Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 22/01/2004
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het organiseren van al dan niet politieke activiteiten in schoolgebouwen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Roegiers tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het organiseren van al dan niet politieke activiteiten in schoolgebouwen.
De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, geachte collega's, januari is traditioneel een receptiemaand voor nogal wat organisaties en verenigingen. Ook politieke partijen organiseren in die maand deze en andere activiteiten om hun leden en sympathisanten bij elkaar te brengen. De Spirit-afdeling van Gent had vorige zondag een dergelijke activiteit geprogrammeerd in een school in de stad. De Gentse NVA-afdeling had dit gepland in een andere school. Groot was mijn verbazing toen een journalist me een week voor de receptie zei dat het Vlaams Blok een klacht had neergelegd tegen beide scholen.
Ik wist niet waarover het precies ging en heb dan wat onderzoek gedaan. Ten gevolge van het onderwijsdecreet XIII en het besluit van de Vlaamse regering van 27 september 2002 werd een Commissie Zorgvuldig Bestuur opgericht. Eén van de zaken waarop deze Commissie moet toezien, is het verbod op politieke activiteiten binnen onderwijsinstellingen. Concreet meldt de website van deze Commissie dat 'een onderwijsinstelling binnen haar domein geen mededelingen of activiteiten kan dulden die rechtstreeks of onrechtstreeks de verspreiding van politieke ideeën meebrengen'.
Dit betekent dat, naar de letter van de tekst, geen enkele activiteit in scholen georganiseerd door politieke partijen of afgeleide organisaties mogelijk is. Vanzelfsprekend kan dit niet tijdens de schooluren, maar blijkbaar dus ook niet erbuiten.
Op de website van de Commissie staat een voorbeeld. Een directeur gebruikt de parochiezaal in zijn buurt als turnzaal. Hij schrijft dat er onderhandelingen aan de gang zijn met de kerkfabriek om de parochiezaal in erfpacht te geven aan de school. De kerkfabriek legt als enige voorwaarde op dat de zaal tijdens de weekends voor verenigingen toegankelijk moet blijven. Zo houdt bijvoorbeeld een politieke partij er elk jaar een eetfestijn. De directeur vraagt of dit nog kan als de zaal in erfpacht wordt gegeven aan de school.
In haar advies stelt de Commissie Zorgvuldig Bestuur dat ze van oordeel is dat 'aan politieke propaganda een ruime uitleg moet gegeven worden en dat daarmee alle politieke activiteiten bedoeld zijn. Politieke propaganda en politieke activiteiten in onderwijsinstellingen, door welke persoon of instantie dan ook en ongeacht voor wie bestemd, zijn verboden. Lokalen van de instelling mogen niet voor politieke activiteiten worden verhuurd of gebruikt. Het verbod geldt ook buiten de schooluren en schooldagen'. De Commissie stelt bovendien dat 'het feit dat een gebouw via erfpacht ter beschikking komt van een schoolbestuur, inhoudt dat het voortaan om een onderwijsgebouw gaat. Een overdracht in erfpacht voor schoolgebouwen houdt een gebruik in volgens de onderwijsregelgeving.'
Geachte collega's, een bestuursvergadering, een nieuwjaarsreceptie, een mossel- of spaghettifestijn, een studiedag georganiseerd door een van de politieke partijen of gelieerde organisaties, het kan niet meer binnen de schooluren, noch erbuiten. Wat ik erg vind, is dat scholen, en niet de politieke partijen, klachten van het Vlaams Blok aan het been zullen krijgen waar en wanneer die partij het wil. Deze zaak gaat dus ook u allen aan.
Mevrouw de minister, is dit verbod op politieke activiteiten werkelijk zo absoluut bedoeld bij het schrijven van onderwijsdecreet XIII en het besluit van de Vlaamse regering van 27 september 2002? Zo ja, wat was hiertoe de aanleiding? Bent u het eens met de Commissie Zorgvuldig Bestuur, die een zeer ruime interpretatie geeft aan het begrip 'politieke activiteiten'? Deelt u mijn mening dat dit verbod eigenlijk in strijd is met het grondwettelijk recht dat de vrijheid van vergadering garandeert?
Veel scholen en plaatselijke afdelingen van politieke partijen weten niet dat het organiseren van deze activiteiten verboden is en - nog erger - dat scholen bij overtreding een behoorlijk deel van hun werkingssubsidies kunnen verliezen. Bent u van plan, als het bij dit besluit blijft, deze reglementering duidelijk bekend te maken?
Bent u bereid initiatieven te nemen die het ten minste mogelijk maken buiten de schooluren politiek getinte activiteiten te laten plaatsvinden in schoolgebouwen? Zou het bovendien niet beter zijn dat een schooldirectie of inrichtende macht daar autonoom over kan oordelen?
- De heer André Van Nieuwkerke treedt als voorzitter op.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, artikel 41 van de schoolpactwet van 29 mei 1959 bevat een algemeen verbod op elke politieke activiteit en propaganda in onderwijsinstellingen. Al in 1959 werd voorzien in een commissie bij het departement onderwijs om overtredingen op dit verbod te onderzoeken en eventueel sancties voor te stellen.
Het verbod slaat in hoofdzaak op politieke activiteiten bij leerlingen of door middel van leerlingen en bij het onderwijspersoneel. Elke politieke manifestatie waaraan kinderen in hun hoedanigheid van leerling deelnemen, werd verboden, zelfs als die manifestatie buiten de schoolmuren zou plaatsgrijpen.
Tot op heden is het verbod niet ter discussie gesteld en is de wettekst inhoudelijk ongewijzigd gebleven. In 1990 is de tekst wel geactualiseerd naar aanleiding van de communautarisering van het onderwijs en de oprichting van het Gemeenschapsonderwijs. In 2001 ten slotte is het verbod door het onderwijsdecreet XIII uit de wet van 1959 gehaald om te worden ingeschreven in de diverse niveaudecreten voor het basisonderwijs, het secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.
Deze decretale teksten bevatten een algemeen geformuleerd verbod. Het is niet de bedoeling een uitgebreide regelgeving neer te schrijven en in concreto de situaties en gelegenheden te definiëren waarvoor het verbod geldt. Daarvoor zijn naar aanleiding van de decreettekst van 2001 de twee vorige Commissies Laakbare Praktijken vervangen door één nieuwe Commissie Zorgvuldig Bestuur. Het enige wat door onderwijsdecreet XIII dan ook is gewijzigd, is de benaming, de werking en de samenstelling van de commissie die moet waken over de toepassing van het verbod op politieke activiteiten in scholen.
De Commissie Zorgvuldig Bestuur werd geïnstalleerd om de vragen en klachten over concrete situaties in scholen te toetsen aan het algemeen geformuleerde verbod. Bij vragen formuleert de Commissie een advies ten aanzien van het onderwijsveld. Bij klachten neemt de Commissie een eindbeslissing waartegen beroep mogelijk is bij de Vlaamse regering.
De Commissie Zorgvuldig Bestuur heeft al een aantal beslissingen genomen inzake het verbod van politieke activiteiten op school, waarin ook ik me kan vinden. In haar beslissing van 2 juni 2003 stelt de Commissie dat ze van oordeel is - ik citeer - 'dat aan het verbod op politieke propaganda in het onderwijs een ruime uitleg moet worden gegeven en dat daarmee alle politieke activiteiten bedoeld zijn. Politieke propaganda en politieke activiteiten in de onderwijsinstellingen, door welke persoon of instantie dan ook en ongeacht voor wie bestemd, zijn verboden. Lokalen van de instelling mogen niet voor politieke activiteiten worden gebruikt. Het verbod geldt ook buiten de schooluren en schooldagen. De wetgever heeft een breed verbod op het oog gehad omdat het de bedoeling is dat het onderwijs in alle gevallen neutraal is ten aanzien van elke politieke activiteit. Het breed verbod op politieke activiteiten geldt ten aanzien van het schoolbestuur en de verschillende instanties binnen de school.'
De Commissie Zorgvuldig Bestuur oordeelt daarmee in dezelfde zin als de voormalige Commissies Laakbare Praktijken. Alles wat te maken heeft met onderwijs en opvoeding mag niet ten dienste staan van een politieke partij of beweging.
Artikel 26 van de Grondwet garandeert het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen, op voorwaarde dat men zich gedraagt naar de wetten die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen. Deze decretale bepalingen regelen de uitoefening van dit recht, meer bepaald de locatie, en grijpen niet in op het recht zelf. Ze zijn dus niet strijdig met artikel 26 van de Grondwet.
De beslissingen van de Commissie Zorgvuldig Bestuur worden reeds in ruime mate bekendgemaakt in het onderwijsveld. Er is vooreerst de website waar naast alle mogelijke informatie, ook de adviezen en beslissingen van de Commissie bekend worden gemaakt. Lerarendirect en Schooldirect, elektronische omzendbrieven voor leerkrachten en directies, besteden veel aandacht aan de adviezen en beslissingen van de commissie. Ook in Klasse komen de principes van zorgvuldig bestuur aan bod. Zo is in het komende februarinummer een aantal items aan dit thema gewijd.
De Commissie Zorgvuldig Bestuur stelt ook een jaarverslag op dat op de website wordt gepubliceerd. Het jaarverslag biedt een overzicht van de adviezen en beslissingen van het voorbije jaar.
Ik vestig er de aandacht op dat scholen in de eerste plaats pedagogische en onderwijskundige taken en doelstellingen hebben. Ook politieke vorming en opvoeding tot burgerzin horen tot de taken van een school, maar dit houdt niet het organiseren van allerhande dienstverlening in. Het is dan ook wenselijk dat in politieke kwesties de school het nodige doet met het oog op objectiviteit en onafhankelijkheid.
Ten slotte wijs ik op de standpunten van het Vlaams Parlement over het meer openstellen van schoolgebouwen. Er werd een pleidooi gehouden om in schoolgebouwen meer kansen te voorzien voor de gemeenschap onder de vorm van onderwijsactiviteiten en het verenigingsleven. Er kan worden gedacht aan een open leercentrum, sportverenigingen, gebouwen verhuren aan de gemeente voor het lokaal verenigingsleven, jeugdorganisaties, enzovoort.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de minister, als ik het goed begrijp blijft u bij uw standpunt en dat van de Commissie Zorgvuldig Bestuur. Dat betekent dat in geen enkele school op geen enkel ogenblik enige activiteit van deze aard - zoals een etentje dat al dan niet toevallig wordt georganiseerd door een politieke partij of een aanverwante organisatie - kan plaatsvinden, zelfs al is het niet de bedoeling een meeting te houden. Dat mag dus niet meer plaatsvinden in de scholen. Ik wil de andere leden uitdagen : was iedereen zich hiervan bewust? Hoewel u stelt dat de scholen daar via voldoende kanalen van op de hoogte kunnen en moeten zijn, wisten in de beide gevallen die ik heb aangehaald de schooldirecties van niets. Wellicht zal alleen het Vlaams Blok klacht indienen. Dan gaat het niet over een klacht tegen politieke partijen : daar zou ik nog mee kunnen leven. Het gaat dan wel over een klacht tegen een school die schoollokalen ter beschikking stelt. De straffen terzake zijn niet gering. Men kan grote bedragen verliezen aan werkingsmiddelen.
Ik betreur dus dat u bij dat standpunt blijft, en dat u als politica de mening deelt dat politieke partijen en politici steeds meer de lepralijders van deze samenleving moeten zijn, die nauwelijks nog ergens terecht kunnen. Ik vind dat bijzonder jammer.
Mevrouw Gracienne Van Nieuwenborgh : Mevrouw de minister, men maakt dus geen onderscheid tussen het inrichten van een politieke activiteit, zoals een bijeenkomst of een toespraak door een politicus, en activiteiten van verenigingen die weliswaar politiek gekleurd zijn. Dan heb ik het bijvoorbeeld over jongerenafdelingen die een eetfestijn organiseren. Klopt dat?
Minister Marleen Vanderpoorten : Voor zover ik weet, is er terzake steeds een onderscheid gemaakt, maar ik zou er alle verslagen van de Commissie Zorgvuldig Bestuur op moeten naslaan om te bekijken wat daar aan de orde is gekomen. Voor zover ik weet, is daar steeds een onderscheid gemaakt tussen een politieke partij op zich en andere verenigingen uit de sociaal-culturele sector.
Mevrouw Gracienne Van Nieuwenborgh : Die verenigingen kunnen ook verbonden zijn met een politieke partij.
Minister Marleen Vanderpoorten : Daarover ga ik me nu niet zomaar uitspreken. We kunnen beter niet ingaan op voorbeelden. Ik wil eerst bekijken welke uitspraken deze Commissie Zorgvuldig Bestuur heeft gedaan. Dat is een belangrijke commissie. Ze is samengesteld uit juristen die de wetgeving terzake in al haar facetten bekijken. Er zou een verschil kunnen zijn. Ik weet niet of er een klacht is geweest bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur wanneer het gaat over instellingen zoals dat parochiehuis waarnaar werd verwezen. Dat huis is in erfpacht genomen. Dat is dus nog een andere situatie. Dit standpunt van de Commissie Zorgvuldig Bestuur gaat over het inrichten door een politieke partij van een activiteit in een schoolgebouw, met propaganda gericht op de leerlingen.
De heer Jan Roegiers : Als het gaat over politieke activiteiten ten aanzien van de leerlingen, bestaat er dus geen discussie. Daarover zijn we het eens. Het gaat hier echter over het gebruik van de schoolinfrastructuur buiten de schooluren, en over een activiteit die niet specifiek gericht is op de leerlingen of het personeel dat werkzaam is in die school.
De voorzitter : Het gaat over een interne activiteit.
Minister Marleen Vanderpoorten :Wat u nu vraagt, is een inventaris van wat wel en niet kan, om duidelijkheid te creëren. Ik stel dus voor dat we de dossiers van de Commissie Zorgvuldig Bestuur waarin een duidelijke uitspraak werd gedaan, opvragen ten behoeve van de leden en ze aan deze commissie overmaken. Voor alle duidelijkheid zullen we dat ook meedelen aan de scholen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.