Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 10/02/2004
Interpellatie van de heer Luc Martens tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het leerlingenvervoer
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Martens tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het leerlingenvervoer.
De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, het leerlingenvervoer ligt me zeer na aan het hart. Ik heb er al bij herhaling aandacht voor gevraagd.
U zult zich herinneren dat wij tien jaar geleden zelf een voorstel van decreet hebben ingediend met betrekking tot het leerlingenvervoer en de overheveling naar De Lijn. Het heeft heel wat jaren geduurd vooraleer die stap werd gezet. We hebben nog voor andere elementen aandacht gevraagd, zoals de ontstentenis van een uniforme regeling, het feit dat subsidiebedragen niet overeenkomen met de verplichtingen die wegen op de scholen die voorzien in het leerlingenvervoer, het feit dat de scholen verplicht zijn een deel van de loonkosten te prefinancieren, de hele administratieve rompslomp, de dossiervorming, enzovoort.
Mevrouw de minister, eind januari werd mijn aandacht getrokken door een artikel in De Standaard, waar uw coalitiepartner bij monde van de heer Stevaert het had over het gratis leerlingenvervoer. Hij sprak enige ontgoocheling uit, waarna u zich geroepen voelde om te repliceren dat een en ander niet uw maar zijn verantwoordelijkheid is, en dat hij die niet heeft genomen.
Ik herinner me ook dat u op een vraag die ik heb gesteld, het volgende hebt gezegd : 'Het leerlingenvervoer moet worden bekeken vanuit de beleidsdomeinen Onderwijs en Mobiliteit. De afstemming tussen Onderwijs en Mobiliteit enerzijds en het Vlaams lokaal niveau anderzijds zal een moeilijke evenwichtsoefening worden. De rol van de gemeenten moet via het kerntakendebat verder worden uitgeklaard.'
Verder hebt u uitdrukkelijk gezegd dat in de nodige middelen was voorzien op de begroting Mobiliteit om een aantal experimenten met betrekking tot het leerlingenvervoer op te zetten. Als ik afga op de repliek die u hebt geformuleerd aan de heer Stevaert, is niet veel goeds gebeurd met dat geld.
Sinds ik mijn vraag heb geformuleerd en aan uw diensten heb overgemaakt, werden me vanuit diverse hoeken een aantal andere vragen gesteld over het leerlingenvervoer. Ik wil die opnemen in deze interpellatie omdat ze een illustratie zijn van de afstand die er bestaat in de concrete ervaring van mensen, tussen 'Wahrheit und Dichtung'. Naar buitenuit worden dingen bijzonder mooi en aantrekkelijk voorgesteld, op het terrein lijken ze veel moeilijker te zijn.
Ik citeer uit een e-mail die me door een directeur werd toegestuurd : 'Zoals ik in een vorig bericht aangaf, is het zo dat we voor het vervoer van en naar het zwembad gebruik moeten maken van het openbaar vervoer. Niks geen extra dienstautocars, we leren trouwens de kinderen graag de bus nemen. Tot 1 februari kon dit aan een gunstig tarief, want per betaalde dagpas mochten vier andere kinderen gratis meereizen. Dat betekende dat onze kinderen aan 0,20 euro per rit van en naar het zwembad konden reizen.
Vanaf 1 februari werd dit gunstig tarief echter geschrapt. Enkel een abonnee mag voortaan nog vier kinderen beneden de twaalf jaar meenemen. Voor onze school betekent dit dat er moet worden gewerkt met groepstickets en reizen onze kinderen aan 1,20 euro per zwembeurt heen en terug. Dit maakt het vervoer opnieuw duurder dan de toegang tot het zwembad.'
Een dergelijk verhaal is ook al aan bod gekomen op het ogenblik dat we het hadden over de verhoogde middelen. U herinnert zich dat u bijkomende middelen voor het basisonderwijs gaf om de administratieve kosten te ondervangen, om in een betere administratieve ondersteuning te voorzien en om het gratis zwemmen te garanderen. Bij dit laatste hebben wij altijd gewezen op het probleem van het vervoer.
Kort na de betreffende e-mail kreeg ik een ander volledig analoog berichtje uit de regio Mechelen. Ik citeer : 'Volgende maand gaan onze eersteklassers samen met de kleuters uit de derde klas naar het theater te Mechelen. Aangezien er geen reguliere busverbinding is, moeten we een autocar huren. Er moeten 58 leerlingen en 4 begeleiders worden vervoerd. In de autocar zijn er maximum 54 plaatsen. Ofwel dienen we 8 kinderen thuis te laten - hopen dat ze ziek zijn of lotje trekken - ofwel huren we een extra autocar voor die 8 personen, ofwel 'regelen' we dit zoals steeds meer ook in andere scholen gebeurt. Enkele vrijwillige of thuisblijvende leerkrachten volgen de bus met de eigen wagen en vervoeren enkele kinderen.
Het gebruik van de reguliere verbindingen wordt trouwens moeilijker. Niet elk chauffeur wil een groep van een 20-tal kinderen tijdens een gewone rit meenemen. Als begeleidende leerkracht sta je dan met je groep te wachten aan de bushalte,maan je de kinderen aan voorrang te geven aan de andere busgebruikers en zie je vervolgens de chauffeur extra gas geven als hij je ziet staan. Gevolg : boze mensen om je heen, want door jouw schuld rijdt hun bus voorbij. Je kunt te voet verder gaan met je klas. Op school staan ouders ongeduldig en ongerust te wachten. Daags nadien dien je dan als goede leerkracht vol enthousiasme deze fijne uitstap opvolging te geven in de klaspraktijk.'
Ik heb ook een brief gekregen van een school voor buitengewoon onderwijs in het Gentse. Ook die school heeft grote problemen met het leerlingenvervoer. Ze somt een aantal voorvallen op en geeft een analyse van de problemen : 'Een van onze problemen is het niet erkennen van een regio voor een bepaald grondgebied. Mocht men voor de voorbeelden die gegeven zijn, groot-Gent erkennen als grondgebied voor de scholen uit groot-Gent, dan zouden de meeste problemen opgelost zijn. Een dergelijke ingreep betekent geen financiële meeruitgave, rekening houdend met de afstanden buiten de regio groot-Gent die nu reeds door het dagelijks vervoer afgelegd worden.
Een ander probleem is het berekenen van de dichtstbijzijnde school op een verouderde wijze.
Dichtstbijzijnd wordt op de volgende manier berekend : men berekent de afstand via de kortste weg tot op 100 meter nauwkeurig. Men doet de bus een bepaald traject of tracé rijden waar niet mag van afgeweken worden. In dat geval blijkt dat dit tot fricties leidt.
Een derde element is het niet rekening houden met de leeftijd van de kinderen. Jonge kinderen aan het begin van de lagere school worden gelijkgesteld met oudere kinderen en jongeren. Wie niet met de schoolbus meekan, moet zich maar met het openbaar vervoer verplaatsen en krijgt zelfs een gratis abonnement, los van het feit of hij zich wel met het openbaar vervoer kan verplaatsen. Een ander element is het niet erkennen van het bestaan van semi-internaten wat de vervoersreglementering betreft, het afhankelijk zijn van de vervoerregio van lageronderwijsscholen van die van het secundair onderwijs, het beperken van de keuzevrijheid van ouders binnen de netten en de kostprijs van het vervoer in het buitengewoon onderwijs.'
Hoewel we het leerlingenvervoer jaarlijks twee- tot driemaal uitvoerig bespreken, blijven de problemen in de praktijk heel talrijk. Mevrouw de minister, hoe reageert u op deze kritiek en op de onaangename ervaringen die zich in de praktijk voordoen? Wat de discussie met de heer Stevaert betreft, vraag ik me af of er besprekingen zijn geweest tussen het kabinet Onderwijs en het kabinet Mobiliteit. Wat is daar dan het resultaat van? Hoever staat het met die besprekingen? Hoe verloopt op dit ogenblik de operationalisering van het leerlingenvervoer in het algemeen en via De Lijn in het bijzonder? In welke mate is sprake van dubbel gebruik en van het gebruik van leerlingenvervoer in de concurrentieslag? Wat verhindert het aanbieden van gratis leerlingenvervoer voor alle kinderen, uit welk net dan ook?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Over het leerlingenvervoer zijn er al meerdere gesprekken gevoerd tussen de kabinetten van Onderwijs en Mobiliteit. Uiteraard handelden deze gesprekken in eerste instantie over de huidige gang van zaken na de overdracht van het leerlingenvervoer naar De Lijn. Voor de toekomst zijn heel wat mogelijkheden onderzocht. De gesprekken zijn nog niet afgerond, en er zijn dan ook nog geen definitieve keuzes gemaakt.
De operationalisering op het terrein wordt opgevolgd door een stuurgroep, bestaande uit de verantwoordelijken voor het leerlingenvervoer binnen De Lijn en de verantwoordelijke afdeling voor leerlingenvervoer op het departement Onderwijs. Tijdens dit maandelijks overleg worden afspraken gemaakt en gegevens uitgewisseld. Er is eveneens maandelijks overleg tussen de onderwijskoepels,De Lijn en het departement Onderwijs. Daar kunnen concrete problemen worden aangekaart. Dit overleg heeft als voordeel dat knelpunten binnen Vlaanderen op eenzelfde wijze worden aangepakt, zowel regionaal als over de netten heen. Ook tijdens dit overleg wordt heel wat informatie uitgewisseld.
Mijnheer Martens, als u met dubbel gebruik bedoelt dat er nog steeds bussen van verschillende netten in dezelfde straat leerlingen ophalen, dan wil ik er u op wijzen dat ik het vrij initiatief van de onderwijsnetten - als we spreken over het leerlingenvervoer gewoon onderwijs - niet aan banden kan leggen. Deze overlap zal, ook al kan de overheid de middelen ertoe vinden en de volledige organisatie op zich nemen, nooit volledig kunnen worden opgeheven. Zelfs nu blijkt dit uit het leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs. Voor een deel van die leerlingen moet sowieso altijd een apart circuit worden opgezet, gelet op de soms zware problemen enerzijds en de spreiding van de scholen voor buitengewoon onderwijs anderzijds.
Daarnaast moet bij de organisatie van netoverschrijdend leerlingenvervoer hoe dan ook rekening worden gehouden met de vrije keuze van ouders inzake schoolkeuze en pedagogisch project. Ook minister Bossuyt weet dat dit niet zo eenvoudig is. Ook u weet dat ongetwijfeld, aangezien het voorstel van decreet waarvan sprake in uw vraag zijn einddoel nooit heeft bereikt in de vorige legislaturen.
Tijdens deze legislatuur is reeds werk gemaakt van de overdracht naar De Lijn. Dat is natuurlijk nog maar een begin. Alle begin is moeilijk en tijdens de komende jaren moet dan ook nog veel werk worden geleverd. De geplande netoverschrijdende experimenten inzake leerlingenvervoer in het gewoon onderwijs geraken, zelfs met de middelen die daarvoor extra werden uitgetrokken, niet opgestart.
Zoals ik ook al gezegd heb in mijn reactie op uitspraken van de heer Stevaert, is het pleiten voor gratis leerlingenvervoer een nogal eenvoudige voorstelling van de feiten. Het leerlingenvervoer is een complex dossier, waarbij principes van zowel onderwijs als mobiliteit moeten worden verzoend. Er betaalt altijd iemand de rekening voor zogenaamd gratis leerlingenvervoer.
De financieringsbronnen van het leerlingenvervoer op dit ogenblik zijn erg divers : de onderwijsbegroting, De Lijn, sommige gemeenten, scholen, ouderverenigingen, ouders, enzovoort. Het betalen van de volledige factuur door de Vlaamse overheid is een zaak van politieke en budgettaire prioriteiten. Een cofinanciering met alle betrokken partners en misschien met derden is een mogelijkheid die onderzocht moet worden.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mevrouw de minister, hoewel het einde van de legislatuur in zicht is, en we dit probleem al van in het begin van deze legislatuur op de agenda plaatsen, staan we nauwelijks een stap verder.U hebt het over zaken die zouden moeten gebeuren, die niet gebeurd zijn, en die we nog mogen verwachten in de toekomst.
In uw antwoord zet u sommige zaken op hun kop. U zegt dat we de vrije scholen niet kunnen verhinderen om ook bussen in te leggen. Voor hen is het echter vaak een zaak van overleven. Als een gemeentebestuur, naast de bussen die door het gemeenschapsonderwijs worden ingelegd, ook zelf nog bussen inlegt, dan hebben die scholen geen andere keuze omdat hen dat worden opgedrongen.U geeft de indruk dat die scholen in de fout gaan. De fout is initieel, u geeft immers geen uitvoering aan wat dit parlement ooit heeft beslist, namelijk dat het leerlingenvervoer een sociaal voordeel is. Het schrappen van de zin 'uitvoering geven' heeft ertoe geleid dat alles bij het oude is gebleven en dat er dus niets is gebeurd. De problemen blijven talrijk.
Onze partij is nooit voorstander geweest van de gratispolitiek, en dan zeker niet op de blinde wijze waarop de meerderheid dat heeft goedgekeurd.U bent daar dus collectief verantwoordelijk voor, zoals ook voor de belastingverlaging totdat de overheid in haar blote billen staat en geen inkomsten meer heeft. Er wordt uitbundig geld weggegeven zonder dat daar een inspanning van de gebruiker tegenover staat. Het resultaat is dat er niets meer overblijft.
Een overheid moet voorzien in een aantal gemeenschapsdiensten die de meest kwetsbaren in de samenleving ten goede komen. Voor CD&V behoren kinderen tot de meest kwetsbaren. Als er een terrein is waar er inzake vervoer een inspanning moet worden geleverd om ervoor te zorgen dat de kinderen veilig en gratis op school geraken, dan is dat in het leerplichtonderwijs. Mijn fractie is terzake dan ook diep ontgoocheld.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Martens en door mevrouw Van Nieuwenborgh werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.