Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 10/02/2004
Interpellatie van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over de controle op onbewoonbaarheid van woningen en de mogelijkheden terzake van de wooninspectie
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Heeren tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over de controle op onbewoonbaarheid van woningen en de mogelijkheden terzake van de wooninspectie.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, we hebben allemaal de verslagen van de Wooninspectie ontvangen. Ik moet toegeven dat ik ze nog niet helemaal heb doorgenomen. Ik stel voor dat we de diensten die de verslagen hebben gemaakt hier eens uitnodigen. Mijn interpellatie is gebaseerd op die verslagen en op de krantenartikels.
Minister Marino Keulen : Op dat punt ben ik uw bondgenoot, laten we die mensen uitnodigen.
Mevrouw Veerle Heeren : Intussen ben ik op bezoek geweest bij de wooninspecteur van mijn streek. Dat was een heel interessant gesprek. Ik weet dat dit werkjaar stilaan ten einde loopt. Indien enigszins mogelijk zou ik graag een werkbezoek afleggen met deze commissie. De informatie kunnen we in elk geval in het volgende werkjaar nog gebruiken. Wie weet zit ik hier dan nog, anders zullen onze opvolgers er iets aan hebben.
Ik las in de krant dat de verhuur van onbewoonbare woningen een zeer groot probleem blijft. Het blijkt dat de Wooninspectie in 2003 dubbel zoveel processen-verbaal uitschreef dan het jaar voordien. Daarom is het tweede rapport wellicht interessanter dan het eerste. De Wooninspectie bestaat nu 2 jaar en heeft haar plaats in het woonlandschap gevonden en verworven.
De vaststellingen die de Wooninspectie deed, spreken tot de verbeelding. Aldus zou voor een appartement 260 euro en voor een kamer tot 180 euro worden gevraagd. Een onbewoonbare rijwoning die in kamers wordt opgedeeld zou maandelijks meer dan 2.500 euro aan huur opbrengen.
Ik keek vorige week de officiële lijst van woningen in mijn omgeving na. Ik was onder de indruk. Tot nu toe brachten we altijd bezoeken aan de drie Vlaamse grootsteden. Die kampen met een specifieke problematiek. Ik had geen idee dat zich op het platteland hetzelfde voordoet, zij het meer verdoken. Ik ben de dag nadien nog eens naar Antwerpen gegaan en sprak daar de verantwoordelijke van de VZW Rot op Huisjesmelkers. Ik heb een enorm respect voor zijn werk. Hij was vol lof over de wooninspecteur van de provincie Antwerpen. Hij had het over de goede samenwerking. Hij had wel kritiek op het gemeentebestuur, maar daarop wil ik niet dieper ingaan.
De Wooninspectie controleerde vorig jaar 361 panden. Het totale aantal verkrotte panden schat ze evenwel op ongeveer 117.000. Er werken slechts 12 inspecteurs, dat is duidelijk veel te weinig. Ze kunnen slechts het topje van de ijsberg blootleggen. De Wooninspectie is als een project begonnen. We zijn 2 jaar verder. Er moet bijgestuurd kunnen worden. Ik ben benieuwd naar uw reactie op de jaarverslagen.
Een fenomenaal probleem is dus de huisjesmelkerij en de te lage boetes. Ik heb zelf nog meegewerkt aan de uitvoering van de regelgeving. Vandaag vind ik ook dat drie regelgevingen wat van het goede te veel is. We hebben het decreet op de leegstand, het kamerdecreet en de wooncode. Het is de uitdaging voor de wetgever om die drie op elkaar af te stemmen.
De verzegeling blijkt een heel effectief instrument te zijn, maar komt enkel voor in het kamerdecreet.
In het eerste jaarverslag werd reeds gewezen op de vele noden. Ik moet echter bekennen dat ik dat jaarverslag vorig jaar heb ontvangen en dat ik het - wellicht zoals velen onder ons - op de stapel 'te lezen' heb gelegd. Toen ik een paar weken geleden de krantenberichten zag, wees mijn medewerker erop dat ik het verslag al had ontvangen. Ik heb het redelijk ongeschonden teruggevonden in mijn archief. Ondertussen heb ik het helemaal doorgenomen, maar ik voel me een beetje schuldig omdat ik het probleem niet eerder aan de orde heb gebracht. De Wooninspectie vroeg immers aan de regering en het parlement om een aantal aanpassingen aan de regelgeving door te voeren. Het is een gemiste kans dat we het voorbije werkjaar niet meer werk hebben gemaakt van het verslag.
Mijnheer de minister, wat doet u met de verslagen? Welke gevolgen zult u geven aan het tweede verslag, waarin het eerste volledig werd opgenomen? Hebt u zicht op de regionale cijfers? Ik heb gevraagd naar de cijfers over de onbewoonbaar- en ongeschiktverklaringen per regio. Ik kreeg die niet omdat ze er niet zijn of omdat ze er wel zijn, maar niet kunnen worden gegeven. Ik kreeg de raad om u terzake een schriftelijke vraag te stellen. Indien het mogelijk is, verzoek ik u om dat antwoord aan deze interpellatie te koppelen.
Hoed af voor de mensen die nu instaan voor het personeelsbestand. Ze hebben reeds heel wat werk verzet. Is het mogelijk om in de begroting 2004 in een uitbreiding te voorzien? Op welke manier zult u anticiperen? Welke initiatieven kunt u nog nemen, vooral op het vlak van een efficiëntere handhaving, rekening houdend met het jaarverslag 2002 en met het huidige?
Ik ben blij dat ook het rapport van de herhuisvesting werd rondgedeeld. Ik hoef u niet te vertellen over de situatie in Limburg. Een paar weken geleden brandde een onbewoonbaar pand in Sint-Truiden af. Gelukkig vielen er geen dodelijke slachtoffers. De afloop had echter ook anders kunnen zijn. Misschien zijn we een beetje nalatig geweest. Ik denk echter dat iedereen zijn verantwoordelijkheid heeft opgenomen. In alle Vlaamse gemeenten kampen de burgemeesters met het probleem van herhuisvesting. Het is het laatste waartoe ze willen overgaan. Blijkbaar zijn er gemeenten in Vlaanderen die het initiatief nemen om noodwoningen of transitwoningen op te richten. Hebt u daar zicht op? Hoe wilt u daarop anticiperen? Kunt u de gemeenten tegemoet komen als ze iets willen doen aan deze ernstige problemen?
De voorzitter : De heer Logist heeft het woord.
De heer Marcel Logist : Mijnheer de voorzitter, als we het rapport over klein wonen doornemen, valt ons dadelijk op dat er serieuze problemen zijn op het vlak van verhuren van kamers. Sommige kamers bevinden zich in een erbarmelijke toestand, maar worden toch bewoond. Zou het niet nuttig zijn om een conformiteitsattest te vragen voor elke kamer die wordt verhuurd? We hebben wel een kamerdecreet, maar slechts 30 percent van de kamers heeft ook echt een conformiteitsattest. Voor de hygiëne en dergelijke zou het nochtans een goede zaak zijn als het attest altijd wordt gevraagd bij het verhuren van een kamer.
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me helemaal aan bij de interpellatie van mevrouw Heeren. Wat de heer Logist zegt, is juist, maar niet alleen de kamers vormen een probleem, ook de woningen. Ik kon met de Wooninspectie mee op stap en heb gemerkt dat heel wat verkrotte woningen, die onbewoonbaar werden verklaard, nog steeds worden bewoond. Dat kan toch niet. De commissie bezoekt vele projecten. Misschien is het zinvol om een aantal onbewoonbaar verklaarde woningen te bezoeken waarin nog steeds mensen wonen, want daarna zullen we zeker een initiatief nemen om met die toestanden komaf te maken. Naast ingaan op de oplossingen die in het rapport worden aangeboden, kunnen we er misschien voor zorgen dat elke woning die wordt verhuurd over een conformiteitsattest moet beschikken.
De voorzitter : Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen :Mijnheer de voorzitter, dames en heren, er is in elk geval een hele polemiek over deze zaak geweest. Ik heb meteen verklaard dat ik een groot bondgenoot ben van de Wooninspectie en ik meen dat uit de grond van mijn hart. De inspectiediensten werden ongeveer twee jaar geleden opgericht en ik deel hun zorgen. We worden immers als mens geconfronteerd met de uitbuiting van de meest kwetsbaren in onze samenleving. Het gaat om mensen die sowieso al een vracht aan maatschappelijke problemen met zich meeslepen. Vaak gaat het over mensen die in de sfeer van de illegaliteit leven - illegalen en asielzoekers - en mensen met problemen inzake prostitutie en drugs. Het gaat over mensen die voor een stuk wegvluchten uit de maatschappij. Mensen in de meest kwetsbare positie denkbaar, worden overgeleverd aan mensen die proberen om profijt te halen uit hun situatie. Het is de 21e eeuwse versie van menselijke uitbuiting en dat is verschrikkelijk.
Daarnaast is er het probleem van de herhuisvesting. Waar kunnen de mensen heen? Zijn er noodwoningen of transitwoningen beschikbaar? Ik hoor vaak van mensen die met deze sector vertrouwd zijn dat de bewoners van dergelijke panden een kwartier nadat de ordediensten een vaststelling hebben gedaan allemaal zijn verdwenen. Deze mensen willen eigenlijk niet in het officiële circuit worden opgenomen. Sommigen bevinden zich in de illegaliteit of in het midden van een asielprocedure. Anderen worstelen met de gevolgen van een faillissement. Allemaal hebben ze hun redenen om te vermijden dat ze kunnen worden gelokaliseerd. Het gaat hier steevast om mensen die met allerlei problemen worden geconfronteerd. We kunnen ons allemaal inbeelden dat die problemen bestaan, maar dat we ze hier in de realiteit ontmoeten, doet me toch even slikken.
De Vlaamse Wooninspectie beschikt momenteel over een twaalftal inspecteurs. We moeten al het mogelijke doen om die mensen de grootst mogelijke slagkracht te geven en hen de kans te bieden hun werk zo doeltreffend mogelijk uit te voeren. Ik wil die slagkracht alleszins verhogen.
Hoewel ik hier straks nog wat dieper op zal ingaan, wil ik hier al even opmerken dat de leegstandsheffing de steden en gemeenten de kans biedt om een aantal zaken aan te pakken. Dit betekent dat we op het gemeentelijke niveau over meer mankracht beschikken om woningen te inspecteren.
De maximale boete bedraagt momenteel 2.000 euro. Wat mij betreft, mag dit bedrag worden vertienvoudigd. We hebben het hier over mensen die woningen in alle mogelijke delen opsplitsen en soms zelfs ruimtes ter grootte van één matras verhuren. Voor hen is een boete van 2.000 euro een lachertje. Dergelijke bedragen kunnen ze op een paar maanden tijd gemakkelijk terugverdienen.
We moeten alle mogelijke middelen aanwenden om het huisjesmelkers zo moeilijk mogelijk te maken. Het gaat hier niet enkel om de reeds aangehaalde menselijke overwegingen. We mogen niet vergeten dat de panden van huisjesmelkers echte stadskankers zijn en vaak, rechtsreeks of onrechtstreeks, bijdragen tot de waardevermindering van de aanpalende panden. De maatschappij verliest hier op alle fronten. We moeten deze mensen de pas afsnijden en de huisjesmelkerij onmogelijk maken.
Zoals uit mijn inleiding allicht al is gebleken, ben ik als minister van Wonen misschien wel de voornaamste pleitbezorger van een strengere aanpak van huisjesmelkers. Mijn voorganger, voormalig minister Gabriels, en ikzelf hebben de wooninspectie daadwerkelijk op de rails gezet. Het is steeds onze bedoeling geweest dergelijke onaanvaardbare uitwassen aan te pakken. We mogen de toestanden die de wooninspectie nog al te vaak in Vlaanderen aantreft gewoonweg niet tolereren.
De goede samenwerking met de lokale politiediensten in de steden en de gemeenten blijkt vruchten af te werpen. Ik ben van plan deze samenwerking verder uit te bouwen. De samenwerking tussen de wooninspectie, het parket en de ordediensten heeft in de steden Antwerpen en Gent goede resultaten opgeleverd. We hebben heel gerichte inspecties verricht en de activiteiten van huisjesmelkers kunnen beteugelen en bestraffen.
Ik blijf bij mijn stelling dat de boetes moeten worden verhoogd en dat we voor meer personeel moeten zorgen. Een vertienvoudiging van de boetes lijkt me gerechtvaardigd. Ik beschouw huisjesmelkers als criminelen die de zwakste groepen in onze samenleving uitbuiten. In overleg met mijn administratie zal ik mogelijkheden zoeken om het huidig personeelskader uit te breiden.
Het antwoord op de vraag naar regionale kwaliteitsverschillen staat duidelijk te lezen in het rapport 'Twee jaar Vlaamse Wooninspectie', een uitgave van de cel Woonkwaliteitsbewaking van de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Normaal gezien, hebben alle leden van deze commissie dit rapport ontvangen.
De woonproblematiek in de grootsteden neemt uiteraard heel andere vormen aan dan in de regionale steden en gemeenten. Een grotere stad beschikt over een heel ander patrimonium. In deze steden worden we met de teloorgang van hele buurten, zoals de gordels uit de negentiende eeuw, geconfronteerd. Bovendien zorgt de concentratie van precaire bewonersgroepen voor een heel specifieke woonproblematiek.
Wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, moet het bestaande instrumentarium in Antwerpen en in Gent dan ook op een bijzondere manier worden toegepast. Door toepassing van de administratieve procedure zijn in Antwerpen en Gent respectievelijk 533 en 496 wooneenheden ongeschikt of onbewoonbaar verklaard. Deze twee steden vertegenwoordigen 29 percent van het totale aantal ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen in het Vlaams Gewest.
Het zwaartepunt van de activiteiten van de Vlaamse Wooninspectie situeert zich in de steden Antwerpen en Gent. Het merendeel van de acties, ongeveer 57 percent, worden in Antwerpen en Gent ondernomen. Dit percentage is gedurende beide werkjaren ongeveer gelijk gebleven.
Wat het aantal met betrekking tot wooneenheden opgestelde processen-verbaal betreft, is het aandeel van beide steden erg ruim. Gedurende de twee voorbije werkjaren is 71 percent van de opgestelde processen verbaal in Antwerpen en Gent uitgeschreven. Het betreft hier processen-verbaal voor 394 wooneenheden in 120 panden. Wat dit betreft, is er wel een duidelijk verschil tussen beide werkjaren. Gedurende het tweede werkjaar is het aantal in de grootsteden opgestelde processen-verbaal verdubbeld.
In verhouding tot de ondernomen acties ligt het aantal processen-verbaal in de grootsteden zeer hoog. De grootsteden vertegenwoordigen 71 percent van de opgestelde processen-verbaal en 57 percent van de ondernomen acties. Dit is te verklaren doordat in de grootsteden gemiddeld meer wooneenheden per pand worden geverbaliseerd dan in de andere steden en gemeenten.
Zoals hoger gesteld, nemen Antwerpen en Gent een bijzondere positie in binnen de toepassing van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking. Drie op de tien ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde wooneenheden staan in Antwerpen of Gent. Wat het strafrechtelijke aspect betreft, is deze vaststelling nog meer uitgesproken met bijna drie kwart van de geverbaliseerde wooneenheden.
De verklaring hiervoor is meervoudig. In de eerste plaats is er het specifieke karakter van de grootstad en de omvang van de woonproblematiek. Ook is de selectieve opstelling van de Vlaamse Wooninspectie mee bepalend. Meer in het bijzonder richt de Vlaamse Wooninspectie zich op de meest ernstige risico's en op de kamers, wat een hoge activiteitsgraad in deze steden meebrengt. Bovendien is het engagement van de stedelijke, politionele en gerechtelijke diensten een sterke impuls voor de activiteit van de Vlaamse Wooninspectie in deze steden. De Vlaamse Wooninspectie kan er terugvallen op een structureel uitgebouwde samenwerking met deze betrokken actoren. Ik denk aan het parket, de stedelijke huisvestingsdiensten en de ordediensten.
Ook in de regionale steden en in de gemeenten is de Vlaamse Wooninspectie actief. Voor de beide werkjaren samen, zijn 43 percent van de acties uitgeoefend buiten de steden Antwerpen en Gent. Voor beide werkjaren samen, werden in het totaal 68 panden onderzocht, en voor 156 wooneenheden werd een pv opgemaakt.
In het eerste werkjaar is activiteit ontplooid in 10 steden en gemeenten buiten Antwerpen of Gent, in het tweede werkjaar bedraagt dit aantal 21. Ook de activiteitsgraad in het tweede werkjaar ligt er merkelijk hoger. Het aantal pv's is gestegen van 63 in het eerste naar 93 pv's in het tweede werkjaar. Gemiddeld worden 2 wooneenheden per pand geteld, wat merkelijk lager is dan in de 2 grootste steden, Antwerpen en Gent.
In de steden Oostende, Mechelen, Kortrijk en Sint- Truiden werden in het afgelopen werkjaar in totaal 43 wooneenheden geverbaliseerd. De problematiek is er niet zo omvangrijk als in Gent en Antwerpen, maar toch worden een aantal woonproblemen vastgesteld die een bijzondere aandacht vergen. Deze steden zijn vragende partij om samen met de Vlaamse Wooninspectie en andere diensten op permanente basis gerichte acties te voeren. In deze steden werd een aanvang genomen met een meer systematische aanpak.
De Vlaamse Wooninspectie is in het tweede werkjaar ook betrokken geweest in 17 andere regionale steden en gemeenten, waarbij in het afgelopen werkjaar in totaal 50 wooneenheden werden geverbaliseerd. In de volgende steden en gemeenten zijn acties ondernomen : Aalst, Blankenberge, Geraardsbergen, Heusden-Zolder, Heuvelland, Ieper, Ingelmunster, Kinrooi, Knokke-Heist, Leuven, Lier, Lokeren, Lommel, Moorslede, Puurs, Sint- Gillis-Waas en Tienen. In deze regionale steden en gemeenten lijkt de problematiek minder groot. Dit betekent niet dat de individuele gevallen minder ernstig zouden zijn. De analyse van de panden waarvoor een pv is opgesteld, toont aan dat het even vaak over een onbewoonbare wooneenheid gaat. Het gemiddeld aantal strafpunten voor de wooneenheden ligt hier zelfs iets hoger dan in de grootsteden : 54 versus 47 in Antwerpen en Gent. Ook in deze regionale steden en gemeenten zijn er bijgevolg wantoestanden te vinden. Hier zijn vooralsnog de acties niet op structurele basis uitgebouwd.
In Limburg ligt meestal een specifieke problematiek aan de grondslag van de actie. De seizoensarbeid in de fruitpluk vormt een basis voor mogelijke mistoestanden. Dat staat bijna woordelijk in het verslag. De seizoensarbeiders worden regelmatig slecht gehuisvest, zelfs in panden die niet voor bewoning bestemd zijn zoals stallen en schuren. Ook de kamerbewoning in de ex-mijnwerkerspensions, vaak bewoond door vreemdelingen, vergt specifieke aandacht opdat de woonkwaliteitsnormen gerespecteerd zouden worden.
Zoals daarnet reeds aangehaald, zal ik mijn administratie vragen op basis van haar bevindingen en aanbevelingen te onderzoeken hoe we het personeelsbestand van de Vlaamse Wooninspectie kunnen uitbreiden. Ik ben zelf vragende partij om die man- en vrouwkracht uit te breiden.
Ook al ben ik pas minister sinds 10 juni 2003, toch wens ik de conclusies van de beide rapporten ernstig te nemen. De conclusie van het eerste jaarrapport duidde vooral op de herhuisvestingsproblematiek, terwijl het tweede jaarrapport het personeelsaantal en de hoogte van de boetes aankaart als probleem. Deze laatste twee problemen zijn veeleer praktisch van aard en kunnen in een beperkte tijdsspanne worden aangepakt. Het probleem van de herhuisvesting is heel wat complexer. Daarvan ben ik me zeker bewust. Dit veronderstelt tevens een voldoende aantal noodwoningen om de slachtoffers op te vangen. Ik zal dan ook uitzoeken hoe we dat kunnen verwezenlijken.
Op basis van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet heeft iedere gemeente de taak om te waken over de gezondheid en de veiligheid van zijn inwoners. De uiteindelijke verantwoordelijkheid berust bij de burgemeester. Op basis van dit artikel kan een burgemeester een inwoner weigeren zich in te schrijven in een onbewoonbaar verklaarde woning, en dit aangezien de woning niet voldoet aan de elementaire voorwaarden inzake gezondheid, hygiëne en veiligheid. De burgemeester kan zijn verantwoordelijkheid opnemen en de inschrijving weigeren teneinde het risico te vermijden dat de burger zich blootstelt aan een ongezonde en onveilige situatie in de woning.
Sta me toe te concluderen dat huisjesmelkers niet alleen de zwakste groep van onze maatschappij uitbuiten, maar ook dat door hun crimineel gedrag de buurt verloedert en de waarde van de woningen afneemt. We kunnen en zullen dit niet tolereren als Vlaamse overheid, meer specifiek in de persoon van de minister van Wonen. Dat is een engagement waarvoor ik heel ver wil gaan. Drastisch hogere boetes en meer personeel zijn nog maar een aanzet voor een kordaat en krachtig beleid tegen dergelijke criminele activiteiten.
Mijnheer Logist, we hebben de kamers opgesplitst per bouwperiode. We hebben een groep kamers van vóór 1947, een groep van vóór 1962 en vervolgens de meer recente. We zijn nog altijd bezig met de inventaris van die eerste groep. We stuiten steeds op dezelfde moeilijkheid : de herhuisvesting van de bewoners. Sommigen verdwijnen met de noorderzon omdat ze vaak nog andere problemen meezeulen. Ze gaan liever anoniem door het leven. Ze leven nu eenmaal aan de rand van de samenleving. We zijn daar dagdagelijks mee bezig. Het is een omvangrijke opdracht.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik dank u voor uw uitgebreide antwoord, mijnheer de minister.
Heb ik u goed begrepen? Wilt u nog initiatieven nemen inzake de boetes en het personeel, maar niet inzake het wetgevende aspect? De Wooninspectie suggereert om de wetgeving aan te passen.
Minister Marino Keulen :Wat ik nog kan doen, zal ik zo snel mogelijk doen. Het personeel van de Wooninspectie uitbreiden, kan op korte termijn. Daar kunt u op rekenen. We moeten de slagkracht van de Wooninspectie alleszins vergroten.
Ik wil nog een duidelijk signaal geven. De boetes van 2.000 euro mogen voor mij zelfs vertienvoudigen voor de ergste gevallen. We kunnen de huisjesmelkers niet streng genoeg aanpakken.
Deze legislatuur loopt op haar einde. Wat snel kan gebeuren, zal gebeuren.
Mevrouw Veerle Heeren :U hebt natuurlijk gelijk dat de burgemeester kan weigeren om iemand in te schrijven in een ongezonde of onbewoonbare woning. Vaak gaan daar toch nog mensen wonen. U vindt dat de burgemeester hen moet herhuisvesten.
Alleen op die manier kunnen we daaraan paal en perk stellen.
Buiten de grote steden worden we het meest geconfronteerd met de problemen naar aanleiding van seizoensarbeid en de situatie van de mijnwerkers. In de jaren zestig en zeventig heeft niet alleen de gemeente maar ook de mijn zelf initiatieven genomen inzake kwalitatieve woningbouw. Die huizen zijn vandaag zeer gegeerd voor renovatie. Hebt u er zicht op in welke mate de fruitsector nu initiatieven neemt inzake degelijke huisvesting? De gemeente moet toch geen huizen bouwen voor de seizoenarbeiders? Wat vindt u daarvan?
Minister Marino Keulen : Ik kan niet in de plaats van de burgemeester treden. Dat kan een dilemma zijn. De veiligheid moet primeren, maar de burgemeester wil natuurlijk niemand in de kou zetten. Onveilige situaties kan niemand tolereren, dan zouden we met mensenlevens spelen. Iedere burgemeester moet daarin kordaat optreden. Ieder moet zelf die afweging maken. Een mensenleven moet natuurlijk boven alles primeren.
Ik vind inderdaad evenmin dat de overheid verblijven voor seizoensarbeiders moet bouwen. De werkgevers dragen hierin verantwoordelijkheid. Zij kunnen een aantal zaken afwentelen. Zo komen we tot het 'vermennen' van onze samenleving. Dat krijgen we als iedereen zegt : 'men moet dit doen' en 'men moet dat doen'. Wie is die 'men' dan? De werkgevers moeten zorgen voor het verblijf van de arbeiders die uiteindelijk hun economische activiteit mogelijk maken. Op zich heb ik niets tegen die tewerkstelling.
De voorzitter : De heer Logist heeft het woord.
De heer Marcel Logist : Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Uit de bevraging van de steden en gemeenten blijkt onder meer dat 25 tot 30 percent niet eens weet hoeveel kamers ze op hun grondgebied hebben. Ze hebben dan ook geen kamerreglement en er is geen vergunning vereist. Ik stel me daar vragen bij. Als er geen controle is op de kamers, is er geen controle op de ruimtelijke ordening of de bouwvergunning van 'kamerwoningen'. Daar zijn dringend maatregelen nodig.
Minister Marino Keulen : Opnieuw draagt de gemeente de uitgesproken verantwoordelijkheid. De Wooninspectie bestaat 2 jaar. We mogen daar fier op zijn. Het is een onontbeerlijk instrument om woonkwaliteit te garanderen. Eerlijk is eerlijk : de administratie heeft heel wat werk verzet om die dienst operationeel te maken.
Ik ben lang schepen geweest. De steden en gemeenten kennen de plaatselijke situatie wel degelijk. Ze mogen gerust hun verantwoordelijkheid nemen. Het kan pijnlijk zijn om een inwoner op zijn plichten te wijzen, terug te fluiten en zelfs te beteugelen, maar hier speelt plichtsbesef. Als de Wooninspectie hierover wordt geïnformeerd, deinst ze alleszins niet terug om op te treden. We kunnen dit niet voor het hele land vanuit Brussel sturen en regelen.
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : De Wooninspectie is een belangrijk instrument. Niet alle burgemeesters passen artikel 135 toe. Veel onbewoonbaar verklaarde woningen zijn bewoond. We moeten een stok achter de deur zoeken voor de burgemeesters die het artikel niet toepassen. Ik wil suggereren dat we in de komende maand nagaan welke instrumenten we daarvoor kunnen activeren. De Wooninspectie doet voldoende voorstellen. We zien ons namelijk met heel schrijnende situaties geconfronteerd.
Met redenen omklede motie
De voorzitter :Door mevrouw Heeren werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.