Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 10/02/2004
Vraag om uitleg van de heer Jan Penris tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over het gebrek aan een eenvormig gemeentelijk inschrijvingsbeleid
De heer Jan Penris, voorzitter :Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Penris tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over het gebrek aan een eenvormig gemeentelijk inschrijvingsbeleid.
Mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat over een gebrek aan een eenvormig gemeentelijk inschrijvingsbeleid en kwam tot stand naar aanleiding van een debat in de commissie voor Economie over het verblijf op campings. Minister Landuyt heeft toen duidelijk de vinger op de wonde gelegd met de mededeling dat het campingprobleem slechts een probleem is kunnen worden en blijven doordat de verschillende gemeentebesturen een verschillend beleid blijven hanteren op het vlak van de vestiging en de inschrijving van campingbewoners op permanente basis. Hij verwees terloops naar het feit dat dit niet alleen geldt voor campingbewoners, maar ook voor krakers.
Ik voeg daaraan toe dat dit kan worden uitgebreid naar het inschrijvingsbeleid ten aanzien van mensen met postbusadressen. Er zijn gemeenten die aanvaarden dat iemand is ingeschreven op een zogenaamd postbusadres. Dat is dan geen vakje in een postkantoor, maar een postbus in privé-woningen die enkel dient als inschrijvingsplaats. Ook zijn er gemeenten die heel laks zijn ten aanzien van bewoning in zogenaamde matrassenappartementen, terwijl er andere zijn die daartegen een streng beleid en een streng inschrijvingsbeleid voeren. Mevrouw Heeren heeft het daarnet reeds aangehaald : er zijn nog altijd gemeenten die inschrijvingen toelaten in woningen die als onbewoonbaar zijn verklaard en andere die dan weer een consequent en streng inschrijvingsbeleid hanteren.
De vraag is dus hoe het de dag van vandaag mogelijk is dat een eenvormige wetgeving door de verschillende gemeentebesturen in Vlaanderen zo verschillend geïnterpreteerd kan en mag worden.
Mijnheer de minister, hebt u weet van deze kwestie? Over welk middelenarsenaal beschikt u om in deze toch tot meer eenvormigheid te kunnen komen?
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, collega's, de inschrijving in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister wordt geregeld door de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en haar uitvoeringsbesluiten. Dat zijn de koninklijke besluiten van 16 juli 1992 die betrekking hebben op de volgende zaken : de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, de vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, het recht op verbetering van deze registers en het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister.
In uitvoering van de Lambermontakkoorden werd de wetgeving betreffende de organisatie en de werking van de gemeenten door middel van de bijzondere wet van 13 juli 2001 overgeheveld naar de gewesten, met uitzondering van de regelingen betreffende de registers van de burgerlijke stand.
Het antwoord op deze vraag behoort dus tot de bevoegdheid van de federale overheid. Met name de minister van Binnenlandse Zaken kan regels bepalen inzake het gemeentelijk inschrijvingsbeleid. De gewesten hebben daarin geen bevoegdheid.
De heer Jan Penris, voorzitter : Ik dank u voor dit bijzonder duidelijke antwoord. Ik zal vragen om het ook over te maken aan minister Landuyt, want hij stelde zichzelf dezelfde vraag als ik.
Het incident is gesloten.