Plenaire Vergadering van 09/12/2003
Vraag om uitleg van de heer Koen Helsen tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de deelname aan de Staten-Generaal voor het Gezin
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Helsen tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de deelname aan de Staten-Generaal voor het Gezin.
Nu ik even voorzitter ben, zou ik mijn grote verbazing willen uiten. Zowel andere leden als ikzelf krijgen regelmatig de opmerking dat vragen niet ontvankelijk zijn, omdat het onderwerp in kwestie al ter sprake is gekomen. Ik vind het wat vreemd dat u een vraag stelt over een onderwerp dat in de plenaire vergadering naar aanleiding van een actuele vraag al aan de orde is geweest. Ik heb het wat moeilijk met deze politiek van twee maten en twee gewichten. Maar goed, ik zal me straks bij uw vraag aansluiten.
De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de voorzitter, ik was alleszins niet op de hoogte van die actuele vraag. Dat is me wellicht ontgaan. Maar als commissievoorzitter, die vragen en interpellaties beoordeelt, ben ik niet onfeilbaar. Ik heb er geen probleem mee om dit toe te geven. Ik verontschuldig me als dit onderwerp daadwerkelijk al aan bod is gekomen. Toch wil ik heel kort mijn vraag stellen, daar ze nu toch op de agenda staat. Dat is een beetje het voorrecht van de voorzitter, maar ik maak daar zeker geen misbruik van.
Mevrouw de minister, de Staten-Generaal voor het Gezin is van start gegaan. Het is federaal staatssecretaris Simonis die daartoe het initiatief heeft genomen. Ze bekijkt het gezin in de brede betekenis van het woord, en begeeft zich daarmee niet alleen op het federale vlak, maar ook op het domein van de gemeenschappen. Zo had ze het bijvoorbeeld over kinderopvang en de financiering van de neutrale ontmoetingsruimtes. Dat doet wat vragen rijzen bij mij. Zijn er goede afspraken gemaakt over de bevoegdheidsverdeling? Hebt u gereageerd op de uitspraken die er tot op heden werden gedaan over die kinderopvang en die neutrale ontmoetingsruimtes? Hebt u daar onderling overleg over gehad? Dat is immers duidelijk gemeenschapsmaterie. Het is niet aan de federale overheid om daar een staten-generaal over te organiseren. Dat is dus een kwestie van afspraken. Goede afspraken maken goede vrienden.
Er zijn echter een aantal onderwerpen aan bod gekomen waarbij de gemeenschappen wel betrokken zijn. Het is niet altijd even duidelijk waar precies de scheidingslijn ligt. Gaat u in het kader van de Staten-Generaal een stelling innemen over een aantal van die onderwerpen? Wat is de bedoeling terzake? Wat zijn de beleidsopties? Zo is er bijvoorbeeld de niet-aftrekbaarheid van de buitenschoolse kinderopvang. Die valt volgens mij wel te verdedigen. Een ander punt is dat van de bedrijfscrèches, waartegen de staatssecretaris zich heeft afgezet. In het kader van het beleid dat Vlaanderen wil voeren inzake tewerkstelling en kinderopvang lijkt het me belangrijk dat we de rol van de bedrijven inzake die kinderopvang beklemtonen en verdedigen. Wat is uw visie op die Staten-Generaal?
De voorzitter : Mijnheer Helsen, het is niet de minister die toen heeft geantwoord. Het was minister Sannen die de tekst voorbereid door haar kabinet heeft voorgelezen.
Mevrouw de minister, toen ik die vraag op 19 november stelde, had ik gesignaleerd dat die Staten-Generaal zich niet alleen boog over gemeenschapsmateries, in de werkgroep inzake diensten aan gezinnen en steun aan ouders, maar dat een en ander bovendien zeer sterk Franstalig gekleurd was. Zo was het voorzitterschap van de voornoemde werkgroep aan de Ligue des Familles toevertrouwd. Daar de procedure nu eenmaal zo is dat het de voorzitter is die het discussiedocument introduceert, geeft die zo de krijtlijnen en het kader aan van wat in die werkgroep ter sprake zal komen. Daarom heb ik minister Sannen gevraagd of het wel zin had om deel te nemen aan die werkgroep.
De andere werkgroepen buigen zich over gezinsleven en beroepsleven en gezinnen en fiscaliteit, gezinnen en sociale zekerheid, gezinnen en justitie. Het lijkt me zinvol dat de federale overheid over die onderwerpen de niet-gouvernementele organisaties en het middenveld samenbrengt. Maar diverse deelnemers aan Vlaamse zijde die zich kandidaat hadden gesteld voor alle werkgroepen hebben van in het begin gezegd dat het niet opportuun was om de voornoemde werkgroep te organiseren.
Sinds 19 november heeft ook de Gezinsbond bekend gemaakt uit die werkgroep te zullen stappen. Dé vertegenwoordiger van gezinnen in Vlaanderen, de Gezinsbond, heeft eerst vruchteloos geprobeerd om de agendering in vraag te stellen en is daarna uitdrukkelijk uit de Staten-Generaal gestapt. Zelfs als er goede afspraken worden gemaakt, is het immers niet mogelijk om onze bevoegdheid ten volle te benutten. Ik vraag me dan ook af wat de anderen zullen doen.
Minister Sannen heeft me verteld dat er een vertegenwoordiging is van Kind en Gezin en van het CBGS. Heeft het nog zin dat ze deelnemen aan de Staten-Generaal? Met welke personen pleegt u permanent overleg? Zou het niet beter zijn dat u gesprekken met die mensen organiseert op Vlaams niveau over de diensten aan gezinnen en ouderondersteuning?
Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mevrouw de voorzitter, mijnheer Helsen, er zijn inderdaad nieuwe elementen opgedoken in dit dossier. Minister Sannen heeft u enkele weken geleden gezegd dat we niet werden geconsulteerd over de opportuniteit van de organisatie van de Staten-Generaal van het Gezin. Het is ook niet aan ons om daarvoor toestemming te verlenen. Het initiatief kan worden genomen op federaal niveau.
Eind september heb ik mevrouw Simonis, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een Handicap, geschreven - het probleem begint al bij haar titel natuurlijk, maar ook daarover heb ik niets te zeggen. Ik schreef haar dat het geen probleem is dat zij een initiatief neemt als staatssecretaris voor het Gezin, maar dat heel veel agendapunten een invloed hebben op de bevoegdheden of de bevoegdheden zelf zijn van de gefederaliseerde entiteiten.
Ik schreef haar een tweede brief in december omdat ik heel verbaasd was over de manier van werken van de Staten-Generaal. Ik schreef dat de vijfde werkgroep, namelijk 'diensten aan gezinnen en ouderondersteuning', niet op mijn medewerking of aanwezigheid zal kunnen rekenen. Ik begreep dat een aantal andere Nederlandstalige vertegenwoordigers evenmin wensen mee te werken.
We sturen wel een vertegenwoordiging naar de andere vier werkgroepen : de werkgroep gezin en beroepsleven, de werkgroep gezin en sociale zekerheid, de werkgroep gezin en justitie en de werkgroep gezin en fiscaliteit. Die federale bevoegdheden kunnen immers een directe impact hebben op ons eigen gezinsbeleid. De heer Helsen sprak over neutrale ontmoetingsruimtes. Het is duidelijk dat er terzake in sommige dossiers een directe band kan zijn met justitie. Ook gezin en fiscaliteit kunnen van belang zijn, denken we maar aan de mogelijke fiscale maatregels voor kinderopvang. Het is belangrijk om vertegenwoordigers naar die werkgroepen te sturen.
In mijn brief van 1 december heb ik op een vrij scherpe manier gevraagd in welke mate de conclusies gevolgen kunnen hebben als er geen forum wordt gecreëerd dat medewerking krijgt van de deelregeringen.
Ik herhaal nog eens dat we uitdrukkelijk hebben gevraagd om bij het initiatief te worden betrokken. De Staten-Generaal werd officieel geopend op 13 november en werd ingedeeld in vijf werkgroepen. Alle relevante Vlaamse actoren werden uitgenodigd. Ik kan daarbij geen kritische bedenking maken. Het CBGS, Kind en Gezin, de Gezinsbond en het Kinderrechtencommissariaat werden alle gevraagd om een vertegenwoordiger af te vaardigen. We hebben wel grote vragen over het statuut van de vijfde werkgroep en hebben daarom beslist om geen vertegenwoordiging van de Vlaamse Gemeenschap te sturen naar die werkgroep. Ik kan de gang van zaken alleen maar betreuren.
Ik ben zeker niet a priori tegen bedrijfscrèches. De tijd van de klassieke oudervoorzieningen en voorzieningen voor mensen met een handicap is voorbij. Ook op het vlak van bedrijfscrèches is een evolutie merkbaar. Er blijven nog maar weinig bedrijfscrèches over die exclusief werken met kinderen van ouders die in het bedrijf werken. Kind en Gezin heeft een nieuw initiatief. Ik heb een campagnefolder bij me. Kind en Gezin wenst partnerships te sluiten met KMO's. De overheid blijft de kwaliteit bewaken. Dat is erg belangrijk. Ik herhaal dat ik niet tegen partnerschappen met bedrijven ben, integendeel, ze zijn zelfs aan te bevelen. Bedrijfscrèches zijn zeker geen taboe.
Ik heb nog geen signaal gekregen dat mevrouw Simonis dit zou willen terugschroeven, maar een fiscale aftrekbaarheid, toch een federale materie, is mogelijk sinds 1 januari 2003 voor bedrijven die instappen in kinderopvang. Dat is trouwens ook een onderdeel van de campagne om werkgevers aan te zetten om initiatieven omtrent kinderopvang te nemen.
Ik heb eerder al de insinuerende vraag gekregen of ik op tafel ben gesprongen en of iedereen het heeft gezien.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, ik heb gevraagd of u extra inspanningen levert, niet of u op tafel springt.
Minister Adelheid Byttebier : Ik meen in dit dossier te kunnen aantonen dat het voor mij geen media-event moet zijn maar dat ik wel krachtdadig beslissingen neem over het al dan niet stappen in een initiatief dat geen federale bevoegdheid is, althans niet wat betreft de vijfde werkgroep.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat er een initiatief is van Kind en Gezin over de bedrijfscrèches. Ik kende de campagne niet, maar ik steun dit volledig.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik had een vraag gesteld over diensten aan gezinnen en ouderschapssteun. Bestaat daarover een overleg met de NGO's en de organisatoren, al was het maar om op Vlaams niveau een platform te hebben dat een even belangrijk tegenwicht kan leveren ten opzichte van de betrokken actoren die nog wel in die federale werkgroep zitten?
Minister Adelheid Byttebier : Bij mijn weten heeft de Gezinsbond ervoor gekozen niet te gaan, net zoals de Vlaamse overheid. De conclusie kan alleen maar zijn dat de rondetafel bij vier werkgroepen mogelijk tot een resultaat kan leiden. Wat betreft de vijfde werkgroep, kan ik me niet voorstellen dat een werking die enkel wordt gedragen langs Franstalige kant en die trouwens betrekking heeft op het beleid van de gefederaliseerde instellingen, van enige betekenis kan zijn voor ons Vlaams beleid. We kunnen altijd inspiratie opdoen bij wat in het buitenland of aan Franstalige kant gebeurt, ik sta daar zeer sterk voor open. We zullen ons echter helemaal niet gebonden voelen door initiatieven die in die vijfde werkgroep worden genomen.
De voorzitter : Is er op Vlaams niveau over die thema's op dit ogenblik met NGO's of de Gezinsbond een overleg? Ik begrijp dat er uit die federale werkgroep geen geldige conclusies kunnen komen, maar misschien is het wel opportuun dat er over deze thema's eens een overleg en conclusies komen.
Minister Adelheid Byttebier : Ik dacht dat u allusie maakte op het al dan niet bestaan van een schaduwrondetafel. Die hebben we niet opgericht naar aanleiding van dit federaal initiatief. Op de ondernemingsconferentie, die nu tussen de Vlaamse regering en de sociale partners zijn beslag kent, komt zeer zeker het aspect van gezin en arbeid aan bod. Het is jammer dat aan de kant van de sociale partners er alleen werkgevers en werknemers uit de profitsector zitten terwijl er ook in de social-profitsector heel sterke ondernemers zijn. In dat opzicht moeten we dus dubbel werk leveren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.