Plenaire Vergadering van 09/12/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over de wachtlijsten in de sociale koopsector
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Heeren tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over de wachtlijsten in de sociale koopsector.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we hebben het in deze commissie al vaak gehad over wachtlijsten in de woonsector, maar meestal wordt daarbij gedacht aan de lange wachtlijsten - bijna 70.000 mensen - in de sociale huursector.
Er is echter ook zoiets als de sociale koopsector. Zonder afbreuk te willen doen aan het probleem van de lange wachtlijst in de sociale huursector, stel ik me ook vragen bij de spectaculaire stijging van de immobiliënprijzen op de privé-markt en de prijzen van de bouwgronden. Door die stijgingen wordt niet alleen de druk op de sociale huursector nog verhoogd, maar ook die op de sociale koopsector. We beschikken echter niet over veel gegevens daarover. Vandaar mijn vragen.
Mijnheer de minister, hoeveel kandidaat-kopers voor een sociale koopwoning stonden op 1 januari 2003 ingeschreven bij de respectieve bouwmaatschappijen in Vlaanderen? Wat was het gemiddeld jaarlijks productievolume van de eigendomssector in zijn geheel? Welke wachttijd moeten mensen die zich inschrijven bij een socialekoopmaatschappij, doorlopen? Voor de huursector weten we dat, al hangt het ook af van het soort woning. Voor de koopsector heb ik daar echter geen gegevens over. Blijkt uit de gegevens dat er regionale verschillen zijn, en is daar ook een verklaring voor? Als er een wachtlijst is, hoe probeert u daar dan op te anticiperen? Welke maatregelen zult u nemen?
Uit uw beleidsbrief heb ik begrepen dat u overweegt een centraal wachtregister op te stellen. In de sociale huursector kan een kandidaat-huurder zich overal inschrijven, zonder dat het iets kost. Klopt dat daarvoor in de sociale koopsector een inschrijvingsgeld moet worden betaald? Zo ja, hoeveel is dat dan? Is er een gemiddelde voor bepaald, en zijn daar richtlijnen voor? Is er in dat geval geen sprake van discriminatie? Het zijn beide gesubsidieerde sectoren, en ook de mensen zien het onderscheid niet. Toch wordt er blijkbaar gemeten met twee maten en twee gewichten.
Overweegt u een centraal wachtregister aan te leggen voor de eigendomssector? Welke initiatieven wenst u terzake te nemen in de komende maanden?
De voorzitter : Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, collega's, het leuke aan dit soort vragen is dat we soms met praktische problemen worden geconfronteerd waar we voordien niet altijd weet van hadden.
Er is bij de VHM, de afdeling Woonbeleid of andere betrokken instanties, niet zoiets als een inventaris voorhanden. De koopsector is immers een geval apart. Vaak stellen mensen zich kandidaat voor bepaalde projecten.
Mevrouw Heeren, uw vraag om uitleg is op 2 december 2003 ingediend. Zoals gewoonlijk, heeft mijn kabinet ze een dag later ontvangen. Ik heb dit vrij korte tijdsbestek aangewend om de beschikbare gegevens zo goed mogelijk te inventariseren. De gegevens waarover ik momenteel nog niet beschik, zal ik u later bezorgen. Hoewel punctuele vragen als deze meestal in de vorm van een schriftelijke vraag worden gesteld, is dit punt ook vanuit beleidsmatig oogpunt interessant.
De meeste betrokkenen stellen zich kandidaat voor een koopwoning zodra ze zien dat ergens een project wordt opgestart of vernemen dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren. Pas op dat ogenblik beslissen ze zich hiervoor in te schrijven. Zoals ik daarnet al heb gezegd, beschik ik momenteel niet over een globaal overzicht van het aantal inschrijvingen. Om dit overzicht te krijgen, moeten we alle koopmaatschappijen om de nodige gegevens vragen.
Het aantal inschrijvingen voor een project is vaak verbonden met de zichtbaarheid ervan. De vaststelling dat een project vorm krijgt, zet mensen aan om zich over de mogelijkheden tot kandidaatstelling te informeren.
De prijsbepaling in de koopsector verloopt vaak op een vrij aparte manier. Meestal wordt de prijs pas definitief vastgelegd eenmaal de funderingswerken achter de rug zijn. De funderingswerken hebben immers een bepalende invloed op de prijs van een project. Hoewel de kwaliteit van de bouwgrond op voorhand door middel van sonderingswerken gedeeltelijk kan worden ingeschat, is het moeilijk de kostprijs van een bepaald project op voorhand vast te leggen.
Ik zal even een overzicht geven van het jaarlijks productievolume in de koopsector gedurende de voorbije vijf jaar. In 1998 ging het om 766 woningen. In 1999 steeg dit volume tot 893 woningen. In 2000 daalde het weer tot 620 woningen. In 2001 viel het terug tot 490 woningen. In 2002 steeg het weer tot 649 woningen. In totaal gaat het om 3.418 woningen. Het jaarlijks gemiddelde bedraagt 684 woningen.
De gevraagde informatie over de gemiddelde wachttermijnen kan ik vandaag niet geven. Zoals ik daarnet al heb verklaard, moet ik dit eerst aan de bouwmaatschappijen vragen. De VHM beschikt momenteel niet over deze informatie. Zodra ik over deze informatie beschik, zal ik ze aan mevrouw Heeren bezorgen.
Volgens de vigerende reglementaire bepalingen bedraagt het inschrijvingsgeld 25 euro. Eenmaal een kandidaat een woning is toegewezen, krijgt hij dit inschrijvingsgeld evenwel terugbetaald. De kostprijs van een inschrijving wordt, met andere woorden, volledig gerecupereerd.
Ik vind het inbouwen van een drempel op zich eigenlijk niet zo onverstandig. Zonder een dergelijke drempel zouden bepaalde mensen zich voor alles en nog wat inschrijven en zou de ernst van de kandidaturen niet altijd even duidelijk zijn. Het inschrijvingsgeld fungeert als een filter. Ernstige kandidaten zullen snel bereid zijn dit bedrag te betalen. Bovendien gaat het hier niet om verloren geld. Wie een woning toegewezen krijgt, krijgt zijn inschrijvingsgeld terug.
Wat het opstellen van een centrale wachtlijst betreft, zou ik in eerste instantie een inventaris van het aantal ingeschreven kandidaten willen opmaken. Deze informatie zou me helpen het beleid vorm te geven.
Ik zou tevens een centraal register van de lopende projecten willen opstellen. Dit zou de klantvriendelijkheid van het beleid ten goede komen. Een inwoner van Lanaken die de VHM zou vragen of hij zich kandidaat kan stellen voor een koopwoning in het Maasland of in Centraal-Limburg, zou immers onmiddellijk te horen krijgen of er in die streek projecten worden ontwikkeld of voorbereid. Die globale informatie zou de mensen in staat stellen de betrokken bouwmaatschappijen te contacteren en eventueel hun kandidatuur te stellen.
Op dit vlak wil ik zeker rekening houden met de overwegingen van mevrouw Heeren. Ik zal trachten deze voornemens ook in de praktijk te brengen. Ik zal een inventaris laten opmaken van het aantal ingeschreven kandidaten. Om de klantvriendelijkheid te verbeteren, zal ik de mensen de gelegenheid bieden om zich bij de VHM te informeren over alle lopende projecten en over de bouwmaatschappijen die ze moeten contacteren om zich eventueel te kunnen inschrijven.
In de Vlaamse begroting 2004 wordt het volume van de koopsector verhoogd. Voor 2003 was destijds 88.894.000 euro begroot. Voor 2004 stijgt dit bedrag tot 90.227.000 euro. Met dit geld financieren we het verschil tussen het aantrekken van kapitaal en het verstrekken van goedkope leningen. We proberen in voldoende fondsen te voorzien om de sector de kans te bieden op dit vlak zelf een dynamiek te ontwikkelen.
De voorzitter : Mijnheer de minister, ik weet dat de vraag om uitleg van mevrouw Heeren voornamelijk om statistische gegevens draait en dat dergelijke vragen meestal schriftelijk worden gesteld. Aangezien haar vraag om uitleg ook een politiek aspect bevat, hebben we evenwel besloten dit punt toch hier te agenderen.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik heb die informatie zelf nergens gevonden. Ik wil de minister niets verwijten. Het verbaast me gewoon dat die cijfers niet voorhanden zijn.
Ik steek niet onder stoelen of banken dat ik de minister graag hoor verklaren dat de budgetten zijn verhoogd. Zijn voorgangers hebben dit trouwens ook gedaan. Ik ga er evenwel van uit dat budgetten op basis van een stijging van de vraag worden verhoogd. Een stijging van de vraag houdt in dat meer mensen zich kandidaat stellen. Het verbaast me dan ook dat niemand blijkt te weten hoeveel mensen zich in Vlaanderen kandidaat hebben gesteld om een sociale koopwoning te verwerven.
Zodra de leefbaarheid van onze wijken en het socialehuurbesluit ter sprake komen, schreeuwt iedereen moord en brand. Iedereen is van mening dat we ook koopwoningen nodig hebben om weer normale wijken te krijgen.
Een dergelijk beleid moet echter op cijfergegevens worden gebaseerd. Budgetten moeten worden verhoogd indien uit de data blijkt dat de bestaande budgetten niet volstaan. Ik vind het dan ook enigszins contradictorisch dat het budget van de koopsector wordt verhoogd. Bovendien dient dit geld enkel om leningen te financieren. Hieruit blijkt dat de vraag is gestegen.
Ik vind dat de vraag dringend moet worden geïnventariseerd. Aangezien het slechts om 25 maatschappijen gaat, zouden we dat bij manier van spreken zelf kunnen doen. Het zou een medewerker slechts twee dagen kosten om al die gegevens te verzamelen.
Voor Jan Modaal zou het centraal wachtregister een interessant gegeven vormen. Indien hij een 0800-lijn wil installeren, zal de minister die gegevens sowieso moeten verzamelen. Indien mensen telefonisch vragen of ze een woning kunnen kopen, moeten die gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn.
Er wordt al jarenlang gepleit voor het oprichten van een wetenschappelijk steunpunt. Ik hoop dat de minister hier eindelijk werk van zal maken. Goede gegevens zijn essentieel voor het beleid. Het beleid moet op deze data worden afgestemd.
Hoewel ik maar al te goed besef dat de Vlaamse verkiezingen al binnen enkele maanden plaatsvinden, vind ik dat de betrokken overheden over deze gegevens zouden moeten beschikken.
Minister Marino Keulen : Mevrouw Heeren, wat uw analyse van de huidige situatie betreft, zijn we eigenlijk bondgenoten. Ik erken de nood aan betrouwbare data. Ik wil de klantvriendelijkheid van het beleid verbeteren. Ik heb de indruk dat die nood in het verleden nooit is aangevoeld. Dit kan aan het projectgebonden karakter van een groot aantal initiatieven liggen. Mijns inziens,moeten we ons hier niet als tegenstrevers opstellen. De problemen die u aanhaalt, zijn problemen die ik zelf ook wil aanpakken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.