Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 16/03/2004
Interpellatie van de heer Carl Decaluwe tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de inzameling van statistische gegevens voor een wetenschappelijke ondersteuning van beleidsmaatregelen en de nood aan verdere stappen terzake in de staatshervorming
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Decaluwe tot de heer Landuyt, minister vice president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de inzameling van statistische gegevens voor een wetenschappelijke ondersteuning van beleidsmaatregelen en de nood aan verdere stappen terzake in de staatshervorming.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het gebeurt waarschijnlijk niet vaak dat er een interpellatie wordt gehouden over statistische gegevens. Mijnheer de minister, ik heb zelf moeten nagaan welke minister voor deze materie bevoegd was. Dat bleek u te zijn.
De problematiek is naar de oppervlakte gekomen naar aanleiding van mijn voorstel van decreet houdende de invoering van een ongevalanalyse. Uit het advies van de Raad van State en een belangrijke en interessante nota van de minister van Mobiliteit, de heer Bossuyt, bleek duidelijk dat de huidige bevoegdheidsverdeling niet toelaat om op een coherente en volledige manier cijfermateriaal te onderzoeken en zo beleidsmaatregelen wetenschappelijk te ondersteunen. Alle institutionele hervormingen ten spijt is de inzameling van statistiekgegevens en vooral van de verwerking tot globale en naamloze statistieken nog steeds een federale bevoegdheid. Daarnaast blijkt ook dat er een bevoegdheid over het statistisch geheim ontbreekt en dat er een probleem is inzake rechtszekerheid en efficiëntie.
Mijnheer de minister, onder andere in 1980, 1988 en 1993 werden akkoorden gesloten over de staatshervorming. De lijn van de overdracht van de bevoegdheden werd niet doorgetrokken inzake het statistisch onderzoek, wel integendeel. Sinds de wijziging van de bijzondere wet in 1988 is het statistisch onderzoek ondergebracht bij de restbevoegdheden. Ondanks alle pogingen die werden ondernomen, blijft dit onderzoek een federale bevoegdheid. Zelfs als een deelstaat voor de voorbereidende uitwerking of de uitvoering van het decreet statistische gegevens nodig heeft, dan kan dit in principe enkel en alleen gebeuren via het NIS (Nationaal Instituut voor de Statistiek). Wat dat betreft, heeft het NIS nog steeds een monopoliepositie.
Er is een probleem met het statistisch geheim, een niet onbelangrijk gegeven om bepaalde elementen te onderbouwen. Op dit moment ontbreekt het recht tot inzage voor de gemachtigde persoon in de pv's die zijn opgemaakt door de lokale en federale politie. Het klinkt misschien vreemd, maar hierdoor heeft de Vlaamse administratie wel toegang tot de niet-identificeerbare gemaakte ongevallencijfers, maar niet tot de pv nummers. Ze kan dus ook niet weten om wie het gaat.
Mijnheer de minister, als al die ontbrekende bevoegdheden toch worden overgeheveld naar het Vlaams Gewest, dan nog moeten de gegevens worden aangeleverd door federale instellingen en instanties. Qua transparantie en efficiëntie kunnen we daar dan ook vragen bij stellen. België was destijds een van de voorlopers inzake de statistiek.
Door de onvolkomenheden in de staatshervorming dreigen we met veel cijfermateriaal te zitten, dat we echter niet coherent en efficiënt kunnen gebruiken voor de wetenschappelijke onderbouw van onder andere problemen inzake mobiliteit.
Mijnheer de minister, kunt u me een overzicht geven van de initiatieven die u reeds hebt ondernomen om die lacunes weg te werken? Welke stappen moeten er nog worden genomen om een volwaardig Vlaams Instituut voor de Statistiek te kunnen oprichten? Welke punten inzake uw bevoegdheidsdomein moeten er volgens u op tafel komen tijdens een volgende staatshervorming?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, volgende vrijdag ben ik sinds 1 jaar verantwoordelijk voor Statistiek. Ik heb die taak geërfd van voormalig minister Stevaert.
Mijnheer Decaluwe, inzake deze materie moeten we rekening houden met de wet van 4 juli 1962 en de bijzondere wet. Artikel 6, paragraaf 1,VI, punt 10 van de bijzondere wetten tot hervorming der instellingen bepaalt dat de federale overheid bevoegd is voor het statistisch geheim. Toenmalig minister Stevaert heeft in 2001 een juridisch advies gevraagd aan professor Dumortier van de KU Leuven, een specialist inzake informaticarecht. De conclusie van dit onderzoek luidt dat statistiek een typisch voorbeeld is van een parallelle bevoegdheid. In eenzelfde domein - statistiek - wordt het beleid cumulatief en naast elkaar door en op onderscheiden niveaus uitgeoefend. Zo zijn de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten elk bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het verzamelen, bewerken en ontsluiten van statistieken in het kader van hun respectieve bevoegdheden. Gewesten en gemeenschappen zijn slechts onbevoegd om regelingen te treffen die aan het statistisch geheim afbreuk doen.
Naar mijn bescheiden mening is dit de juiste analyse. Het is niet omdat de federale overheid bevoegd is voor het statistisch geheim dat Vlaanderen geen statistieken zou kunnen laten opstellen inzake eigen beleidsdomeinen. In de beleidsnota Vlaamse Statistieken 2001-2004 bevestigde toenmalig minister Stevaert dit standpunt.
Er werden tot op heden meerdere paden bewandeld om tegemoet te komen aan de behoefte van de Vlaamse overheid aan betrouwbare statistieken.
De eerste mogelijkheid is dat de Vlaamse overheid zelf inspanningen zou leveren om het statistisch deficit op te lossen. Er werd gekozen voor een gecoördineerde en systematische aanpak via een statistisch meerjarenprogramma. Hieraan verleenden de voorbije drie jaar alle departementen en VOI's hun medewerking. Na een eerste verkenning van de grote lacunes in 2001 werden vervolgens per domein actieprogramma's opgezet met een concrete lijst van de statistieken die op korte termijn nodig zijn voor de voorbereiding, uitvoering en opvolging van het beleid. Dit leverde een voorstel van 977 nieuwe of sterk verbeterde statistieken op. Er werden acties opgezet om de realisatie ervan te stimuleren, waardoor er na 2 jaar reeds 734 reeksen of 75 percent van de aangekondigde statistieken gerealiseerd zijn. Die zijn over 19 beleidsdomeinen verspreid, waaronder ook mobiliteit.
Dit resultaat kon worden bereikt omdat de Vlaamse overheid bijzondere aandacht besteedt aan de monitoring van haar beleid. Ze heeft bovendien aan een aantal universitaire steunpunten hiertoe specifieke opdrachten gegeven inzake conceptualisatie van indicatoren en dataverzameling. De administratie Planning en Statistiek coördineert dit project en staat in voor de opvolgingsrapportering aan de regering.
Een tweede mogelijkheid is het versterken van de positie van de gewesten en de gemeenschappen ten overstaan van de federale statistiekinstanties. De regionale overheden zijn officieel vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor de Statistiek, die de methodologische validiteit van de statistieken moet bewaken. Ze zijn ook vertegenwoordigd in een aantal adviesorganen die binnen het Instituut voor de Nationale Rekeningen zijn opgericht, met name het Oriënteringscomité, het Wetenschappelijk Comité voor de Nationale Rekeningen en het Wetenschappelijk Comité voor de Economische Begroting.
Belangrijker zijn de - informele - werkgroepen die vanuit de Hoge Raad voor de Statistiek worden opgericht en waaraan de gemeenschappen en gewesten hun experts kunnen laten deelnemen. Dit was onder meer het geval in de werkgroepen ter voorbereiding van de algemene sociaaleconomische enquête, de herziening van de demografische statistieken, cultuurstatistieken, landbouwstatistieken, armoedestatistieken, ICT bij huishoudens en bedrijven, enzovoort.
Op aandringen van de Vlaamse vertegenwoordigers werd in 2002 een belangrijk initiatief genomen.
Naar analogie met het Vlaams statistisch meerjarenprogramma werden gesprekken opgestart om een Belgisch geïntegreerd programma samen te stellen met alle statistiekactoren. De besprekingen zijn ver gevorderd en beslaan alle domeinen. In een eerste fase werd per domein een overzicht opgesteld van statistieken waarvoor een gemeenschappelijke interesse bestaat omdat het gedeelde bevoegdheidsdomeinen betreft of omdat er internationale rapporteringverplichtingen gelden waar meerdere instanties hun medewerking aan moeten verlenen bij het verzamelen en verwerken. Hierin zitten onder meer ook voorstellen met betrekking tot ongevallenstatistieken.
In een volgende fase zal per statistiek de kostprijs voor het inzamelen ervan worden berekend, evenals de verwachte timing en uitvoering. De vraag is uiteraard in welke mate deze voorstellen, die op ambtelijk niveau zijn uitgewerkt, ook op het politieke niveau zullen worden gevalideerd. We zullen daar natuurlijk op aandringen.
Naast deze initiatieven ten aanzien van de officiële adviesorganen, heeft voormalig minister Stevaert op 21 maart 2002 een schrijven gericht aan zijn federale collega, de heer Picqué, om een oplossing te vragen voor de lang aanslepende vragen naar regionale statistieken die betrekking hadden op geregionaliseerde beleidsdomeinen en die zowel de beleidsverantwoordelijken als de bedrijfswereld zelf nodig hebben voor hun beleid en strategie. Op deze lijst van 17 knelpunten kwam een gedetailleerd antwoord, maar er bleven lacunes bestaan die niet op korte termijn konden worden weggewerkt.
Medio 2003 werd de vraag opnieuw op tafel gelegd omdat de gegevensverzameling federaal wordt gecoördineerd en er enkel aan de bron aanpassingen kunnen worden gegenereerd. Op 20 november 2003 ontvingen we een antwoord van het NIS. Er werd vooruitgang geboekt en er is zeker goede wil, maar voor heel wat van de ontbrekende of laattijdige statistieken is de oorzaak te zoeken in de gebrekkige registratie door diensten die het opstellen van statistieken niet als hoofdopdracht hebben. Op diverse deelproblemen zal verder worden gewerkt via werkgroepen ad hoc, waarin ook de gewesten en gemeenschappen zijn vertegenwoordigd.
Een van de resterende knelpunten zijn de ongevallenstatistieken. Naar aanleiding van de problemen die op de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid in mei 2001 werden gesignaleerd inzake ongevallenstatistieken, werd door het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) weliswaar een onderzoeksopdracht uitbesteed over de 'exploitatie van gegevens inzake verkeersveiligheid'. Aan dit onderzoek namen naast het BIVV ook de directie van de Nationale Gegevensbank van de federale politie deel en vertegenwoordigers van de verenigingen van verkeersveiligheid en overheden, waaronder ook de gewestelijke overheid bevoegd voor wegbeheer.
In een eerste fase vond een inventarisatie plaats van de huidige registratiestromen in België. Daarnaast werden de Europese en internationale standaardiseringsinitiatieven in kaart gebracht. Aansluitend werd een behoefteanalyse uitgevoerd bij de relevante sectoren op basis van enquêtes en groepsdiscussies. Als resultaat van deze behoefteanalyse werden twee codeboeken uitgewerkt met de te registreren variabelen inzake verkeersongevallen en handhaving. In het voorstel van vernieuwd ongevallenformulier worden gegevens opgenomen die nuttig kunnen zijn voor preventieve interventies inzake weginfrastructuur. Het gaat om precieze coördinaten van het ongeval, profiel en aantal rijstroken van de weg, wegwerkzaamheden en andere plaatselijke kenmerken, omstandigheden die van invloed waren op het ongeval, identificatie van de aanrijder en het slachtoffer en de eventuele hindernis, enzovoort. Deze informatie zal in de systemen voor de redactie van de pv's worden opgenomen zodat de politie de gegevens maar één keer en elektronisch moet invoeren.
In een tweede fase van het onderzoek werd een concept voor een nieuwe databank opgebouwd met drie mogelijke niveaus waarop de gewenste variabelen beschikbaar moeten zijn : op het terrein voor de invoer van data, centraal als verzamelpunt en publiek voor gebruikers. Het is de bedoeling dat de gegevens eenmalig op terreinniveau worden ingegeven. De basis hiervoor zijn de pv's 'inbreuk en ongeval'. De ontwikkeling van de informaticatools zal worden geïntegreerd in de lopende ontwikkelingen bij de politie. Via het opstellen van PV's gebeurt automatisch de registratie van de gegevens die publiek kunnen worden gemaakt en die nuttig kunnen zijn voor de statistieken.
U vroeg welke stappen er nog moeten worden genomen om tot een volwaardig Vlaams Instituut voor de Statistiek te komen. Dat brengt ons bij Beter Bestuurlijk Beleid waar er nagedacht werd over de oprichting van een Vlaams instituut voor de statistiek. Binnen dit kader is de optie genomen om de volle verantwoordelijkheid voor de verzameling van statistieken te leggen bij de functionele departementen. Die verzamelen informatie als onderdeel van hun primaire processen en kennen het beste de behoeften aan statistieken, definities, enzovoort. De agentschappen zullen er bij het afsluiten van beheersovereenkomsten trouwens toe worden aangespoord de beleidsuitvoering op te volgen aan de hand van kengetallen en indicatoren.
Er wordt een centrale horizontale dienst belast met de coördinatie van het Vlaams statistisch systeem en met de kwaliteitsbewaking. Deze centrale statistiekfunctie wordt geplaatst bij de diensten van de minister president, met name bij de studiedienst voor de regering. Op 16 januari 2004 heb ik een ontwerp van besluit aan de regering voorgelegd tot oprichting van de IVA 'studiedienst van de Vlaamse regering'. De opdrachten inzake statistiek zijn opgenomen in de strategische doelstellingen voor dit agentschap. Aan de Raad van State is daarover advies gevraagd.
Deze dienst, waaraan personeel van de administratie Planning en Statistiek en een aantal onderzoekers van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën zullen worden toegewezen, zit in een groeiscenario. Het streefkader is 77 voltijdse equivalenten. Dit moet de dienst toelaten grondig onderzoek te verrichten over complexe vraagstukken en waar nodig zelf de bewaking op te zetten. Deze mensen zullen ook als vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid optreden op het federale niveau en de departementen hierbij betrekken via gebruikersgroepen. De centrale statistiekfunctie ontwerpt kwaliteitsrichtlijnen en zal de toepassing ervan stimuleren zodat we als overheid kunnen bouwen op de meest betrouwbare cijfers.
Ik kijk uit naar het advies van de Raad van State. Ik heb ook niet meteen de passage gevonden in het advies waarnaar u verwijst over de onbevoegdheid van de Vlaamse overheid in geval van ongevalanalyse. Ik relativeer de woorden van de minister van Mobiliteit enigszins en ga uit van een veel grotere bevoegdheid en goede samenwerking op het vlak van verzamelen van gegevens.
U vroeg welke punten ik binnen mijn bevoegdheidsdomein statistiek wil meenemen naar een volgende staatshervorming. Ik wil vooral transparantie en duidelijkheid. Met andere woorden, ik wil de bevestiging van de accessoire en parallelle bevoegdheid inzake statistiek. Ik wil ook juridische zekerheid inzake een partnership op basis van gelijkwaardigheid. Er moet een wettelijk kader worden ontwikkeld voor een gezamenlijke databank. Ik wil dus bij een volgende staatshervorming de juridische bezegeling van onze huidige manier van werken.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het antwoord van de minister van Mobiliteit was scherper inzake bevoegdheden. Ik kan begrijpen dat hij dit heeft aangegrepen om het voorstel van decreet niet te laten goedkeuren.
Mijnheer de minister, het is belangrijk dat de operationalisering er zo snel mogelijk komt. Onze reputatie in het buitenland inzake statistiek gaat erop achteruit. We zullen dit dossier de volgende jaren blijven opvolgen. Beleidsmaatregelen moeten zoveel mogelijk correct cijfermatig worden onderbouwd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.