Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 22/01/2004
Vraag om uitleg van de heer Johan Malcorps tot de heer Ludo Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de samenwerking tussen de Vlaamse milieuadministratie en de federale politie
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Malcorps tot de heer Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de samenwerking tussen de Vlaamse milieuadministratie en de federale politie.
De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, in 2000 werd er een protocol afgesloten tussen het Vlaams Gewest in hoedanigheid van minister Dua, de toenmalige minister van Justitie de heer Verwilghen en de parketten-generaal van Antwerpen, Gent en Brussel met als doel milieudelicten in Vlaanderen strenger aan te pakken op basis van een overeengekomen Prioriteitennota Vervolgingsbeleid. Deze prioriteiten gelden inmiddels ook als richtlijnen voor de federale politie.
Een samenwerkingsakkoord tussen het Vlaams Gewest en de federale politie is er formeel echter nog niet. Zo'n akkoord is er wel al met het Waals Gewest. De commissaris-generaal uitte recent zijn zorg hieromtrent. In zo'n samenwerkingsakkoord kunnen bijvoorbeeld bepalingen worden opgenomen over informatie-uitwisseling tussen bestuur en politie. De uitwisseling van gegevens tussen de federale politie en de Vlaamse administraties zoals Bos en Groen, de Mestbank of OVAM verloopt blijkbaar voortreffelijk. De uitwisseling met de Vlaamse milieu-inspectie verloopt echter zeer stroef. De politie krijgt dikwijls onvoldoende informatie door van de inspectie om op parketniveau een beslissing tot opsporing los te krijgen.
Verder kunnen in een dergelijk akkoord afspraken worden gemaakt in verband met de wederzijdse ondersteuning op het vlak van de handhaving. Via een multidisciplinaire aanpak van onderzoeken kan er worden gekomen tot een maximaal rendement van de specifieke sterktes van de verschillende diensten. Door een gezamenlijk optreden van bestuur en politie wordt bijvoorbeeld een opdeling van de aanpak van verschillende soorten inbreuken mogelijk : naast een administratieve opvolging is dan ook een strafrechtelijke opvolging verzekerd. Ten slotte kan in een samenwerkingsakkoord worden voorzien in de mogelijkheid om wederzijdse opleidingen te geven.
Concrete afspraken tussen de federale politie en de Vlaamse milieu-inspectie zouden kunnen leiden tot meer proactieve handhavingsprojecten waarbij men zich effectief richt op de prioriteiten uit de Prioriteitennota en milieucriminaliteit effectief opspoort in plaats van op te treden op basis van klachten. Door een betere communicatie en samenwerking tussen de federale politie en de gewestelijke milieu-inspectie, kan wellicht ook het probleem van het gebrek aan opvolging van PV's opgemaakt door ambtenaren van milieu-inspectie, ten gronde worden aangepakt. Ik verwijs naar de discussie die we vorig jaar in het najaar voerden. Blijkbaar bestaan er meerdere interpretaties. Het is misschien goed om de zaak eens uit te klaren.
Ook van het feit dat er de jongste jaren minder milieu- PV's werden opgemaakt, zijn verschillende duidingen mogelijk. Dat er effectief minder milieuvergrijpen plaatsvinden, lijkt eerder onwaarschijnlijk. Veel waarschijnlijker is de interpretatie dat door de hele reorganisatie van de politiediensten, het milieu als aandachtspunt in eerste instantie in de verdrukking kwam. Dat is een trend die dringend moet worden gekeerd. Door het operationeel worden van een milieunetwerk binnen de federale politie sinds juni 2003, kunnen structurele afspraken worden gemaakt inzake samenwerking met de onderzoekscapaciteit leefmilieu per gerechtelijke dienst van het arrondissement (GDA) of met de taakhouder milieu per politiezone. Het bestaand overleg tussen parket en politie zou idealiter steeds dienen te worden opengetrokken naar een permanente vertegenwoordiging van het bestuur.
De handhaving op lokaal niveau blijft echter een specifiek probleem, zeker waar de politiezone samenvalt met één gemeente. Maar ook in de interpolitiezones die verschillende gemeenten bedienen, is de macht van lokale burgemeesters dikwijls een rem. Het onafhankelijk optreden van de vroegere rijkswacht dreigt ondertussen weg te vallen. De proactieve of preventieve controle op bedrijven van klasse 2 en klasse 3, is een grote lacune. Het instellen van integrale voorwaarden zou daarom gepaard moeten gaan met nieuwe en duidelijke richtlijnen in verband met de handhaving van de vereenvoudigde normering. Ik heb daar gisteren ook op gewezen tijdens de bespreking van het decreet, dat gelukkig werd goedgekeurd.
Mijnheer de minister, welke stappen worden ondernomen om ook in Vlaanderen te komen tot een samenwerkingsakkoord tussen het gewest en de politie? Bent u voorstander van proactieve en gebundelde milieuhandhavingsprojecten? Zal u er bij de afdeling milieu-inspectie op aandringen om deze lijn voort te zetten? Zal u bij de verantwoordelijke federale minister, de heer Dewael, aandringen op voldoende ruimte en middelen voor de nodige politionele inzet op dit vlak? Welke oplossingen ziet u om ook de controle op bedrijven van klasse 2 en klasse 3 te verzekeren door een aangepaste samenwerking tussen lokale politiemensen en milieudiensten?
De voorzitter : Minister Sannen heeft het woord.
Minister Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, bij mijn weten werden tot nog toe geen concrete stappen ondernomen, noch door mijn diensten, noch door mezelf, om te komen tot een concreet samenwerkingsakkoord met de federale politie voor de bestrijding van milieudelicten. Dat wil niet zeggen dat er niets is gebeurd. In 2000 werd door voormalig minister Dua op basis van de prioriteitennota vervolgingsbeleid een protocol afgesloten tussen het Vlaams Gewest, Justitie en de parketten generaal van Antwerpen, Gent en Brussel. De commissie vervolgingsbeleid komt nog steeds regelmatig samen om gemeenschappelijke problemen te bespreken en om de voortgang te evalueren. Regelmatige afspraken en controles zijn belangrijk, maar er werd nooit een officieel samenwerkingsakkoord op papier gezet. Heel wat diensten worden wel betrokken bij het protocol.
Ook vandaag reeds gaat de milieu-inspectie op sommige terreinen proactief en gebundeld aan de slag. Ik wil enkele concrete voorbeelden geven, afkomstig uit het milieu-inspectieplan, het MIP, dat de milieu-inspectie jaarlijks opmaakt. Vooreerst wordt nagekeken of het MIP kadert in een of meerdere projecten van het MINA-plan, het Vlaams milieubeleidsplan. Daarnaast wordt het getoetst aan de verplichtingen opgenomen in EUrichtlijnen.
Op die manier overstijgen we het niveau van de toevalstreffers. Dat staat trouwens ook met zoveel woorden in het Vlaams regeerakkoord. Het MIP-jaarplan is het resultaat van een voorbereidingsproces waarin ook externe handhavingsactoren een rol spelen, uiteraard naast de inbreng van de afdeling inspectie zelf. Onder meer de ANRE, de APSG, de OVAM, de VLM en zelfs het FAVV worden tijdens deze voorbereiding geconsulteerd. Sommige instanties gingen op de uitnodiging in en hebben concrete handhavingsprioriteiten en -suggesties aangereikt. Bovendien wordt bij de uitvoering van het MIP regelmatig samengewerkt met afdelingen binnen en buiten het Vlaams gewest, bijvoorbeeld met de zusterafdelingen Aminabel en Water, met de Vlaamse Milieumaatschappij - VMM -, met de federale politie, bijvoorbeeld bij grenscontroles, en met de gemeenten, bijvoorbeeld voor het actieplan inzake droogkuisbedrijven.
Er is ook de internationale samenwerking. De afdeling milieu-inspectie heeft ook als taak gewestoverschrijdende en internationale contacten te leggen en actief deel te nemen aan het tot stand komen van internationale vernieuwingen en tendensen. Zo wordt onder meer samengewerkt met het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Leefmilieu federaal, met Nederland en met de Direction Régionale de l'Industrie, de la Recherche et de l'Environnement, van de regio Nord- Pas-de-Calais in Frankrijk, in het teken van het actieplan milieu en gezondheid te Menen.
Ik meen te mogen besluiten dat de Vlaamse milieu- inspectie al een hele weg heeft afgelegd, en voor haar aanpak in Vlaanderen en zelfs in het buitenland aanzien en waardering geniet. Er is inderdaad nog werk aan de winkel. Ik wijs nog even op drie elementen van verbetering.
Mijnheer Malcorps, het eerste betreft de samenwerking met de federale milieupolitie. Ik wil beginnen met uw suggestie om met de federale milieupolitie een structureel samenwerkingsband te smeden. Ik weet dat zowel de Vlaamse milieu-inspectie als de federale milieupolitie uiteraard niet gekant zijn tegen een goede samenwerking. Ik zal daarom een brief sturen aan mijn federale collega, bevoegd voor binnenlandse zaken, en hem naar zijn standpunt vragen. Ik zal ook aan onze diensten vragen om overleg te organiseren met de federale milieupolitie, om te bekijken wat op korte en middellange termijn mogelijk is. Recent heb ik terzake trouwens een gesprek gevoerd met federaal minister Van den Bossche. We hebben afgesproken om in navolging van het samenwerkingsverband tussen de inspecties gezondheid en milieu in Vlaanderen, ook een samenwerking op touw te zetten tussen Vlaanderen en de federale overheid zodat we op een meer efficiënte manier kunnen controleren en inspecteren en geen dubbel werk verrichten.
Daarnaast is er de concrete samenwerkingsovereenkomst tussen de milieu- en de gezondheidsinspectie Ik denk dat zowat de volledige commissie voor Leefmilieu, aangevuld met enkele Vlaamse volksvertegenwoordigers uit de commissie voor Volksgezondheid, van dichtbij de werkzaamheden heeft gevolgd van de parlementaire commissie ad hoc Milieu en Gezondheid, die deze legislatuur een indrukwekkend werkstuk afleverde met beleidsaanbevelingen op het vlak van milieu en gezondheid. Een van de concrete aanbevelingen was een integratie tussen de gezondheids- en de milieuinspectie. Ik moet toegeven dat ik niet volledig ben geslaagd in het oorspronkelijke opzet, maar ik ben niettemin fier te kunnen zeggen dat in de komende weken een samenwerkingsovereenkomst zal worden ondertekend door beide inspectiediensten.
Een ander element is de ondersteuning van de lokale handhaving. Dit punt sluit aan bij uw laatste vraag over de handhaving bij inrichtingen van klasse 2 en klasse 3. Dat dit een fundamenteel knelpunt is, werd onlangs in deze commissie nogmaals bevestigd door het jaarverslag van de Vlaamse ombudsman. Op dit vlak werden twee belangrijke beleidsinitiatieven genomen : een voorontwerp van handhavingsdecreet, dat momenteel de procedure in de richting van de Vlaamse regering doorloopt, en de uittekening van een implementatieproject om de resultaten van het kerntakendebat te operationaliseren. Ik hoop dat deze twee initiatieven nog tot een goed einde worden gebracht. Inzake het handhavingsdecreet ligt er alvast een belangrijke sleutel bij deze commissie. Ook voor de Vlaamse milieu-inspectie is een belangrijke rol weggelegd. Zij moet niet zozeer aan vervangend toezicht doen, tenzij gemeenten natuurlijk manifest te kennen geven dat ze hun handhavingstaak bij inrichtingen van klasse 2 en klasse 3 niet wensen op te nemen. De milieu-inspectie heeft de nodige expertise in huis. Binnen de gemeenten ontbreekt die vaak en daarom heb ik aan de milieu-inspectie gevraagd om in haar taakopdracht meer aandacht te besteden aan een structureel ondersteuningsprogramma voor lokale handhavers op niveau van gemeenten en politiezones.
De afdeling milieu-inspectie heeft alvast sinds 1 januari 2003 een milieuklachtenmanagement ontwikkeld. Het voorziet onder meer in een verfijning van de administratieve en technische behandeling van bij de afdeling milieu-inspectie ingediende klachten aangaande milieuhinder veroorzaakt door inrichtingen van klasse 2 en 3, in een door de milieuinspectie meer gestructureerde opvolging van de behandeling van dergelijke klachten door de lokale overheden, en in een betere communicatie tussen de milieu-inspectie en de gemeenten enerzijds en de milieu-inspectie en de burger anderzijds bij de klachtenbehandeling. Voor de burger wordt dan duidelijk wie zal optreden en hoe het staat met de klachtenbehandeling. Misschien moeten we nog verdere stappen zetten. Ook de convenanten met de gemeenten zijn een ondersteuning, want de subsidies maken het voor de gemeenten mogelijk om de juiste ambtenaren in dienst te nemen.
Mijnheer Malcorps, op het vlak van samenwerking met de federale politie is bijkomend werk nodig. Ik neem de suggestie mee. We proberen ook de samenwerking met de parketten-generaal te organiseren.
In Vlaanderen is er de bereidheid tot samenwerking, maar bij de opvolging van de dossiers loopt nog wel wat verkeerd.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps :Mijnheer de minister, ik ben blij met uw duidelijk antwoord.
Het was niet mijn bedoeling om afbreuk te doen aan het zeer verdienstelijke werk van de Vlaamse Milieu inspectie. Ook inzake samenwerking worden veel inspanningen geleverd.
Het is belangrijk om een aantal zaken goed te structureren. Er is een protocol, maar dat is met Justitie afgesloten. Het heeft op federaal niveau heel wat moeite gekost om de richtlijnen voor Justitie ook te laten gelden voor de federale politie. Een samenwerkingsakkoord tussen de federale milieupolitie en het Vlaams Gewest kan zorgen voor een duidelijke regeling, zodat in de toekomst geen discussie meer mogelijk is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.