Plenaire Vergadering van 08/01/2004
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de voorgestelde oplossingen voor de wachtlijsten inzake schoolinfrastructuur
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dijck tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de voorgestelde oplossingen voor de wachtlijsten inzake schoolinfrastructuur.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, de teneur van mijn interpellatie is eigenlijk negatief. Ik betreur het dat ik vandaag deze interpellatie moet houden omdat die eigenlijk niet nodig was geweest. Eind 2003 hebben we in de plenaire zitting een voorstel van resolutie van CD&V besproken over dit onderwerp. De regering had toen alle kans om tekst en uitleg te geven bij de mogelijke oplossingen zodat ik nu geen interpellatie had moeten houden. Het hele parlement heeft toen zijn ongenoegen geuit over het feit dat net toen die bespreking aan de gang was, er een persconferentie werd gegeven door de Vlaamse regering over datzelfde onderwerp. Mevrouw de minister, ik wil daar straks uw uitleg over horen.
Ik keer terug naar de essentie van de interpellatie. De werkzaamheden van de laatste weken tonen aan dat de problematiek van de wachtlijsten van schoolgebouwen de aandacht van meer dan één fractie wegdraagt. Het staat als een paal boven water dat er dringend iets moet gebeuren. Er is een achterstand van meer dan 30 miljard frank en dat vraagt om creatieve oplossingen. De bedoeling van deze interpellatie is om op een ordentelijke manier van gedachten te wisselen over de voorstellen van de Vlaamse regering die tijdens de persconferentie zijn gelanceerd. Ik wil nagaan of ze haalbaar zijn en in hoeverre een tijdpad is uitgetekend om tot een concrete invulling te komen.
Ik was niet op de persconferentie omdat ik in het parlement aanwezig was en heb dan ook een en ander in de krant moeten lezen. Als ik het goed heb begrepen, denkt u aan PPS. Ontwerp, bouw, financiering, onderhoud, beheer en exploitatie van het gebouw zijn dan in handen van een particuliere partij. De betalingen beginnen pas als het gebouw klaar is, in een jaarlijks bedrag gespreid over twintig jaar. Dat zou ervoor zorgen dat de volle pot niet van tevoren moet worden betaald. Bovendien wordt de betaling aan de particuliere partij gekoppeld aan de geleverde kwaliteit. Door te werken met één particuliere partij hoopt u tot een optimale prijs-kwaliteitverhouding te komen.
Het is ook de bedoeling dat de scholen hun infrastructuur ter beschikking stellen van de lokale gemeenschap en ze niet leeg laten na 17 uur of in het weekend. Daar kan de school dan inkomsten uit puren. Het computerpark en de sportinfrastructuur kunnen bijvoorbeeld worden verhuurd. Dat brengt wel problemen mee op het vlak van controle. Tijdens een vorige bespreking vernamen we ook dat dit problemen genereert met de belastinginspecteurs. Niettemin moet dit denkkader in acht worden genomen.
Een tweede mogelijkheid is een beroep te doen op een beursgenoteerde vastgoedvennootschap, kortweg bevak, die eigenaar wordt van de schoolgebouwen, ze koopt, renoveert of bouwt. De raad van bestuur van die bevak wordt gevormd door de overheid, de onderwijsnetten en onafhankelijke bestuurders. De bevak zou dan haar inkomsten halen uit de huurgelden die de school betaalt. Volgens de regering zou de overheid die huur voor 100 percent subsidiëren. De bevak kan de school ook andere diensten aanbieden, zoals catering en schoonmaak. De contracten die de school met de bevak sluit, lopen dertig tot veertig jaar. Daarna kan de school beslissen het gebouw te kopen of het verder te huren via een nieuw contract.
Met deze oplossing wil de Vlaamse regering dat de Vlamingen massaal hun spaargeld in de bevak's zullen investeren. Het zou een interessante investering zijn die zekerheid biedt. De belegger krijgt elk jaar een dividend en kan investeren in de schoolgebouwen voor zijn kinderen en de toekomstige generaties. Het zou ook een enorme impuls betekenen voor de bouwsector.
Deze mogelijkheden zouden door de onderwijsnetten positief zijn onthaald. Voor midden januari moesten ze hun opmerkingen formuleren. De minister-president verwacht hiermee de achterstand in enkele jaren weg te werken. Ik citeer hem : 'Ik denk dat het eerste schoolgebouw via een bevak in 2005 kan worden gebouwd.'
Mevrouw de minister, klopt mijn situatieschets? Wat zijn de plus- en minpunten van deze voorstellen? Zijn er wettelijke obstakels? Is er nog decretaal voorbereidend werk nodig? Wanneer denkt u dat rond te hebben? Bestaan er in andere sectoren voorbeelden van dergelijke formule? Ik denk bijvoorbeeld aan de welzijnssector.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mijnheer de voorzitter, ik ben blij met deze interpellatie. De heer De Meyer heeft in het verleden ook al aandacht gevraagd voor deze problematiek. Uiteraard erger ik me ook aan de depreciatie die de regering en de kabinetten van de minister van Onderwijs en van de minister-president tonen ten opzichte van dit parlement. We kunnen de teksten pas in de loop van de namiddag krijgen, terwijl de pers tijdens de voormiddag wordt ontvangen. Dat is onvoorstelbaar, maar we hebben het laatste nog niet gezien van de manier waarop de huidige meerderheid de democratie manipuleert.
Mevrouw de minister, als u een voorstel formuleert, is een vraag die voor de hand ligt, of dat voorstel inspeelt op een reële behoefte. Definieert u die behoefte alleen maar in termen van wat er vandaag voorligt bij de ARGO of de DIGO, of hebt u een ruimere inschatting gemaakt? Hoeveel geld is er nodig om de problematiek van de schoolgebouwen op gepaste wijze aan te pakken? We kunnen trouwens niet ontkennen dat er schoolbesturen zijn die geen dossier indienen, omdat ze ervan uitgaan dat die lang zullen aanslepen.
Dit verhaal kan maar goed aflopen als er voldoende bereidheid tot samenwerking bestaat tussen de diverse actoren. Hoe is het voorafgaand overleg eigenlijk verlopen? Hoe zijn de gesprekken met de bouwsector verlopen? Hoe was het overleg met de financiële wereld, en meer bepaald met de banken en de verzekeringen? Hoe zullen al die actoren worden betrokken bij het project?
Welke rol zullen de DIGO en het nieuwe Agion spelen in dit verhaal? U moet het Agion nog oprichten, maar tot op heden hebben we in dat verband van u nog steeds geen voorbereidend decretaal werk gezien. Wat is de stand van zaken? Wat zal er eigenlijk gebeuren met de DIGO-middelen? Zal er een driesporenbeleid ontstaan waarbinnen het oude spoor blijft bestaan naast de twee nieuwe? Zult u voor bijkomende middelen moeten zorgen om een en ander mogelijk te maken? U praat over een huursubsidie van 100 percent. Hebt u ingeschat hoe hoog die huur zal zijn? Ik neem aan dat u simulaties hebt gemaakt. U hebt het over een bevak. Welke return is er gepland? Zal er ethisch of volgens de klassieke marktvoorwaarden worden belegd? Is daar voldoende over nagedacht?
Ik blijf iets missen in het globale verhaal, namelijk het denken over de kwaliteit van de infrastructuur. Dan heb ik het over veel meer dan veiligheid, toegankelijkheid en hygiëne. Vanuit welk ruimtelijk concept zal er in de toekomst worden gestreefd naar het aanbieden van eigentijds onderwijs? Het onderwijs van de toekomst zal uiteraard worden bepaald door een maatschappelijke context en door het profiel van de leerlingen, maar ook door de beschikbare onderwijsinfrastructuur. Infrastructuur is meer dan een verzameling opgestapelde stenen met leidingen. Infrastructuur moet zorgen voor een extra stimulans, zodat de leerlingen plezier beleven aan leren. Welke initiatieven neemt u in dit verband?
Mevrouw de minister, een overheid moet zorgen voor een goede architectuur. Een aantal steden trachten wat dat betreft een voorbeeldrol te vervullen, denk maar aan het verdienstelijke werk dat in Kortrijk zal worden verricht. U zou een pioniersrol kunnen vervullen in de scholenbouw, maar tot nu toe heb ik daar nog niet veel van gemerkt. Het is mogelijk dat ik bevooroordeeld ben. Misschien kunt u me van mening doen veranderen.
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mijnheer de voorzitter, ik heb de voorstellen ook gelezen in de krant. Ik heb de indruk dat ze vooral betrekking hebben op nieuwbouw. Welke plaats krijgt alles wat met onderhoud en herstellingen te maken heeft in dit verhaal? Is het de bedoeling dat het Agion schoolgebouwen opkoopt?
In het verleden werd al regelmatig voorgesteld om op gemeentelijk vlak te werken met een patrimoniumagentschap. Is dat nog mogelijk in de nieuwe constructie?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mevrouw de minister, op 19 juni en op 25 november 2003 hebben we vanuit deze commissie een brief gestuurd naar eerste minister Verhofstadt om te vragen of de problematiek van de BTW en de eventuele verlaging van 21 tot 6 percent zouden worden onderzocht. Tijdens de bespreking van een resolutie in het parlement in de maand december van 2003 hebben we aan de voorzitter van het Vlaams Parlement gevraagd om aan de eerste minister te vragen of hij op die brief wil antwoorden. De voorzitter heeft ondertussen een brief met die vraag naar de eerste minister gestuurd. Indien u premier Verhofstadt zou ontmoeten, kunt u hem misschien herinneren aan de belangrijke brieven die we hem hebben gestuurd.
De voorzitter : Op 6 januari heeft de voorzitter van het Vlaams Parlement een brief gestuurd om de premier aan onze brieven te herinneren. Op hetzelfde ogenblik is er een brief vertrokken naar minister-president Somers om hem te herinneren aan de brief de we begin december 2003 hebben geschreven in verband met de vrijstelling van onroerende voorheffing voor het gebruik van schoollokalen. In die brief klaagden we de onregelmatigheid daarvan aan. Ook daarop hebben we nog geen antwoord gekregen. Ik zal die brieven aan minister Vanderpoorten bezorgen, zodat ze die kan opvolgen.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in de discussie die in dit parlement doorging in de laatste werkweek van december 2003 werd inderdaad ook het denkspoor ontwikkeld van het gemeentelijk patrimoniumbeheer voor schoolgebouwen. Onder meer de heer Van Baelen pleitte hiervoor. Ik zou hierover een korte vraag willen stellen : kan dat eventueel worden betrokken bij dat PPS gegeven en op welke manier? Of wordt dat denkspoor helemaal verlaten?
De voorzitter : De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : Mijnheer de voorzitter, we hebben de voorbije maanden een aantal keren een zeer grondig debat gevoerd over de problematiek van de schoolinfrastructuur in zijn totaliteit. Zelf heb ik op de tribune betreurd - en alle collega's hebben zich daarbij aangesloten - dat door een samenloop van omstandigheden zowel de minister-president als de minister van Onderwijs op identiek hetzelfde ogenblik communiceerden over een van de aspecten die in de resolutie stonden, namelijk punt 9. In punt 9 werd gevraagd om een initiatief te ontwikkelen inzake privaat-private en privaat-publieke samenwerkingsverbanden. Ik blijf erbij dat het misschien wel een 'toevallige' samenloop van omstandigheden was, zeker qua timing, maar het gaat hier natuurlijk wel over een enorm belangrijk element voor de uitvoering van de resolutie.
Ik heb in de plenaire vergadering niet alleen een oproep gedaan om dat allemaal veel ruimer te bekijken, ik heb ook aan de regering voorgesteld om dat te laten verlopen via een werkgroep of dergelijke. Wat mij betreft gaat het hier niet om een problematiek van een politieke meerderheid op dit ogenblik, de problematiek is veel ruimer. Ik ben het met de heer Martens eens dat we vandaag niet weten hoe groot de top van de ijsberg is, we weten zelfs niet hoeveel scholen aanvragen hebben ingediend. Om dit in een veel ruimere context en op een rustige manier te kunnen onderzoeken, kan wat mij betreft een subcommissie of iets dergelijks worden ingeschakeld, omdat de kwestie voor mij losstaat van welke politieke meerderheid dan ook. Er zijn geen zeven wonderen te verwachten van wie dan ook op het ogenblik dat hij of zij aan de andere kant van de tafel zit. Ik sluit me inhoudelijk volledig aan bij de woorden van de collega's dat gebouweninfrastructuur, zeker voor scholen en openbare besturen, een heel belangrijke rol te vervullen heeft in een lokale samenleving.
De voorzitter : De subcommissie is nog altijd niet opgeheven en kan dus inderdaad worden ingeschakeld. Bij de regeling van de werkzaamheden zullen we de suggestie van de heer Van Baelen even opnieuw bekijken.
Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, ik ga proberen om zo volledig mogelijk te antwoorden. Wat de simulaties betreft, is het misschien interessant als ik straks even het woord geef aan mijn medewerker die die simulaties heeft gemaakt om daar meer uitleg over te geven.
Eerst wil ik echter zelf ingaan op de vraag in het algemeen. Ik denk dat de interpellanten inderdaad gelijk hebben wanneer ze zeggen dat de gevolgde timing bij de bekendmaking van onze initiatieven door omstandigheden vrij ongelukkig is uitgevallen. De aankondiging door de minister-president en mezelf was namelijk gepland voor het kerstreces, maar kon slechts gebeuren na het afsluiten op woensdagavond 17 december van de eerste consultatieronde van de netten als onderdeel van de eerste fase van dit project. Blijkbaar hebben we daardoor verkeerdelijk de indruk gewekt een gebrek aan respect te hebben voor het parlement. Als ik die indruk heb gewekt, wil ik me hiervoor verontschuldigen.
Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat ik met deze initiatieven samen met de minister-president een aanzet wil geven tot de oplossing van een infrastructuurprobleem dat inderdaad reeds regelmatig werd aangekaart in deze commissie en in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Als bijlage bij dit antwoord heb ik de commissiesecretaris de volledige persteksten en alle documenten die ter beschikking staan, overhandigd. Hij zal die dan overmaken aan de commissieleden.
De voorgestelde principes hebben tot doel een aantal krachtlijnen uit te tekenen die aan de basis zullen liggen van concreet uit te werken voorstellen voor alternatieve financiering van de scholeninfrastructuur. Ze mogen gerust worden beschouwd als een trendbreuk in de benadering van deze problematiek.
Zoals ook al bleek uit vorige discussies bij begrotingsbesprekingen en interpellaties, kan de overheid dit probleem niet alleen oplossen. Dat heb ik reeds een aantal keren gezegd. Meerderen onder jullie, zowel van de meerderheid als van de oppositie, hebben in het verleden mee aangedrongen op het uitwerken van alternatieve financieringsvormen.
Het is nu de bedoeling dat de Participatiemaatschappij Vlaanderen concrete voorstellen uitwerkt op basis van de vastgelegde principes. In de mate van het mogelijke moet hierbij rekening worden gehouden met de reacties en suggesties van de betrokken actoren.
Ik denk dat de heer Van Dijck vrij correct heeft uitgelegd waarover de voorstellen gaan. In de uitwerking van deze principiële voorstellen hebben we de nadruk willen leggen op twee sporen. Die twee sporen zijn echter niet zomaar te nemen of te laten en zijn ook niet de enige die in overweging worden genomen. Zo blijft bijvoorbeeld het denkspoor van het gemeentelijk patrimoniumvennootschap open. De twee meest onderzochte sporen zijn enerzijds een aanzet tot de concrete uitwerking van vormen van publiek-private samenwerking met een verhoogde overheidsinterventie en anderzijds een formule van alternatieve financiering, die een beroep doet op het Vlaamse spaarwezen, met een 100 percent overheidstussenkomst en met aandacht voor de eigenaarsstructuur. Ik denk dat het evident is dat er bij 100 percent subsidiëring ook moet worden gediscussieerd over de eigenaarsstructuur.
We hebben dus duidelijk gesteld dat we, buiten deze twee sporen, openstaan voor andere suggesties die ons in eerste instantie zullen worden aangereikt door de netten, samen met hun opmerkingen over de twee hoofdsporen. We hebben wel de reacties van de geconsulteerde onderwijspartijen opgevraagd voor half januari. Het moet evenwel duidelijk zijn dat onze inspanningen moeten worden geconcentreerd op een beperkt aantal sporen, die in ieder geval de twee aangereikte zullen omvatten.
Het is nog te vroeg om nu al in te gaan op de mogelijke zwakke kanten van de voorgestelde formules. Het zal namelijk de Participatiemaatschappij Vlaanderen zijn die in de uitwerking van de verschillende sporen een oplossing zal moeten aanreiken voor de mogelijke hinderpalen die een concrete realisatie in de weg zouden kunnen staan. Wat de timing betreft, schat ik dat de eerste concrete voorstellen binnen 4 tot 5 maanden door de participatiemaatschappij zouden kunnen worden afgerond.
U vraagt me naar voorbeelden van verwezenlijkingen. Ik wil daarbij verwijzen naar de successen van PPS-toepassingen in het onderwijs in het Verenigd Koninkrijk en de opstart van enkele projecten in Nederland. Ook in België werden reeds verschillende PPS-projecten in andere sectoren opgezet. Ik denk hierbij aan de luchthaven in Deurne, aan initiatieven op het vlak van huisvesting en aan verschillende lokale projecten waarbij een aantal steden hun zwembaden in de PPS-formule bouwen of dat van plan zijn. Wat de bevak-constructies betreft zijn eveneens reeds enkele succesvolle commerciële projecten opgezet.
Ik ben ervan overtuigd dat de denksporen die ik heb uitgetekend een wezenlijke bijdrage zullen leveren tot de oplossing van een probleem dat ons allen reeds lang bezighoudt. Ik ben er evenzeer van overtuigd dat we samen een constructief debat zullen voeren over de verwezenlijking van de uitgestippelde objectieven. In die zin is het misschien inderdaad niet slecht om in te gaan op de suggestie van de heer Van Baelen, alleen denk ik dat we dan wel heel goede afspraken moeten maken over de invulling van die subcommissie.
Het gaat over een zeer technisch en financieel complex gegeven. Het is belangrijk dat er van meet af aan mensen van mijn kabinet of van de administratie bij betrokken worden die de technische discussies volgen, niet zozeer om de discussie te voeren maar om te zorgen voor de informatie die ondertussen door ons is opgevraagd. Het is een te belangrijke materie om de discussie te beperken tot het kabinet of deze meerderheid. Ze zal immers binnen deze legislatuur niet volledig kunnen worden opgelost.
Op dit moment zijn er geen andere denksporen uitgesloten. Er zijn voorstellen gevraagd aan de netten. Die zullen eventueel nieuwe voorstellen doen en reacties geven op onze voorstellen. De discussie met de koepels en de netten zal de komende weken intenser worden.
Er zijn inderdaad decretale initiatieven nodig om een en ander te onderbouwen. In de loop van de komende maanden moet dat nog worden geregeld. We zijn vertrokken van de bestaande behoefte. Het enige wat we met zekerheid kennen, is de bestaande wachtlijst. Wat de heer Martens zegt, is juist. Er zijn scholen die nu geen dossier indienen en scholen die nu al een dossier indienen omdat ze aan de toekomst denken. Er is dus meer dan alleen maar die lijst, zowel in plus als in min.
Het overleg met de netten loopt. Met de bouwsector is er geen structureel overleg op gang getrokken. Wel zijn er losse contacten geweest. Zodra we de reacties van de netten kennen, is het van belang om ook met de bouwsector een meer structureel contact tot stand te brengen.
Agion, in opvolging van DIGO, zal nodig blijven, want niet elk bouwproject zal passen in de sporen die we nu hebben uitgetekend. Zo zullen bijvoorbeeld voor kleinschalige projecten de uitgetekende sporen al minder interessant zijn. Agion kan ook een rol spelen als vertegenwoordiging van de overheid in de beheersvennootschap. Dat betekent dat het voorontwerp van decreet over Agion verder zijn gang gaat maar dat dit zal moeten worden aangepast naargelang wat er later wordt beslist over de infrastructuur in het algemeen.
In dezen denken we vanzelfsprekend erg toekomstgericht. Zowel bij de bevak-formule als de PPS-formule hebben we het voortdurend gehad over de school van de toekomst. Het heeft immers geen zin om naar een nieuwe financieringsvorm te gaan en op het inhoudelijke aspect ter plaatse te blijven trappelen. Die nieuwe formules reiken precies kansen aan om het inhoudelijke beter te kunnen realiseren, met aandacht voor de leefomgeving waar de school zich in situeert en naargelang de behoefte van de school. Er zal een verschil zijn wanneer het gaat over een beroepsschool, een basisschool en dergelijke. Ook bij mij en bij de minister-president blijven er heel wat vragen. De PMV is aangeduid om die vragen mee op te lossen en na te gaan hoe er op vrij korte termijn een en ander kan worden gerealiseerd.
Er zijn een aantal simulaties gebeurd. We hebben getracht om de voorstellen die naar voren zijn gebracht, zo concreet mogelijk te benaderen door het definiëren van een aantal parameters. Dat is niet gemakkelijk omdat de parameters waarmee we hebben gewerkt een tweetal maanden geleden door sommige omstandigheden al zijn achterhaald door de werkelijkheid. De echte inschatting zal kunnen gebeuren nadat de projecten binnen de Participatiemaatschappij Vlaanderen een veel concretere vorm hebben gekregen. De bedoeling van de simulatie was na te gaan of de orde van grootte aanvaardbaar was voor alle deelnemers en of de gewenste rendementen in de markt door de financiële instellingen of door specialisten als aanvaardbaar zouden worden beschouwd.
Wat hebben we in de bevak-constructie gedaan? Ik beperk me tot de bevak-constructie omdat de redenering voor de PPS-constructie vrij analoog is. We zijn vertrokken van een gewenst marktrendement, dat afhankelijk is van een aantal factoren. We hebben als basis het risicovrije rendement genomen van een tienjarige OLO, die ondertussen al is geëvolueerd. Op het ogenblik van de berekening was het rendement ongeveer 4,4 percent terwijl het nu ongeveer 4,6 percent bedraagt. Het onbekende element is de risicopremie die aan de aandeelhouders zal moeten worden betaald. Iedere beursgenoteerde vennootschap draagt immers een mate van risico in, hoewel we inschatten dat in dit geval het risico zeer klein zal zijn. De risicopremie is ongeveer geschat op 1,25. Dit zal een van de factoren zijn die in de concrete uitwerking uiteraard zullen moeten worden verfijnd in samenwerking met de echte beursspecialisten.
In de door huurgelden te dekken kosten zit onder andere ook het groot onderhoud. In de simulatie hebben we dat berekend op grosso modo 3 percent. Het moet duidelijk zijn dat in het reële functioneren het groot onderhoud vertaald zal worden in reële behoeften en ingebrachte facturen. Een vuistregel van 3 percent is maar een indicatie. We hebben ook de werkingskosten ingeschat van de bevak zelf en van de beheersvennootschap die ook zullen moeten worden gedragen door de bevakstructuur.
Over een laatste punt kan nog een discussie met serieuze gevolgen ontstaan. We hebben namelijk de veilige kant gekozen van liever overschatten dan onderschatten. We zijn ervan uitgegaan dat alle kosten worden geïndexeerd, ook de huurbedragen en de huurinterventies. We hebben die indexering op 2 percent gesteld. Het is zeer de vraag of die indexering nodig is naar het aan de aandeelhouders te verzekeren marktrendement. Daar bestaat discussie en onzekerheid over. Dit is een vorm van voorzichtige inschatting.
Ik geef volkomen vrijblijvend de som van die totale kosten, namelijk tussen de 8 en 9 percent van het patrimonium. Dit is volledig vrijblijvend omdat het een simulatie is waarbij een aantal parameters nog kunnen wijzigen. De cijfers die uit de simulatie voortvloeien, lijken zeker aanvaardbaar. Het belangrijkste element in de totaalkost, wat zeer moeilijk is in te schatten, wordt bepaald door het aantal scholen dat zal deelnemen aan de bevak omdat we het gedeelte dat niet kan deelnemen aan de bevak noch aan de PPS op de klassieke DIGO manier zullen subsidiëren. Er zal een verhouding ontstaan tussen bedragen volgens de klassieke manier en bedragen volgens de nieuwe manier. We hebben in onze simulatie ervoor gezorgd dat er voor de scholen die niet zouden kunnen deelnemen aan de bevak noch aan de PPS, verhoudingsgewijs een gelijk deel blijft voorbehouden voor de klassieke subsidiëring dan ze nu hebben. Er is geen sprake van om dat te verminderen.
We hebben de simulatie gemaakt voor 100, 82 en 50 percent deelname. Dit waren de uitgangsparameters. We hebben getracht dit zo grondig mogelijk te doen, maar bij de concrete uitwerking kunnen een aantal zaken variëren.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een vraag bij de laatste toelichting. De bevak-structuur werkt met aandeelhouders. Wat is, bij de vermelde participatiecijfers, het aandeel van de overheid in de bevak-structuur? Is het de bedoeling dat de overheid betrokken is?
Minister Marleen Vanderpoorten : Ik heb waarschijnlijk verwarring gecreëerd door die percentages te vermelden. Ze hebben enkel betrekking op het percentage van de huidige scholen uit de wachtlijst die kunnen toetreden tot de bevak. Dit heeft natuurlijk invloed op de brutokosten.
De heer Kris Van Dijck : Hoe groot is de participatie van de overheid in die bevak?
Minister Marleen Vanderpoorten : Er zijn twee elementen van belang bij de bevak. De CVA-bevak zelf is volledig beursgenoteerd en in handen van de Vlaamse spaarder, dus zonder interventie van de overheid. Die bevak wordt bestuurd door een nietafzetbare vennootschap, waarin de overheid een vertegenwoordiging zal hebben. Het aandeel van de overheid in de raad van bestuur van die beheersvennootschap is nog een punt van discussie en nog niet vastgelegd.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitvoerige antwoord. De hier uitgetekende denkoefening moet, kan en mag verder onderzocht worden. Het is een vrij technisch dossier, dat ook door de commissie kan worden opgevolgd.
Mevrouw de minister, ik aanvaard uw antwoord op mijn eerste vraag.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens :Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij dat er iets ten goede beweegt, maar ik betreur dat het pas op het einde van de legislatuur gebeurt. Het probleem was ook in het begin van de legislatuur aanwezig. We hebben toen reeds suggesties gedaan, die nu pas worden uitgewerkt.
Ik stel vast dat op een aantal punten goed werk wordt geleverd, maar voor sommige punten is de zaak nog zeer rudimentair.
Mevrouw de minister, als u spreekt over decretale voorbereidingen die in 2005 kunnen worden uitgevoerd, is dat illusoir. Ik voel met mijn ellebogen aan, zelfs al staat er al wat politiek eelt op, dat heel wat tijd nodig zal zijn om tot concrete resultaten te komen.
Er zal ook een aanpassing van de federale wetgeving moeten gebeuren. Het KB over de bevak is niet van toepassing voor deze zaken. Een KB kan zeer snel aangepast worden, maar het is duidelijk dat er veel werk te doen is.
Het gaat om denkoefeningen die we al vroeger hebben gesuggereerd. Het is een interessant en boeiend project. We steunen dit, maar we betreuren dat er de voorbije jaren geen vooruitgang is geboekt.
Mevrouw de minister, men had u het plezier kunnen gunnen om aan de vooravond van de verkiezingen de eerste school te openen volgens het nieuwe model. Die kans hebt u laten liggen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.