Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 10/02/2004
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de stijging van het aantal zwaarlijvige tieners in Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Merckx tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de stijging van het aantal zwaarlijvige tieners in Vlaanderen.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, Vlaamse meisjes van 15 jaar kampen na de Amerikaanse meisjes van 15 jaar het meest met zwaarlijvigheid. Dat is weer maar eens gebleken, deze keer uit een Deense wetenschappelijke studie waarin ongeveer 30.000 tieners uit de 15 EU-landen werden onderzocht. Van de 15-jarige Vlaamse meisjes zou 7 percent kampen met obesitas. Van de Vlaamse 15-jarige jongens is dat 4 percent. Ook in Vlaanderen werden reeds studies gemaakt over dat onderwerp, en daaruit is gebleken dat het zeer slecht is gesteld met het gewicht van onze jongeren.
Overgewicht is een rechtstreekse aanleiding tot de ontwikkeling van diabetes. Artsen waarschuwen al jaren voor een diabetesepidemie. Ik beperk me tot een weergave van de feiten, zonder te overdrijven. Zwaarlijvigheid wordt dus een groot probleem in onze samenleving, en veroorzaakt een aantal gezondheidsproblemen waarvan de behandeling veel geld kost. De medische kosten die rechtstreeks het gevolg van zwaarlijvigheid zijn, bedroegen in 1999 reeds 26,6 miljard frank. Dat is een hoog bedrag.
Heel wat jongeren ervaren hun zwaarlijvigheid als hinderlijk. Dat is overduidelijk. Het Zeepreventorium in De Haan heeft de jongste tijd al heel wat media-aandacht gekregen. De lange wachtlijst staat daarbij meestal in de kijker.
Zwaarlijvigheid heeft ook psychologische gevolgen. Zwaarlijvige tieners worden door hun leeftijdgenootjes nauwelijks aanvaard. Minister Vogels heeft getracht iets te doen aan die psychologische aspecten, maar ik denk dat heel wat pesterijen een gevolg zijn van overgewicht. Zwaarlijvige jongeren zijn dan ook niet zelden depressief, schoolmoe en lusteloos.
Minister Demotte heeft de voorbije weken veel preventieve acties op touw gezet in verband met jongeren en sigaretten, maar eigenlijk moeten er dringend acties komen in verband met zwaarlijvigheid. De heer Hoppenbrouwers, professor jeugdgezondheidszorg, stelt dat op 20 jaar tijd obesitas bij jongeren is uitgegroeid tot een epidemie. Het probleem kan niet onderschat worden, en is niet weg te denken uit onze maatschappij. Wat is er tijdens deze regeerperiode al gebeurd om het probleem te counteren? Welke maatregelen wilt u in de toekomst nog nemen?
Zwaarlijvigheid heeft niet alleen fysieke gevolgen, maar ook zware psychologische gevolgen. Het is dan ook duidelijk dat het niet volstaat zomaar wat tips te geven over gezonde voeding aan kinderen op school. Er is ook professionele hulp nodig. Kan Vlaanderen die hulp bieden? Wie kan die professionele hulp dan geven? Welke middelen worden daarvoor ingezet? Hoeveel cliënten - ik spreek liever nog niet van patiënten - kunnen daar per jaar terecht?
Er is nood aan degelijke opvangprogramma's voor zwaarlijvige jongeren. Dat bewijst het succes van het Zeepreventorium in De Haan, waar tientallen kinderen op een lange wachtlijst staan. Hoe wilt u dit probleem aanpakken?
De directe kosten bij het Riziv bedroegen 26,6 miljard frank in 1999. Als de stijging zich doorzet, worden de kosten onbeheersbaar. Preventie is dus noodzakelijk. Hoe zit het daarmee? Het decreet op de preventieve gezondheidszorg is goedgekeurd. Misschien kunt u ons dan zeggen op welke wijze in de uitvoeringsbesluiten specifiek aandacht zal gaan naar of daadwerkelijk iets zal gebeuren aan preventie van overgewicht.
In een omzendbrief aan de LOGO's in november 1999 werd de opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar acties in scholen, bedrijven, administraties en grootkeukens. Wat is er met dat onderzoek gebeurd? Zijn de resultaten al bekend?
Het is duidelijk dat het probleem van de toename van het aantal diabetespatiënten dringend moet worden aangepakt. Het decreet preventieve gezondheidszorg biedt een hefboom, maar hoe gebeurt het concreet?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, collega's, ook deze vraag heeft betrekking op gezond leven en gezonde voeding. Ik beperk me in mijn antwoord tot de meerwaarde die we kunnen bieden voor jongeren en tot de onderzoeken die u hebt vermeld.
Omtrent eetstoornissen bij jongeren werken we samen met professoren van de universiteiten van Leuven en Gent, de Wetenschappelijke Vereniging Huisartsen en de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging Jeugdzorg, aan een inventaris van alle bestaande methodieken voor de aanpak van het probleem van zwaarlijvigheid. Bij die eerste studie is gebleken dat er onvoldoende deskundigheid is bij huisartsen, leerlingbegeleiders, en centra voor geestelijke gezondheidszorg.
We werken nu aan een tweede deel van het project, waarin we ons toespitsen op een goede methodiek. Het is de bedoeling dat we meer conclusies kunnen trekken uit wat we bij de inventarisatie hebben vastgesteld, en dat we kunnen zorgen voor een vroege diagnostiek en een aangepaste behandeling.
Een deel van de campagne wordt uitgewerkt samen met scholen en jongeren. Het gaat telkens over minder vet en suikers, en meer voedingsvezels en koolhydraten, als het ware verpakt in een peer en een appel, zodat duidelijk wordt gemaakt wat die elementen precies zijn. Voor de jongeren beginnen we met het fruitproject Tuttifrutti. We doen dat samen met de LOGO's, om het zo dicht mogelijk bij de jongeren te brengen. Alvast 20 van de 26 LOGO's willen aan de actie deelnemen.
Aan de KU Leuven is een onderzoek gevoerd, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, onder de titel 'Professionalisering van preventie en behandeling van jongeren met eetstoornissen'. We hebben in dat onderzoek niet alleen gekeken naar het aantal jongeren, maar ook naar de oorzaken, de behandeling en de preventieve acties die nodig zijn. Er is een kleine 200.000 euro voor uitgetrokken.
Er komt een draaiboek voor de CLB's en de huisartsen, zodat ze specifiek kunnen inspelen op de doelgroep van jongeren van tien tot twintig jaar. Uit de eerstgenoemde studie is gebleken dat er een probleem was met de deskundigheid. We willen die deskundigheid in de centra voor geestelijke gezondheidszorg bevorderen aan de hand van een vervolgproject. De motor achter dat concept is mevrouw Vandeputte, die in Limburg actief is.U zei al dat het niet alleen een kwestie van eten is, maar soms ook in het hoofd zit. We willen dan ook de psychologische benadering van de problematiek zeker niet verwaarlozen.
Het aantal plaatsen in het Zeepreventorium is beperkt. Dat is afhankelijk van de programmatie van minister Demotte, die een conventie heeft afgesloten met het Medisch Pediatrisch Centrum in De Haan en het Riziv. Daarbij is het aantal vastgelegd op 120 personen. Er wordt bovendien getoetst aan heel strenge criteria, waaronder de BMI en de motivatie van de jongeren en hun ouders om de behandeling en begeleiding te volgen. De opnameduur is soms tot negen maanden, verdeeld in een fase van gewicht verliezen en een fase om te stabiliseren. Dus ook de federale overheid houdt rekening met het psychologisch aspect bij de aanpak van het probleem.
Er is een convenant afgesloten met het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie VIG, dat jongeren benadert met een brede waaier aan informatie. Zo is er een educatieve cd-rom over voeding voor twaalf- tot achttienjarigen, onder de titel '(W)eet je alles? - Blauwe schijf voeding'. Voor leerkrachten in het basisonderwijs is er een ringmap met de titel 'Gezondheid, je kunt er zelf iets aan doen - Voeding'. Er is ook een driedelige map als handleiding bij de voedingsdriehoek met de titel 'Hoe evenwichtige voeding bevorderen?'.
We hadden graag een vergelijkend resultaat gekregen van het werk dat op plaatselijk of regionaal niveau gebeurt. Ik geloof sterk dat het op dat niveau mogelijk is te leren van elkaar. We kunnen de verschillende ervaringen echter moeilijk vergelijken omdat er geen eenduidige manier van rapporteren is. De administratie kan dan ook geen synthese van de gegevens maken.
We hebben echter wel de gegevens per LOGO. Die worden nu geaggregeerd met behulp van een systeem met de naam RAIL, registratie van acties volgens indicatoren door de LOGO's. Vanaf 2004 moeten we de gegevens die nu worden verzameld beter met elkaar kunnen vergelijken dankzij een eenvormiger rapportering. De eerste rapportering is voorzien voor maart of april 2004.
De betrokkenheid van verenigingen is zeer belangrijk. Bijvoorbeeld voor diabetespatiënten kiezen we ervoor te verwijzen naar hun verenigingen. In dit geval is er bijvoorbeeld de website www.diabetes- vdv.be. De gezondevoedingcampagne is gesignaleerd aan thematische verenigingen zoals de diabetesverenigingen, omdat die jaar in jaar uit met voeding bezig zijn. We hebben het dan ook graag als zij willen inspelen of anticiperen op de campagne.
We gaan niet met de voedingsindustrie rond de tafel zitten, evenmin als we dat doen met de tabaksproducenten. We kiezen voor een preventief beleid. Echter als de voedingsindustrie zelf uitpakt met gezonde voeding in reclame of andere boodschappen, dan is dat mooi meegenomen.
Wel vinden we het belangrijk dat de voedingswaarde van de producten heel duidelijk is aangegeven op de verpakking. Dat is echter niet in onze handen, want het valt onder de bevoegdheden van Consumentenzaken. Zelf kunnen we niets opleggen. De sensibilisatie omtrent gezonde voeding zal echter zeker de vraag naar een duidelijker vermelding van de ingrediënten op de producten versterken. Dat is ook al een stap vooruit.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de minister, het is onmogelijk op al deze punten meteen te repliceren. Over de preventie van diabetes hebt u evenwel nog niet veel gezegd. Bij de bespreking van het decreet preventieve gezondheidszorg hebben we onze bezorgdheid over dat thema al kunnen uitdrukken. U zou daar heel concrete dingen voor kunnen doen, want er is nu een rechtsgrond. Gebeurt daar iets mee?
U zou de deskundigheid van huisartsen en scholen trachten te bevorderen. Het preventiedecreet voorziet erin dat dit gebeurt in overleg met de diabetesverenigingen. Laat u dat liggen? Hoe ver staat het met het hanteren van die artikelen uit het preventiedecreet?
Het is niet omdat het Zeepreventorium vooral door de federale overheid wordt gefinancierd dat we daar zelf geen middelen tegenover kunnen stellen als blijkt dat we inderdaad zo slecht scoren op het vlak van zwaarlijvigheid en er zulke lange wachtlijsten zijn. We hoeven niet meteen iets nieuws op te zetten, maar wel zou een procédé dat alom wordt geapprecieerd, extra ondersteund kunnen worden. Bent u dat van plan?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Op het Vlaams niveau spelen we niet direct in op bepaalde ziektes, zoals bijvoorbeeld diabetes, maar doen we aan preventie. Onze basisdoctrine is gezonde voeding en gezond bewegen. Dat is belangrijk.
We weten echter wel dat onze doelgroepen de patiënten zijn met osteoporose, diabetes, aandoeningen van hart en bloedvaten, enzovoort. De verenigingen die zich specifiek om die doelgroepen bekommeren, beschouwen we wel degelijk als partners. Het was tijdens de voorbereiding van onze campagne voor gezonde voeding dan ook zeer belangrijk dat de verenigingen die daar mee bezig zijn, weten dat de overheid dit doet en dat ze daarop kunnen inspelen. Ze moeten zich gevraagd weten als partners voor een samenwerking omtrent het thema voeding.
We schuiven ze dus niet aan de kant, maar we voeren ook geen specifieke campagnes met betrekking tot diabetes en dergelijke. Dat is nu niet onze keuze. Niet dat het niet zou mogen, maar we volgen nu die basislijn van gezond leven. De komende jaren kan de keuze zijn om jaarlijks een specifieke doelgroep, met een specifiek ziektebeeld, in de aandacht te brengen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.