwijsverstrekkers?
Zijn er niet teveel bevoegdheden gegeven aan de sector? Hoe moeten we dat oordeel interpreteren? Is het geen exclusieve bevoegdheid van Onderwijs om de kwaliteit van haar opleidingen te evalueren en te toetsen aan de verwachtingen die door de sector worden gesteld? Welke rol speelde de onderwijsinspectie hierbij?
Zult u op basis van de beschikbare elementen en de al te korte evaluatietijd alsnog een beslissing nemen, of integendeel uw beslissing uitstellen tot de onderwijsverstrekkers de kans hebben gekregen om een 'meer gegronde' evaluatie te maken?
Bent u op de hoogte van het feit dat de opleiding logistiek assistent niet erkend is? Is het dan wel logisch dat leerlingen worden doorverwezen naar die opleiding? Is het correct dat er geen gelijkaardige en gelijkwaardige tewerkstellingsmogelijkheden zijn voor mensen uit de opleiding verzorgende enerzijds en de mensen uit de opleiding logistiek assistent anderzijds? Waarop baseert u zich eigenlijk om te beweren dat beide opleidingen analoog zijn met elkaar?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer :Mijnheer de voorzitter, de interpellatie van de heer Ramon en mijn vraag om uitleg komen op het juiste ogenblik. Wat de heer Ramon heeft gezegd, is bovendien terecht. Ik sluit me daar uit volle overtuiging bij aan.
Mevrouw de minister, de onzekerheid over de toekomst van de opleiding verzorgende in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3 blijft bestaan. Indien mijn informatie juist is, hebt u deze week nog een vergadering met de scholen uit de sector, met als bedoeling een zo concreet mogelijk antwoord te geven op hun vragen.
Vorig jaar antwoordde u op een vraag van de heer van Nieuwkerke dat de Dienst voor Onderwijsontwikkeling en de Dienst voor Beroepsopleiding van het departement aan een aangepast opleidingsprofiel werken dat is afgestemd op de eisen van de sector. U besloot toen met de volgende woorden : 'Het probleem is hierdoor vooruitgeschoven in de tijd. Volgend jaar zullen we moeten uitzoeken hoe we dit verder aanpakken. Natuurlijk zal ik contact opnemen met de mensen uit de sector, zowel op Vlaams als op federaal niveau, teneinde het op de best mogelijke manier voor iedereen op te lossen, in de eerste plaats voor de leerlingen zelf. Ik verheel u echter niet dat ik voor volgend jaar met een probleem blijf zitten.'
De onrust bij de ouders, de leerlingen, de directies en de leerkrachten groeit. Ze vragen zich af wat er zal gebeuren met de mensen die nu deze opleiding volgen.
Mevrouw de minister, is er nog overleg geweest met het VIVO en met welke resultaten? Wat is de stand van zaken in verband met het nieuwe opleidingsprofiel verzorgende in het buitengewoon secundair onderwijs - opleidingsvorm 3? Welke criteria worden er gebruikt om de huidige opleiding te evalueren? Wat is de opdracht van de evaluatiecommissie? Welke groepen werden geraadpleegd? Welke conclusies werden er getrokken? Wat zal er gebeuren met al de jongeren die in deze richting zitten, zoals een groot deel van de meisjes in het buitengewoon secundair onderwijs, mocht de evaluatie ondanks alle inspanningen van de onderwijsverstrekkers toch negatief zijn? Is de opleiding logistiek assistent erkend door het federale ministerie van Volksgezondheid en door het Vlaams ministerie van Welzijn, zodat het juiste civiele effect kan plaatsvinden?
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk dat de heer Ramon een heel goede beschrijving heeft gegeven van de problematiek. Ik heb nog enkele bijkomende vragen. In welke mate kan een richting worden beoordeeld, indien de kans niet wordt geboden die richting te voleindigen? Is het niet mogelijk om de inspectie erop uit te sturen en objectief voor iedere school de richting te laten evalueren, zodat de scholen die positief uit de doorlichting komen, verder kunnen werken? We mogen niet alle scholen over dezelfde kam scheren.
Directies en ouders zitten met heel veel vragen. Ik hoop dat daar in de loop van de volgende weken een duidelijk antwoord op kan worden gegeven.
De leerlingen uit het buitengewoon secundair onderwijs moeten de richting in 5 schooljaren doorlopen, terwijl de leerlingen in het gewone beroepsonderwijs daar 7 schooljaren voor hebben en het over hetzelfde diploma gaat. Welke logica zit daar achter?
Waarom mogen leerlingen uit het buitengewoon secundair onderwijs geen twee kwalificaties halen? Indien daarin verandering komt, kunnen leerlingen eerst de richting logistiek assistent afwerken en daarna, na een inbreng van de klassenraad en het CLB en op basis van hun kennis en geleverde prestaties, al dan niet worden toegelaten tot de opleiding verzorgende. Op die manier zal de duur van de opleiding worden verlengd, maar zullen kennis en vaardigheden ook toenemen. Dat is belangrijk, maar tot op heden kunnen de leerlingen uit het buitengewoon secundair onderwijs dus geen twee kwalificaties halen.
Op het werkveld is er veel vraag naar mensen die opgeleid zijn tot verzorgende en logistiek assistent.
Het werkveld weet niet waar binnen nu en 15 jaar de mensen zullen worden gevonden om het werk te doen.
Vanaf 1 mei zullen een aantal nieuwe landen toetreden tot de EU. Op dit ogenblik werken er bij ons Polen in de bouwsector. Over enkele jaren zal hetzelfde fenomeen zich misschien manifesteren in de verzorgingssector. We hebben er alle belang bij om de leerlingen in het BuSO zo goed mogelijk op te leiden en hen toegang te geven tot het werkveld.
De voorzitter :Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, voor alle duidelijkheid zet ik de gebeurtenissen inzake de opleiding 'verzorgende' in het BuSO OV3 nog eens op een rijtje. Op die manier zullen al veel vragen worden beantwoord.
Op 9 oktober 2003 was er een eerste algemene vergadering met alle geledingen van het onderwijs en de sector waarop het nieuwe opleidingsprofiel ontwikkeld door DVO en DBO, werd besproken. Er werd afgesproken om verder te werken in twee fases. In een eerste fase werd het opleidingsprofiel verfijnd door DVO, DBO en de sector. In een tweede fase werd een evaluatiecommissie bijeengeroepen om de haalbaarheid van deze opleiding binnen BuSO OV3 te toetsen. Het opleidingsprofiel werd op 23 november 2003 ter beschikking gesteld van de evaluatiecommissie.
Ter voorbereiding van de werkzaamheden van de evaluatiecommissie werden een aantal vragen aan de sector voorgelegd. Ik overloop ze even. Zal de sector jongeren die voldaan hebben aan een opleiding 'verzorgende' op basis van het u bezorgde opleidingsprofiel 'verzorgende' erkennen en tewerkstellen als een beginnend verzorgende? Er werd hierbij gevraagd abstractie te maken van de onderwijsvorm waarin deze opleiding wordt georganiseerd. Indien de sector van mening was dat niet alle elementen in het bezorgde opleidingsprofiel 'verzorgende' relevant waren ten aanzien van het beroepsprofiel 'verzorgende', moest worden aangeduid welke elementen dan wel essentieel deel uitmaken van een opleiding 'verzorgende'. Mochten er volgens de sector nog belangrijke hiaten in dit opleidingsprofiel 'verzorgende' aanwezig zijn, werd gevraagd die te vermelden.
Hierop ontving de evaluatiecommissie vanuit de sector op 17 december 2003 via mail het volgende antwoord : 'Hierbij vindt u het opleidingsprofiel 'verzorgende', los van de onderwijsniveaus. Het traject via logistiek assistent is verwijderd. De taken van een logistiek werker die ook behoren tot de taken van een verzorgende, werden wel opgenomen.'
Op 2 december 2003 werd een uitnodiging gestuurd naar de verschillende geledingen die deel uitmaken van de evaluatiecommissie,met name de koepels, de inspectie, de sector, de administratie en het kabinet met de vraag een persoon als lid af te vaardigen. Op de eerste bijeenkomst werd een overzicht gegeven van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de adviesvraag vanwege mezelf, en dit aan de hand van documenten. Vervolgens werd de procedure vastgelegd volgens dewelke de commissie zou werken. Aangezien de opleiding 'verzorgende' binnen OV3 nog niet volledig is uitgewerkt, aangezien de scholen het ontwikkelde opleidingsprofiel nog niet kennen en er nog geen afgestudeerden OV3 'verzorging' tewerkgesteld zijn, heeft een opleidingsdoorlichting geen zin.
De commissie werkte daarom in drie stappen. In een eerste stap maakte de commissie een eerste inschatting van de haalbaarheid van de verschillende competenties. Over de competenties waarover de commissie twijfels had, deed ze een brede bevraging bij verschillende deskundigen en directe betrokkenen. Daartoe behoren ten eerste de sector, met name de zorginstellingen die directe ervaring hebben met leerlingen uit OV3 tijdens praktijk op verplaatsing en stages binnen de opleiding personenzorg/ verzorging, ten tweede de scholen die in hun studieaanbod hoger vermelde opleidingen hebben of hadden en ten derde de inspectie BuSO. In de scholen werd vooral gepeild bij directies en leraren belast met de intramurale opleiding en leraren belast met praktijk op verplaatsing en stagebegeleiding. De commissie vormde zich op basis van het voorgaande een beeld van de problematiek en de specifieke knelpunten en formuleerde een advies.
Aan de commissieleden werd het opleidingsprofiel 'verzorgende' bezorgd. Daaruit werd het gedeelte specifiek voor logistiek assistent verwijderd omdat die niet ter discussie staat. Het behoort tot de vrijheid van het onderwijs om twee of meer opleidingsprofielen gelijktijdig in één opleiding aan te bieden.
Op de vergadering van 7 januari 2004 werden de componenten van het opleidingsprofiel door de commissieleden een voor een overlopen en getoetst op haalbaarheid binnen OV3. Er waren telkens drie mogelijkheden : ja, neen of twijfel. Bij twijfel werd onderzocht welke garanties of voorwaarden er moesten komen. Op de vergadering van 12 januari 2004 voerde de commissie gesprekken met deskundigen uit de sector om de twijfels na het eerste haalbaarheidsonderzoek per component uit te klaren. De deskundigen werden aangeleverd door het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de social profit. De evaluatiecommissie had voor het gesprek een scenario uitgewerkt en de gesprekspartners uitgenodigd. De selectie bestond uit vakbondsafgevaardigden en werkgevers die allen een directe ervaring hebben met OV3-leerlingen uit de betrokken opleidingen.
Op de vergadering van 14 januari 2004 had de commissie gesprekken met deskundigen uit het onderwijsveld om de twijfels omtrent het haalbaarheidsonderzoek per component uit te klaren. De evaluatiecommissie had hiervoor eveneens een scenario uitgewerkt en de gesprekspartners uitgenodigd. De selectie van deskundigen bestond uit een groep directeurs BuSO, een groep leerkrachten intra-muros-opleiding, een groep leerkrachten extra-muros-opleiding en stagebegeleiding en een groep BuSO-inspecteurs die onderzoek hadden gedaan over de opleiding 'verzorgende' in 34 scholen die de opleiding nu nog aanbieden of tot vorig schooljaar aanboden. Er werd voor gezorgd dat elke school die de opleiding 'verzorgende' in haar aanbod heeft of had, in één van de drie groepen met één persoon vertegenwoordigd was. Op de vergadering van 26 januari 2004 werden de resultaten van de voorgaande vergaderingen samengevoegd.
De evaluatiecommissie kwam tot een probleemstelling waarbij de verschillende invalshoeken, feiten en percepties in beeld werden gebracht. Na analyse van dit probleem formuleerde de evaluatiecommissie een advies over de haalbaarheid van het opleidingsprofiel 'verzorgende' binnen OV3. Ondertussen werd nog een bijkomende beleidssuggestie ontvangen die onder de loep werd genomen. Later deze namiddag ontvang ik de vertegenwoordigers van de verschillende netten en het gemeenschapsonderwijs om het advies mee te delen. Donderdag 4 maart staat een vergadering met de directies van de betrokken scholen op het programma en dan zal ik mijn beslissing officieel bekendmaken. Nu kan ik dat nog niet omdat ik niet weet of het gesprek van straks iets aan het advies zal veranderen.
We hebben met alle betrokkenen onderhandeld omdat we gemerkt hebben hoe gevoelig dit ligt. We hebben de zaak met heel veel voorzichtigheid behandeld. De sector was een belangrijke gesprekspartner. Het zou niet verantwoord zijn om mensen een opleiding te laten volgen waarvan de sector zegt dat ze de afgestudeerden niet tewerk zal stellen. Ik maak me sterk dat de voorgestelde oplossing ook de meeste scholen voldoening zal schenken.
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed om de voorgeschiedenis en de procedures nog eens helder te formuleren. De scholen die het beste voorhebben met de toekomst van hun leerlingen, hebben die procedures en voorgeschiedenis natuurlijk ook meegemaakt en hebben op basis daarvan kritiek geformuleerd.
Ik ben niet veel wijzer geworden van uw antwoord. Ik heb met mensen uit de sector gesproken en ze vinden dat de opleiding volstaat om het werk te kunnen uitvoeren. Ik vraag me dan ook af over wie u het hebt als u over 'de sector' spreekt. Door wie hebt u zich laten leiden? Ik begrijp dat u straks over het advies overleg zult plegen met de betrokkenen, maar dat brengt wel mee dat ik voorlopig op mijn honger blijf zitten.
Minister Marleen Vanderpoorten : De evaluatiecommissie was zo breed en kwaliteitsvol mogelijk samengesteld en leverde unaniem advies af. Als er dan nog enkelen zijn die niet akkoord gaan, dan kan ik moeilijk zeggen dat we het advies dan maar niet zullen volgen. Ik verwacht dat enkele scholen niet voor 100 percent tevreden zullen zijn, maar de vraag is dan of het om de visie van de hele school gaat of om die van enkelingen. Ik kan dat nu niet inschatten. De evaluatiecommissie heb ik laten voorzitten door mevrouw Arnoudts en laten bijwonen door iemand van het kabinet als waarnemer. Alle sectoren waren betrokken omdat ik de gevoeligheden ken.
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Een van de kritieken betreft het tijdpad voor de evaluatie. De indruk leeft dat die te kort was. Een mogelijkheid was om meer tijd te nemen voor een grondigere evaluatie.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijn woorden wekken misschien de indruk dat er geen oplossing is. Er is een advies van de evaluatiecommissie die de oorspronkelijke trajecten bijstuurt. Ik vind het vervelend om nu al iets te zeggen omdat ik straks nog een gesprek heb met de betrokkenen en omdat ik de scholen pas donderdag zal inlichten. Ik ga ervan uit dat het merendeel van de scholen tevreden zal zijn met de oplossing.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op de vraag van mevrouw Heeren over de reden waarom deze BuSO-leerlingen geen twee kwalificaties meer mogen behalen. Ik heb ook geen antwoord gekregen op de vraag over de officiële erkenning van de opleiding logistiek assistent door de ministeries van Volksgezondheid en Welzijn. Scholen mogen nu toch niet het risico lopen dat de opleidingen zonder civiel effect zouden blijven. Dat zou bijzonder jammer en zelfs ongehoord zijn.
Mevrouw de minister, ik begrijp dat u in een moeilijke positie zit omdat u straks nog overleg zult plegen en de scholen pas donderdag zult inlichten. U praat hier echter met de leden van de commissie voor Onderwijs van het Vlaams Parlement. Ik betreur dan ook dat we geen kennis mogen nemen van het voorstel. Mijnheer de voorzitter, hoe beoordeelt u dat? Ik heb het daar bijzonder moeilijk mee.
De voorzitter :Mevrouw de minister, het verwondert me dat u niets wilt zeggen. Het parlement geniet toch de voorkeur ten opzichte van om het even wie die vreemd is aan het politiek bedrijf? We hebben het recht te weten in welke richting u denkt en wat uw intenties zijn, ook al kunnen die nog veranderen. We weten dat dat mogelijk is.
Minister Marleen Vanderpoorten : De scholen hebben mij uitdrukkelijk gevraagd te voorkomen dat er zaken zouden uitlekken naar de pers vóór zij zelf zijn ingelicht.
De voorzitter : De pers zal hier vandaag niet meer verschijnen.
Minister Marleen Vanderpoorten : De pers hoeft niet te verschijnen om iets te publiceren.
De voorzitter : Ik betreur dat u ons niet wilt inlichten.
Minister Marleen Vanderpoorten : Ik ben bereid om donderdagmiddag bij het begin van de vergadering hier de beslissing mee te delen. Dan is de vergadering met de scholen pas achter de rug.
De voorzitter : Dan zullen we het ook al in de krant gelezen hebben.
Minister Marleen Vanderpoorten : Welnee, dat kan immers niet! Ik licht de scholen in om 9 uur 's ochtends. Dat is bijna tegelijkertijd.
De voorzitter : Wie ontmoet u dan vanavond?
Minister Marleen Vanderpoorten : Vanavond zie ik de onderwijsnetten en het gemeenschapsonderwijs om mijn voorstel nogmaals voor te leggen en om eventueel wijzigingen aan te brengen.
De voorzitter : We vernemen donderdag dus meer nieuws van u. Ik betreur deze gang van zaken. Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de tweede kwalificatie.
Minister Marleen Vanderpoorten : Ik heb daar persoonlijk geen problemen mee. Ik weet niet hoe dat historisch gegroeid is. Voor mij kan dat.
De voorzitter : Twee jaar geleden was er heel wat heisa over die tweede kwalificatie. Toen was dat duidelijk onmogelijk.
Minister Marleen Vanderpoorten : In deze aangelegenheid is dat niet direct ter sprake gekomen, maar dat zal ik tegen donderdag checken.
Mevrouw Veerle Heeren : Het zou een opening betekenen als de leerlingen konden starten in de kwalificatie van logistiek assistent. Ouders, leerlingen, CLB en klassenraad kunnen samen beslissen welke betere leerlingen kunnen overgaan naar de tweede kwalificatie.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijn voorstel aan de koepels en de scholen komt daar zeer dicht in de buurt.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik vind dat dergelijke leerlingen een zo degelijk mogelijke opleiding moeten krijgen. Ik wil geen onderscheid maken tussen groepen studenten, iedereen moet kansen krijgen, zoals wij zelf gekregen hebben. Deze leerlingen worden beperkt in hun mogelijkheden.
Minister Marleen Vanderpoorten : Als u dat een goede oplossing vindt, zullen we donderdag dichter bij elkaar staan.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik dank u.
De voorzitter : Ik ben blij dat te vernemen. Het werkbezoek van deze commissie aan Brugge riep heel wat vragen op. Toen was dit niet mogelijk. Ik ben blij dat u daar iets wilt aan doen.
Een vraag van de heer De Meyer werd nog niet beantwoord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Bij mijn weten zijn er geen problemen. De sector heeft ons geen problemen gesignaleerd.
De voorzitter : Ik ontving een vraag van de Vrije Technische School te Sint-Niklaas om hierover te worden gehoord. Ik heb geantwoord dat onze agenda dat niet toeliet. Ik neem aan dat iedereen beseft dat we nog te veel ander werk hebben.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Ramon en door de heer De Meyer werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.