Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 04/03/2004
Vraag om uitleg van de heer Erik Matthijs tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de benadeling van gemeenten met een hoge werkloosheidsgraad in tewerkstellingsprogramma's
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Matthijs tot de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de benadeling van gemeenten met een hoge werkloosheidsgraad in tewerkstellingsprogramma's.
De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, op 23 oktober 2003 heb ik u een vraag om uitleg gesteld waarin ik heb aangeklaagd dat werklozen uit gemeenten waar de werkloosheid minstens 20 percent hoger ligt dan het Vlaamse gemiddelde, de zogenaamde +20%-gemeenten, benadeeld worden bij tewerkstellingsprogramma's. Wanneer de werkzoekende dan ook nog een ex-PWA'er is, dan is het verschil nog duidelijker. Het verschil ligt tussen 600 en 1.450 euro per jaar en dat is niet weinig.
Mijnheer de minister, u antwoordde toen : 'Het verschil is ontstaan door het niet-indexeren. Door de werkgelegenheidsconferentie is dat detail nog niet uitgeklaard. Ik hoop dat ik met de huidige minister van Werk een oplossing vind. Als op federaal vlak niet snel een standpunt wordt ingenomen, dan zullen we op Vlaams niveau een correctie moeten aanbrengen. Ik sluit af met een verzoek : geef me honderd dagen.' Mijnheer de minister, ik heb u die toegestaan, maar ze zijn nu voorbij.
Op 14 januari werd in de Kamer de vraag voorgelegd aan de minister van Werk en Pensioenen. Hij stelde dat er nog geen overleg was geweest en dat u als Vlaams minister het initiatief moest nemen. Hij wilde overleggen, maar stelde meteen ook dat de mogelijkheden om op het federale niveau een oplossing te vinden voor dit fenomeen, beperkt zijn.
Tevens vestig ik er de aandacht op dat het verschil niet alleen te wijten is aan de indexering. Dit gaat enkel op als de vergelijking wordt gemaakt tussen niet-PWA'ers. Bij de tewerkstelling van ex-PWA'ers uit een +20%-gemeente, krijgt de werkgever alleen de federale premie als +20%-gemeente en een lage Vlaamse premie. Bij tewerkstelling van een ex-PWA'er uit een niet-+20%-gemeente is er een verhoogde federale premie bovenop een hogere Vlaamse premie.
Mijnheer de minister, de honderd dagen zijn voorbij. Ik hoop dat u er niet nog eens honderd vraagt, want dan zijn we 14 juni en wie weet wat er dan gebeurd zal zijn. Op welke wijze zal de discriminatie tussen werklozen uit +20%-gemeenten en de overige gemeenten worden aangepakt? Is er in een timing voorzien? Wordt er een verhoging van de Vlaamse loonpremie voor tewerkstelling van werklozen uit +20%-gemeenten in het vooruitzicht gesteld? Wordt de discriminatie tussen ex-PWA'ers opgeheven?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, zoals ik in mijn antwoord van 23 oktober reeds meldde, betreft het hier in feite een verschil door het niet-indexeren. De voormalige minister van Werkgelegenheid opteerde ervoor om de activering 'Vlaams' anders in te vullen en creëerde een WEP-plus-plaats.
Ondertussen werd overlegd met de federale minister van Werk en Pensioenen en werden de verschillende mogelijkheden onderzocht om het probleem op te lossen. De federale minister oordeelde dat het niet opportuun was om de integratie-uitkering aan de index te koppelen. Daarnaast liet ik het verschil of de meerkost WEP plus indien we de index op ons zouden nemen, door mijn administratie berekenen. Voor het indexeren van de integratie-uitkering is trouwens een niet onaanzienlijk bedrag nodig, namelijk ongeveer 637.000 euro.
Ik heb ook een berekening gevraagd aan mijn administratie over het vrijmaken van de nodige budgetten om de verschillen weg te werken, waardoor we tot een aanvaardbare oplossing kunnen komen voor alle partijen. We bereiden ons met andere woorden voor om het zelf te doen. Ik stap over van het citaat 'Geef me honderd dagen' naar 'Wat we zelf doen, doen we beter'.
De voorzitter : De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Wordt in die middelen voorzien bij de volgende begrotingsaanpassing?
Minister Renaat Landuyt : Het is inderdaad de bedoeling dat dit tijdens de begrotingsaanpassing gebeurt. Dat moet natuurlijk, afhankelijk van de prioriteiten, worden besproken binnen de regering. Het gaat om een recurrent bedrag. Het moet ten laatste tegen juni worden geregeld, bij de grote begrotingsaanpassing naar aanleiding van de nieuwe legislatuur. Als het nu niet lukt, zal het zeker worden overgenomen in een nieuwe legislatuur.
De voorzitter : Het incident is gesloten.