Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 10/02/2004
Interpellatie van de heer Jos Stassen tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de recente uitspraken van de minister-president en de minister vice-president betreffende het Vlaamse deel van de fiscale amnestie
Interpellatie van de heer Johan Sauwens tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de recente uitspraken van de minister-president en de minister vice-president betreffende het Vlaamse deel van de fiscale amnestie
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Stassen tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, en van de heer Sauwens tot minister-president Somers, over de recente uitspraken van de minister-president en de minister vicepresident betreffende het Vlaamse deel van de fiscale amnestie.
Minister-president Somers antwoordt tevens in naam van minister Landuyt.
De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, fiscale amnestie is een paarse beslissing. Het probleem met de uitvoering is ook een paars probleem. Groen! heeft zich altijd verzet tegen de fiscale amnestie en de eenmalige bevrijdende aangifte (EBA). Mensen die hun belastingen correct betalen, worden benadeeld, want mensen die gefraudeerd hebben, worden beloond door een gunstig fiscaal tarief.
Door de uitspraken van minister-president Somers en minister vice-president Landuyt, die we konden lezen in De Tijd van 27 januari 2004, is het federale probleem van paars over de uitvoering van de fiscale amnestie, gedeeltelijk naar Vlaanderen gekomen.
Het federaal parlement keurde eind vorig jaar de wet houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte goed. De wet van 31 december 2003 werd gepubliceerd op 6 januari, en werd van kracht op 16 januari 2004. Sommen geld, kapitaal en roerende waarden die geregulariseerd worden, worden beschouwd als voldaan te hebben aan alle fiscale verplichtingen.
Vermits de fiscale kwesties in dit gefederaliseerde land een complexe zaak zijn, hebben een aantal belastingen, zoals de successierechten, te maken met bevoegdheden van de gewesten.
In het oorspronkelijke federale ontwerp van wet waren nogal wat verwijzingen naar de gewestelijke belastingen opgenomen. Zelfs niet-juristen kunnen zich afvragen of de federale wetgever zomaar kan verwijzen naar bevoegdheden van andere overheden. Het is niet meer dan normaal dat de Raad van State hier een aantal opmerkingen over maakt. De Raad van State zegt duidelijk : 'Het komt de gewestwetgevers toe, en alleen aan hen, om onder bepaalde voorwaarden af te zien van de inning van bepaalde gewestelijke belastingen ; de federale wetgever die uitspraak doet bij gewone meerderheid zou niet in hun plaats kunnen optreden, zonder zijn bevoegdheden te buiten te gaan.' Dit is een duidelijke stelling. De Raad van State heeft dit nog verder ontwikkeld in een advies. Bladzijde 25 van het stuk 2003/001 is daarover duidelijk.
De fiscale experts zeggen dat er 3 situaties zijn waarin fiscale amnestie wordt verleend : zwarte beroepsinkomsten van de jaren 1999, 2000 en 2001 ; niet aangegeven opbrengsten op fiscaal correct belaste kapitalen voor de periode 1999-2001 ; en niet door de successierechten aangegeven nalatenschappen, opengevallen tussen augustus 1993 en 31 december 2002.
In de toelichting bij het voorontwerp van ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat : 'De uitbreiding van de EBA tot de gewestelijke belastingen is immers de succesbepalende factor voor de federale wet.' Er is nog geen decreet. Er is zelfs nog geen ordonnantie. Er is nog geen enkel samenwerkingsakkoord door de diverse gewestparlementen goedgekeurd. Alleen de federale wet is ondertussen bijna een maand van kracht.
De adviezen van de Raad van State zijn grotendeels naar de prullenmand verwezen. Nog steeds is er de eenvoudige vraag, zoals in De Tijd van gisteren te lezen was : 'Wat als een burger beslist om tegoeden wit te wassen, als die kapitalen, of een deel ervan, verkregen zijn door bijvoorbeeld successierechten te ontduiken?'
Het is goed om te bekijken wat de fiscale experts hierover zeggen. De heer Dauginet, die door sommigen de geestelijke vader van de fiscale amnestie wordt genoemd, zegt dat er geen redenen zijn om te wachten met de EBA. Zijn redenering luidt :'Hoewel de gewesten de tarieven en de vrijstelling van de successierechten vastleggen, blijft de inning ervan een federale bevoegdheid.' Hij zegt dus dat er geen samenwerkingsakkoord of decreet nodig is. Er is volgens hem geen probleem.
De heer Haelterman, een van de adviseurs van federaal minister Reynders, zegt : 'We hebben een Vlaams decreet nodig om het probleem van de successierechten op te lossen.' Dit staat te lezen in Trends van 22 januari 2004. De heer Haelterman is van oordeel dat een decreet nodig is om de vereiste rechtszekerheid te bieden, en gaat dus niet akkoord met de heer Dauginet. Sterker nog, als topadviseur spreekt hij zijn minister tegen, want minister Reynders zegt iets anders. De heer Haelterman stelt de pertinente vraag of men de inningsprocedure zo kan veranderen, zodat de successierechten geen cent opleveren. Hij vraagt zich af of de federale wetgever op een geldige wijze de fiscus de opdracht kan geven om geen invorderingen te verrichten, terwijl de bevoegdheid daarvoor bij de gewestelijke parlementen ligt. Volgens deze expert gaat dit wel degelijk te ver. Ik denk dat hij gelijk heeft, maar om correct te zijn heb ik beide experts naast elkaar geplaatst.
Laat ons ook eens bekijken wat de Belgische banken zeggen, want zij zijn de spilfiguur in deze fiscale amnestieoperatie. Het volstaat om eens te kijken naar de websites. De banken zeggen iets anders dan de officiële federale communicatie. De website van minister Reynders zwijgt in alle talen over de problematiek van de bevoegdheden. De banken houden er, volgens de website, wel rekening mee. De banken zeggen dat de EBA-wet enkel de regularisatie van tegoeden beoogt, die de toepasselijke federale belastingen niet hebben ondergaan, zoals personenbelasting, BTW, beurstaks, leveringstaks op effecten aan toonder, douanerechten en accijnzen. De regularisatie van tegoeden waarbij gewestelijke belastingen zijn ontdoken, zoals successierechten, moet worden geregeld door gewestelijke wetgeving. Hier moet gewacht worden op een decreet van het Vlaams Gewest, een decreet van het Waals Gewest en een ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tegoeden waarop de verschuldigde successierechten niet werden betaald, kunnen uitsluitend worden geregulariseerd als de bevoegde gewesten de nodige wettelijke maatregelen hebben genomen. Dus de tegoeden waarop geen successierechten werden betaald, kunnen voorlopig niet worden geregulariseerd.
We kunnen stellen dat er nog geen duidelijkheid is over het gewestelijke onderdeel van de successierechten. Daarvoor moet er een samenwerkingsakkoord en een decreet komen, maar die zijn er nog niet. Ik wil nog eens duidelijk zeggen dat Groen! geen meerderheid zal leveren om het decreet en het samenwerkingsakkoord goed te keuren.
Vooral de successierechten hebben de eigenschap dat ze zowel 'legaal ontweken', als 'illegaal ontdoken' worden. De aanpak van de EBA-maatregel door de federale regering, tegen de diverse adviezen van onder meer de Raad van State in, valt uitsluitend en volledig onder de verantwoordelijkheid van de federale regering en de paarse meerderheid. Het gaat dus om de Vlaamse en de Franstalige liberale en socialistische partijen en Spirit. Dit heeft niets te maken met de Vlaamse meerderheid.
Bij de voorbereiding van de wet werd blijkbaar geïmproviseerd, zoals blijkt uit de moeilijke invoering. Er zijn weken nodig om antwoorden te geven op pertinente vragen.
Het is een paars probleem, dat op federaal en niet op Vlaams niveau moet worden opgelost. In het
Vlaams Parlement zal Groen! niet de meerderheid leveren om de federale maatregel inzake fiscale amnestie van toepassing te maken op de belastingen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. Als de paarse partijen en Spirit van oordeel zijn dat ze wel een meerderheid kunnen vinden, moeten ze dat maar proberen in het Vlaams Parlement, of het punt uitstellen tot na 13 juni.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even de reden meegeven waarom ik deze interpellatie heb ingediend. De keuze voor fiscale amnestie is gemaakt door de paarse meerderheid. We hebben daar nooit vragen over gesteld in het Vlaams Parlement, omdat het een paars en federaal probleem is. Door de uitspraken van minister-president Somers en minister vice-president Landuyt, heeft het Vlaamse niveau dit probleem naar zich toe getrokken, en werd de indruk gewekt dat de Vlaamse regering de beslissing heeft genomen om niet moeilijk te doenover ontdoken successierechten. Daarom heb ik het verzoek tot interpellatie ingediend. Niet omdat ik tegen de fiscale amnestie ben op federaal niveau, want we hebben andere kanalen om daarover onze onvrede te laten horen.
Er zijn uitspraken gedaan, en ik wil vragen wat daarvan de politieke draagwijdte is. Waar is de beslissing genomen? Welke beslissing heeft de Vlaamse regering genomen om deze uitspraken te wettigen?
Mijnheer de minister-president, bevestigt u de uitspraak die u deed in De Tijd van 27 januari? Bevestigt u dat de Vlaamse regering een gedoogbeleid voert voor het Vlaamse onderdeel van de fiscale amnestie? Zijn er met betrekking tot de ontdoken gewestbelastingen die onder de federale fiscale amnestiewet vallen, richtlijnen gegeven door de bevoegde Vlaamse minister? Hoeveel dossiers over successierechten werden de voorbije jaren opgevraagd en gecontroleerd? Hoeveel dossiers zijn er dit jaar al opgevraagd en gecontroleerd? Op welke regelgeving, decreet, besluit of beslissing van de Vlaamse regering, baseren de minister-president en de minister vice-president zich om ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap tot een gedoogbeleid aan te zetten?
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, ik heb dit interpellatieverzoek ingediend op het ogenblik dat ik hetzelfde artikel las als de heer Stassen. Op de voorpagina van een van de weinige Vlaamse kwaliteitskranten stond : 'Vlaams gedoogbeleid voor fiscale amnestie. Geen controle successierechten.' Dat was de boodschap.
Uit de verklaringen van de minister-president en de minister vice-president valt af te leiden dat de Vlaamse regering de facto een gedoogbeleid gaat voeren ten opzichte van het Vlaamse gedeelte van de fiscale amnestie, namelijk de successierechten, zolang er geen samenwerkingsakkoord is afgesloten en goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Het zou gaan om een 'herenakkoord' en ik citeer : 'We werken niet mee, maar we werken ook niet tegen. We gaan niet aandringen om de dossiers waarin sprake is van successierechten op te vragen en te controleren.' Dit is een prachtige boodschap natuurlijk, maar als democraat wil ik er toch een aantal vragen over stellen.
Ik lees in een van de propagandabrochures van minister Reynders : 'Waarvoor geldt de EBA? De eenmalige bevrijdende aangifte is een tijdelijke gunstmaatregel, waarbij de fiscus even een oogje dichtknijpt, terwijl u uw zwart of grijs geld witwast. Wie gebruik maakt van de EBA krijgt niet alleen fiscale, maar ook strafrechtelijke en sociale amnestie. Alle belastingen, socialezekerheidsbijdragen, belastingverhogingen, nalatigheidsintresten en boetes die verschuldigd waren, vervallen.'
Mijnheer de voorzitter, ik vind de wijze waarop dit gebracht wordt sociaal totaal onaanvaardbaar, en zelfs onethisch. Het betekent een beloning voor degenen die belastingen hebben ontdoken. Het is een grove onrechtvaardigheid ten opzichte van 80 tot 90 percent van de Vlamingen, van wie het inkomen tot op de laatste euro is gekend door de fiscus, die hun belastingen tijdig betalen en op een correcte manier door het leven gaan. (Opmerkingen van de heer André Denys)
Mijnheer Denys, ik weet dat dit pijn kan doen.
De heer André Denys : Het doet geen pijn. Het gaat over de gevolgen van de eenmalige bevrijdende aangifte op het aandeel van de successierechten. U kunt een discours houden over de betekenis van de EBA, maar we moeten wel binnen onze bevoegdheden blijven.
De heer Johan Sauwens : Het is ethisch onverantwoord en sociaal onrechtvaardig dat de VLD dit voor haar achterban voorstelt als een grote overwinning. Dat de sp.a dit aanvaard heeft, kan ik totaal niet begrijpen. Een van de gevolgen van die maatregel is dat de rijken nog rijker worden. Ik kan begrijpen dat de federale minister van Begroting 850 miljoen euro hoopt binnen te rijven, maar niet dat de socialisten, die zich verzetten tegen forfaitaire huisvuilbelasting, enzovoort, dit hebben aanvaard. Het Vlaams Parlement moet vrij en ongebonden zijn bevoegdheid kunnen uitoefenen inzake de successierechten.
De heer André Denys : Mijnheer Sauwens, zou CD&V, als ze in de regering treedt, als voorwaarde stellen dat die maatregel wordt teruggeschroefd?
De heer Johan Sauwens : CD&V zou de EBA terugschroeven en totaal ongedaan maken, en zeker op Vlaams niveau geen enkele medewerking verlenen aan wat nu wordt georganiseerd. Ik zeg dit namens CD&V. Het is goed dat we deze discussie voeren omwille van de rechtszekerheid, waar de mensen recht op hebben.
Mijnheer de minister-president, als Vlaming, democraat en beleidsvoerder ben ik bijzonder ontgoocheld in u. Ik heb een groot respect voor de parlementaire democratie, waarin het parlement mee de beslissingen neemt en de bakens uitzet, waarbinnen de regering en de administratie functioneren. Sinds wanneer kan een regering beslissen om decreten niet uit te voeren? Ik begrijp dat niet. Er is geen enkele betwisting over het feit dat de gewesten bevoegd zijn voor de successierechten en voor het al of niet toepassen van de fiscale amnestie. Dit debat hoort hier dus wel degelijk thuis. Als er een wijziging komt in de Vlaamse houding, dan moet het parlement dat goedkeuren en moeten de regering en de administratie zich daaraan houden.
De Vlaamse regering treedt op als een college. Dat is niet hetzelfde als de federale regering. Mijnheer de minister-president, spreekt u namens de regering of spreekt u in eigen naam? 'Minister Sannen hekelt Vlaams gedoogbeleid fiscale amnestie,' lees ik in de krant. Hij zegt : 'De Vlaamse regering moet optreden om fraudedossiers te controleren, maar dat gebeurt niet. Ik laat dat voor de verantwoordelijkheid van minister-president Somers en minister Landuyt. Ik sta voor voldongen feiten. Als een minister zijn werk niet doet, dan heb ik daar weinig vat op.'
Mijnheer de minister-president, hebt u gesproken namens de regering en zijn er instructies gegeven namens de regering? Wij hebben het recht om dat te weten.
Mijnheer de minister-president, ik heb het gevoel dat deze beslissing werd genomen met enkele personen aan een gezellige tafel in Vlaanderen of Brussel, of met Franstaligen. Zo is het gebeurd met het uitstel van de discussie over de kiesomschrijvingen, en zo gebeurt het nu met deze EBA. Ik ben heel ontgoocheld dat u zo weinig respect aan de dag legt voor de regering en zeker voor het Vlaams Parlement. Als democraat vind ik dit totaal onaanvaardbaar.
Mijnheer de minister-president, ik ben ook ontgoocheld als Vlaming.U hebt altijd met veel woorden gepleit voor Vlaamse autonomie en zelfbestuur, en dat we daar maximaal gebruik moeten van maken. U gaat ook in tegen de stelling dat de verkiezingen moeten samenvallen. U bent in de voetsporen getreden van sommigen van uw voorgangers, die resoluut hebben gepleit voor een autonoom Vlaanderen dat op een volwassen wijze de bakens uitzet binnen het bestaande wettelijk kader. Nooit voorheen echter heb ik een Vlaams minister-president gezien die zo slaafs mee de problemen van de federale overheid helpt oplossen, zoals u hier vandaag doet. U miskent totaal de wettelijkheid, u ontkent uw eigen meerderheid in de regering en in het parlement en u bevestigt week na week dat uw Vlaamse regering tweederangs is. Die ontpopt zich als een regering van woordvoerders, van uitvoerders van wat elders is beslist. Dat staat totaal haaks op de grondwettelijke autonomie die we in Vlaanderen hebben verworven.
Mijnheer de minister-president, ik kan niet begrijpen dat u de bevolking op deze manier een heel groot risico laat lopen. U zegt dat er geen controle is op de successierechten. U hebt al gezegd dat u dat zo niet bedoelt, en misschien doet u dat straks ook. Misschien zijn er geen instructies geweest voor de ambtenarij, maar u hebt het ook niet tegengesproken. 'Geen controle successierechten, Vlaams gedoogbeleid voor fiscale autonomie', zo staat het in de krant. U weet dat dit juridisch niet kan omdat daarover decreten en tarieven bestaan, en instructies voor ambtenaren. U brengt dus sommige mensen in gevaar, want u hebt geen enkele zekerheid dat er niet dit jaar of het volgende toch aanslagen zullen zijn om successierechten te betalen. Mensen die dit aanvaarden, lopen een heel groot risico om te worden getroffen door de bestaande successieregeling.
We hebben vandaag een voorstel van decreet ingediend, niet om het verleden wit te wassen, maar om de fiscale heffingen te verlagen. De successierechten zijn sinds 1 januari 1997 drastisch verlaagd in Vlaanderen. Ze worden correcter aangegeven. In 1996 waren de opbrengsten 360.000 euro, in 1997 waren die 366.000 euro en de volgende jaren zijn ze gegroeid naar 614.000 euro, en naar 639.000 euro in 2003. Zwart en grijs geld is dus wit geworden, niet door een ethisch onverantwoorde amnestiemaatregel, maar door lagere tarieven. De mensen voelden zich rustig en veilig door lagere tarieven die niet nadelig zijn voor de opbrengst voor de schatkist en die vooral sociaal en gezinsvriendelijk zijn. We stellen dus voor om de tarieven aan te passen tot 3 en 6 percent, naargelang van de orde van grootte.
Mijnheer de minister-president, we beschouwen dit als een bijzonder ernstig incident. We tillen erg zwaar aan de wijze waarop er wordt omgegaan met de rechtszekerheid, met de Vlaamse decreten en met de principes die onze democratische rechtsstaat overeind hebben gehouden. We kijken met veel belangstelling en nieuwsgierigheid uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Minister-president Somers heeft het woord.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer de voorzitter, collega's, de interpellaties van de heren Stassen en Sauwens hebben betrekking op de EBA en op de positie van de Vlaamse regering in dit dossier. We moeten hierin twee belangrijke zaken onderscheiden. Ten eerste is er de vraag of de Vlaamse regering, naar aanleiding van de wet van 31 december 2003 met betrekking tot de EBA, een decretaal initiatief neemt, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Vlaams Parlement, en dat een Vlaamse component vormt van die wetgeving, met betrekking tot de successierechten. De Vlaamse regering zal geen initiatief nemen en zal dus geen ontwerp van decreet indienen, waarmee ze een gelijklopende regeling zou willen introduceren op het Vlaamse niveau met betrekking tot de successierechten. Mijnheer Stassen en mijnheer Sauwens, als u dat een gedoogbeleid - een woord dat ik niet expliciet gebruikt heb - wilt noemen, dat de situatie in Vlaanderen laat zoals ze is zonder een initiatief te nemen, dan kunt u dat doen. Ik benadruk dus dat de Vlaamse regering geen decretaal initiatief neemt ten aanzien van de EBA inzake successierechten.
Ten tweede is er de vraag welke de houding is van de Vlaamse regering ten aanzien van het administratief beleid inzake de inning van de successierechten. Het gaat over federale ambtenaren. Artikel 5, paragraaf 3 van de bijzondere financieringswet van 1989 bepaalt dat de invordering van gewestelijke belastingen, waaronder de successiebelastingen, geschiedt door federale ambtenaren. Er zijn dus geen Vlaamse ambtenaren betrokken bij het innen van de successierechten. En er is ook geen hiërarchische band tussen de Vlaamse regering en de federale ambtenaren. Ongeacht het al of niet bestaan van zo'n band, is het duidelijk dat de ambtenaren het wetboek van de successierechten moeten toepassen. Het zou fout zijn als de Vlaamse regering initiatieven neemt ter versterking of ontkrachting van het Wetboek der successierechten.
Welke is dan de situatie van de Vlaamse rechtsonderhorige die een beroep doet op de federaal geregelde EBA ten aanzien van zijn nog verschuldigde successierechten? Artikel 5 van de wet van 31 december 2003 houdende de invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, bepaalt dat de aangifte of een betaling in het kader van die aangifte, niet mag worden gebruikt als aanwijzing om fiscale onderzoeks- of controleverrichtingen uit te voeren, mogelijke inbreuken op de belastingwetgeving te melden of inlichtingen uit te wisselen. Als iemand gebruik maakt van die federale wetgeving voor een aangifte of een betaling, kan dat niet dienen als bewijs in een onderzoek naar het al dan niet betaald hebben van de successierechten.
Mijnheer Stassen, u hebt gezegd dat de heer Haelterman in De Standaard beweert dat hij in grote mate de visie van de heer Dauginet volgt. Beiden zeggen dat artikel 100 van het Wetboek der successierechten, dat een bankonderzoek mogelijk maakt, wordt ingeperkt door artikel 5 van de wet van 31 december 2003. Dit artikel 5 zegt dus dat een EBA of een betaling in het kader daarvan, niet kan worden aangewend om artikel 100 van het Wetboek der successierechten van kracht te laten worden. Artikel 3 van de wet van 31 december 2003 spreekt over een algemene immuniteit naar aanleiding van een betaling in het kader van een EBA. Dat vormt een hypothetisch juridisch probleem. Een mogelijke interpretatie is dat dit artikel uitsluitend betrekking heeft op de federale wetgeving, en dus niet van kracht is op de regionale decreetgeving en op de successierechten.
Als een erfgenaam naar aanleiding van een overlijden, aangifte doet van het vermogen van een erflater en expliciet vermeldt dat er een beroep is gedaan op de wet van 31 december 2003, dan kan op basis daarvan een proces-verbaal worden opgemaakt door een ontvanger in het kader van de wetgeving op de successierechten en gebeurt er een inning. Dit is een hypothetisch geval dat in de praktijk weinig of niet voorkomt. Dit wordt gestaafd door de omvang van het aantal controles dat vandaag gebeurt. Er gebeuren geen systematische controles. Controles gebeuren vaak op basis van flikkerlichten, die bijvoorbeeld een discrepantie tussen het roerend en het onroerend vermogen aan het licht brengen. Dat stimuleert een ontvanger van successierechten om na te gaan of het onroerend vermogen overeenstemt met wat werd aangegeven. In 2002 zijn er 102.299 aangiften van nalatenschap ingediend. In totaal zijn er 667 bankonderzoeken gebeurd. Dat betekent dat 0,5 tot 1 percent van de totale aangifte werd onderzocht.
De Vlaamse regering neemt dus geen decretaal initiatief naar aanleiding van de EBA, en geeft geen richtlijnen aan de administratie. Het is uiterst betwistbaar, ik denk zelfs constitutioneel onmogelijk, want er is geen hiërarchie. Zoals de heer Sauwens terecht zegt, zou het juridisch fout zijn als we richtlijnen geven aan ambtenaren die geacht worden het Wetboek der successierechten toe te passen.
Dankzij artikel 5 van de wet van 31 december 2003 ontstaat er geen nieuw probleem voor wie successierechten moet betalen, en gebruik maakt van de EBA. De EBA kan niet gebruikt worden als aanwijzing voor een onderzoek naar successierechten. Artikel 3 creëert een hypothetische mogelijkheid, maar die is voor ons de facto onbestaande. Dat is het standpunt van de Vlaamse regering.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de minister-president, als ik u goed begrijp, zegt u dat u nooit over gedogen hebt gesproken, want dat betekent door de vingers zien, oogluikend toestaan, zich niet verzetten.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer Stassen, het gaat om het zich niet verzetten tegen de EBA op federaal niveau. Er is een mogelijkheid voor de Vlaamse regering om dit wel te doen. De bijzondere financieringswet maakt het mogelijk dat de Vlaamse overheid, gebruik makend van de autonomie, bepaalt om zelf in te staan voor de inning van de successierechten. We kunnen een eigen fiscale administratie organiseren om dit te doen. Ik denk dat mijn voorgangers verstandig zijn geweest om dat niet te doen. Gezien de kostprijs en het instrumentarium dat nodig is om dit op een efficiënte manier te doen, is het verstandiger om dit toe te vertrouwen aan één administratie en hierover afspraken te maken.
Een van de mogelijkheden om ons wel te verzetten tegen de EBA, is te reageren in het kader van de bijzondere financieringswet, en een decretaal initiatief te nemen om zelf de organisatie en de inning van de successierechten te regelen. De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om dat niet te doen.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de minister-president, ik begrijp uit uw antwoord dat de Vlaamse regering op geen enkele manier een standpunt heeft ingenomen over de EBA. Uit het krantenartikel zou kunnen worden afgeleid dat het gedoogbeleid betekent dat we niet optreden tegen mensen die successierechten willen witwassen. U zegt dat dit niet het geval is. De Vlaamse regering heeft dus geen standpunt ingenomen. U zegt dat deze Vlaamse meerderheid zich op geen enkele manier heeft verbonden om de fiscale amnestie voor gewestelijke belastingen uit te voeren.
Minister-president Bart Somers : De Vlaamse regering heeft besloten om geen enkel initiatief te nemen, noch als actie, noch als reactie.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de minister-president, dan begrijp ik niet dat u zegt niet te zullen aandringen om dossiers, waarin sprake is van successierechten, op te vragen en te controleren. U hebt nu gezegd dat we geen betrokken partij zijn. De Vlaamse regering neemt geen standpunt in, en het is de federale overheid die, volgens artikel 5 van de EBA-wet, het probleem moet oplossen.
Het probleem is dat uw uitspraak door banken en anderen gebruikt zal worden om te zeggen dat de Vlaamse regering niet zal optreden. Met de bedoeling om van de EBA-wet toch nog een succes te maken, wordt aan mensen gezegd dat ze alles kunnen witwassen.
Ik wil aantonen dat het probleem van de fiscale amnestie een paars probleem is. Wij willen op geen enkele manier politiek verantwoordelijk zijn voor het succes van de wet. Mijnheer de minister-president, daarom heb ik geïnterpreteerd dat u met uw uitspraak zegt dat de Vlaamse overheid kan optreden, maar het niet doet.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer Stassen, mijn woordvoerder heeft perfect het standpunt weergegeven. Ik citeer : 'We werken niet mee,maar we werken ook niet tegen. We gaan niet aandringen om de dossiers waarin sprake is van successierechten op te vragen en te controleren.'
We zouden kunnen tegenwerken door het administratief instrumentarium om onze successierechten te innen en te controleren, te versterken. Dit kan door een beroep te doen op de mogelijkheden die de bijzondere financieringswet van 1989 ons aanreikt.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister-president, u geeft toe dat u richtlijnen kunt geven aan de ambtenaren. U zegt dat het kan, maar dat het niet gebeurt.
Minister-president Bart Somers : Het moet duidelijk zijn wat we kunnen doen. Binnen het kader van de bijzondere financieringswet kunnen we, na het voorziene overleg, ertoe overgaan om een eigen administratie te organiseren. Vanaf een bepaalde datum staan we dan zelf in voor de inning van de successierechten. Dit is perfect mogelijk.
Door het kader en de actiemogelijkheden uit te breiden, is het perfect mogelijk dat de Vlaamse regering, door middelen in te schrijven in de begroting, de actieradius verbreedt. De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om de goede regeling van 1989 te behouden.
De heer Johan Sauwens : De verwarring wordt natuurlijk groter. Er wordt gedeeltelijk ontkend wat gezegd is. Het was de bedoeling om te zeggen dat er de facto een gedoogbeleid is.
Er wordt bij herhaling verwezen naar het ontbreken van een hiërarchische band. Dat klopt weliswaar voor het personeelsstatuut, maar het gaat om federale ambtenaren, die taken uitvoeren voor de Vlaamse regering en administratie.
Niemand kan beletten dat een ambtenaar, op het ogenblik dat hij indicaties heeft dat er in het kader van de EBA-wet aangiften gebeuren die wijzen op ontdoken successierechten, optreedt in zijn opdracht als federaal ambtenaar in Vlaamse dienst, een onderzoek doet en een vordering instelt. Er is absoluut geen zekerheid voor de mensen. Informatiebrochures zeggen het volgende : 'Erfenis- en registratierechten zijn regionale belastingen. In een samenwerkingsakkoord werd met de gewesten afgesproken dat Vlaanderen, Brussel en Wallonië het nodige zullen doen om de fiscale amnestie ook op de successierechten van toepassing te verklaren.'
Mijnheer de minister-president, hierop zegt u dat er geen samenwerkingsakkoord is goedgekeurd.
Minister-president Bart Somers : Er is geen samenwerkingsakkoord door de Vlaamse regering goedgekeurd.
De heer Johan Sauwens : De federale overheid heeft laten uitschijnen dat er wel een samenwerkingsakkoord is.
In de informatiebrochure staat verder : 'Het Vlaams Parlement weigert voorlopig een decreet goed te keuren, waardoor de EBA ook zou gelden voor ontdoken successierechten. De federale overheid moet de regionale belastingen innen en de procedure vastleggen hoe dit gebeurt. Theoretisch zou de federale overheid kunnen beslissen om Vlaamse ontdoken erfenisrechten niet te innen, en op die manier de facto fiscale amnestie te verlenen voor deze belastingen. In de praktijk kan dat de nodige problemen opleveren. Wie geen risico wil lopen, rekent daar dan ook beter niet op.'
Dit zou beter de boodschap zijn die u, binnen het huidige decretale kader en met de afspraken die binnen de Vlaamse regering zijn gemaakt, naar buiten brengt. De Vlaamse belastingbetaler loopt risico indien hij, in uitvoering van de EBA-wet, erop rekent dat er ook geen probleem is voor de successierechten. Die zekerheid is er vandaag niet.
De minister vice-president is expliciet : 'Er is de facto een gedoogbeleid. Zolang we er bij de federale overheid niet op aandringen om de dossiers over de successierechten eruit te halen, is er geen probleem, en kan de operatie van start gaan.' Op de vraag of deze houding geen onduidelijke situatie creëert, antwoordt minister vice-president Landuyt : 'Ik denk dat de situatie voor de banken tamelijk geruststellend is.'
Dat is vandaag echter niet zo. We kunnen beter klare wijn schenken, zeggen dat er voor de successierechten geen wijziging van het decreet is, en dat degenen die via EBA ontdoken erfenisrechten willen witwassen, een bijzonder risico lopen om in de volgende periode een extra aanslag te krijgen. Dat is ook de uitleg die ik vandaag heb gehoord.
Als beleidsvoerders moeten we veel meer voor duidelijkheid zorgen. Zeker inzake fiscale materies is het, zoals nu via dit artikel, onverantwoord om onduidelijkheid te laten bestaan.
De heer Jos Stassen : Het is duidelijk dat Groen! tegen deze EBA-wet gekant blijft. Op Vlaams niveau zal er, samen met ons, zeker geen initiatief worden genomen.
Als er problemen zijn met de uitvoering, en als mensen misschien achteraf problemen krijgen omdat ze successierechten hebben witgewassen in de veronderstelling dat alles in orde was, is dit alleen de verantwoordelijkheid van paars.
De voorzitter : Minister-president Somers heeft het woord.
Minister-president Bart Somers : Ik begrijp de heer Sauwens, want het is de opdracht van de federale oppositie om verwarring te creëren.
Ik zal duidelijk zijn, want het artikel in De Tijd geeft perfect de positie weer van de Vlaamse regering. De Vlaamse regering neemt geen decretaal initiatief met betrekking tot een regionale eenmalige bevrijdende aangifte voor de successierechten. We zijn een collegiaal orgaan. Daarover is geen consensus, zoals er over heel veel zaken, in welke regering ook, geen consensus bestaat.
Jammer genoeg kan ik mijn collega's van de meerderheid er niet van overtuigen om het volledige VLD programma uit te voeren, en slagen de collega's van Groen! er niet in om er ons van te overtuigen hun volledige programma uit te voeren. Er zijn genoeg raakpunten tussen de verschillende programma's om een boeiend project uit te werken. Daar zijn we al een paar jaar mee bezig.
Mijnheer Sauwens, het is juist dat de Vlaamse regering geen gebruik maakt van de instrumenten die zij op basis van de grondwettelijke bevoegdheden heeft om de successierechten op een andere manier te innen. Artikel 5, paragraaf 3 bis en paragraaf 4 van de bijzondere financieringswet bepalen dat zolang de federale overheid de successierechten invordert, dit ook gebeurt volgens de door haar bepaalde procedureregels. Zolang de federale overheid de successierechten int, is artikel 5 van de wet van 31 december 2003 van kracht. Als we het morgen zelf organiseren, is artikel 5 van de EBAwet niet meer van kracht. De Vlaamse regering neemt geen initiatief om het zelf te organiseren, dus is artikel 5 van de EBA-wet van kracht. Artikel 5 zegt dat een aangifte of betaling in het kader van een eenmalige bevrijdende aangifte niet gebruikt mag worden als een aanwijzing dat men successierechten verschuldigd is. De wet is zeer helder.
Mijnheer Sauwens, er waren acties mogelijk. We konden gebruik maken van de bijzondere financieringswet en zelf onze administratie uitbouwen. We hebben de afweging gemaakt, en beslist om dit niet te doen. Dus is artikel 5 van de federale wet van 31 december 2003 van kracht.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de voorzitter, op dat punt merkt de heer Haelterman op dat er een probleem is als de federale overheid, onder andere door dat artikel, de inningsprocedure van de successierechten zodanig kan veranderen dat er zelfs geen opbrengst meer is.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer Stassen, de heer Haelterman maakt die opmerking bij artikel 3 van de wet van 31 december 2003, niet bij artikel 5. Artikel 3 gaat over een algemene immuniteit. Er is een technisch-juridische discussie of de algemene immuniteitsregel, vervat in artikel 3 - wat iets helemaal anders is dan artikel 5, dat zegt dat het niet mag worden gebruikt als bewijs -, alleen geldig is op federaal niveau, of ook op Vlaams niveau. Daarover verschillen de juristen van mening. De heer Dauginet stelt dat het zowel op de federale als de Vlaamse wetgeving van toepassing is. De heer Haelterman zegt dat het alleen toepasbaar is op de federale wetgeving.
Ook als we de stelling van de heer Haelterman volgen, wat de meest rigide is voor de positie van de Vlaamse belastingbetaler, is er de facto geen probleem. De stelling van de heer Haelterman betekent dat de Vlaamse belastingbetaler tot het halve percent moet behoren dat gecontroleerd wordt, en bovendien in zijn aangifte in het kader van de successierechten, expliciet moet vermelden dat de erflater gebruik heeft gemaakt van de wet van 31 december 2003. Naar mijn aanvoelen is dit een hypothetische mogelijkheid, maar ik sluit dit niet voor 100 percent uit. Het is wel uitgesloten vanaf hetmoment dat de erfgenaam er geen melding van maakt in zijn aangifte van de eenmalige bevrijdende aangifte.
De heer Jos Stassen : De heer Haelterman zegt dat de federale wetgever zodanig ver kan gaan, dat door de verandering van de procedure ook de inkomsten kunnen veranderen. Het is belangrijk om hierover na te denken.
Ik pleit er niet voor om alles te regionaliseren. Die vraag hebben we nooit gesteld. Ik wil enkel zeggen dat er door de federale interpretatie politieke problemen kunnen ontstaan over de inning.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister-president, ik kan moeilijk begrijpen dat u zegt dat een federale wet, via een procedureregeling, de Vlaamse bevoegdheid inzake successierechten kan uithollen. Dit zou een aantasting zijn van de bevoegdheidsverdeling zoals die bij bijzondere wet is vastgelegd. Dit kan niet.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer Sauwens, de financieringswet dateert van 1989. U weet welke partij die wet heeft goedgekeurd. Misschien hadden we ons toen tegen die wet moeten verzetten.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister-president, ik vind het sterk dat u zegt dat de mensen kunnen doen wat ze willen, omdat er toch bijna niet wordt gecontroleerd.
Minister-president Bart Somers : Dat heb ik niet gezegd.
De heer Johan Sauwens : Jawel, het gaat om 679 controles op 102.000 dossiers. Er wordt een sfeer gecreëerd dat er geen probleem is. De ambtenaren zullen er zich niet mee bemoeien, want er is artikel 5. Zij moeten wel de Vlaamse regelgeving inzake successierechten uitvoeren. Dat is hun opdracht. Daarop moeten ze gecontroleerd worden door de Vlaamse regering. Het feit dat ze onder een ander personeelsstatuut vallen, is een andere zaak.
Indien een Vlaming in 2005 geconfronteerd wordt met het feit dat de administratie voor de inning van de successierechten, in het kader van een bankcontrole, een spontane aangifte of na echtscheidingsperikelen, weet heeft van een aantal zaken, zal hij mee moeten betalen. Mijnheer de minister-president, eigenlijk zegt u vandaag dat het samenwerkingsakkoord niet nodig is, omdat u de fiscale amnestie uitvoert.
Minister-president Bart Somers : Ik heb met bewondering geluisterd naar uw betoog, waarin u een democratische bekommernis ten gehore brengt. De belangrijkste bekommernis van een parlementair democraat is het respecteren van het constitutioneel landschap en de constitutionele bevoegdheidsverdeling. De limitatieve bevoegdheden in het kader van de bijzondere financieringswet die ons met betrekking tot de successierechten werden toebedeeld, betreffen heffingsgrondslag, tarieven en vrijstellingen.
Artikel 5, paragraaf 3 van de bijzondere financieringswet, zegt : 'Tenzij het gewest er anders over beslist, zorgt de staat, met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels, kosteloos voor de dienst van de in artikel 3 bedoelde belastingen - waaronder de successierechten - voor rekening van en in overleg met het betrokken gewest.' Als artikel 5 van de EBA-wet de procedureregels met betrekking tot de EBA omschrijft, dan blijft dit volkomen binnen de constitutionele bevoegdheden. We kunnen dat politiek betreuren, maar als democraten moeten we dit respecteren in het belang van de burgers en van de rechtszekerheid. We mogen daarover geen onduidelijkheid laten bestaan.
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Ik heb eenzelfde probleem. Inzake spelen en weddenschappen, die volledig zijn overgeheveld naar de regio's, beroept het tweede advies van de Raad van State over het voorstel van decreet op de paardenwedrennen zich op de inning, om te zeggen dat we controlerecht hebben op de betrouwbaarheid inzake de toekenning van de licenties. Zolang we niet innen, blijft er echter een band met de federale overheid. Op basis van die uitspraak ben ik er voorstander van om in de toekomst zelf te innen. De adviezen van de Raad van State zijn in die zaak ontgoochelend omdat de federale overheid put uit zaken die ten gronde niet juist zijn.
Minister-president Bart Somers : Dat toont aan dat onze fiscale autonomie beperkt is.
De heer Johan Sauwens : Destijds regelde de federale administratie de inning van de onroerende voorheffing. Na een aantal jaren hebben we dat zelf gedaan. Wie ook de inning doet, de ambtenaren hebben dezelfde opdrachten. Dit kunnen we niet overlaten aan de toevalligheid dat ze federaal of Vlaams zijn. Ze moeten de Vlaamse decreten binnen het grondwettelijk Belgisch kader uitvoeren.
Vlaanderen heeft de volledige bevoegdheid over de successierechten. Als er ooit fiscale amnestie wordt toegekend inzake successierechten, dan moet dat in het Vlaams Parlement gebeuren.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer Sauwens, u bent mist aan het spuien. Als ik als eerlijke burger morgen naar de ontvanger van de successierechten stap en hem meedeel dat ik erfgenaam ben van een erfenis van een erflater waarop nog successierechten moeten worden geïnd, en dat ik een beroep heb gedaan op de federale wetgeving, maar vanuit een sterke Vlaamse bekommernis de Vlaamse kas wil spijzen, dan zal ik die successierechten moeten betalen. Laat daarover geen misverstand bestaan. Het enige wat de wet van 31 december 2003 expliciet zegt, is dat de aangifte of de betaling in het kader van de EBA niet kan worden gebruikt als een aanwijzing om successierechten op te vorderen.
Mijnheer Sauwens, ik geloof dat we elkaar vandaag niet kunnen overtuigen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Stassen, door de heer Sauwens en door de heer Boutsen werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.