Plenaire Vergadering van 04/12/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over dienstencheques voor kinderopvang
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Becq tot de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over dienstencheques voor kinderopvang.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag komt wellicht regelmatig terug. Mijnheer de minister, u bent minister van Werkgelegenheid, maar soms heb ik de indruk dat u ook minister van kinderopvang bent. Budgettair gesproken is dat voor een deel ook zo. We hebben daar soms wat moeite mee omdat we in de sector van de kinderopvang kwaliteit en voldoende voorzieningen heel belangrijk vinden. We hebben graag dat er voor de mensen duidelijkheid bestaat over de manier waarop wordt gewerkt, en over de vraag waar ze terechtkunnen. Alles zou op een eenvormige manier moeten worden georganiseerd zodat er geen 27 systemen naast elkaar bestaan.
U hebt gelijk dat er nood is aan kinderopvang. Er waren 10.000 plaatsen in de reguliere kinderopvang beloofd en evenveel in de buitenschoolse kinderopvang. In de reguliere opvang geraakt men nu met moeite aan 5.000 nieuwe plaatsen. Binnen de buitenschoolse opvang is men bezig met een uitbreiding, maar die wordt vooral gefinancierd via personeelsleden, maar niet via de werkingstoelagen uit Welzijn. Voor de buitenschoolse opvang hebben we altijd gevraagd dat er een eenheid van beleid en beslissing zou zijn, wat er nu niet is.
Op de werkgelegenheidsconferentie kwam ook de problematiek van de dienstencheques aan de orde. Het wordt op den duur zeer onduidelijk wat een Vlaamse en wat een federale bevoegdheid is. Ik ga ervan uit dat u de beschikbare middelen voor Vlaamse dienstencheques in de kinderopvang wilt investeren. Waar staan die middelen in de begroting en hoeveel bedragen ze?
U hebt een evolutie doorgemaakt, mijnheer de minister. Aanvankelijk wilde u met de dienstencheques ook de buitenschoolse kinderopvang organiseren. Het is me niet duidelijk of u dit nog steeds overweegt. We probeerden een berekening te maken van de kostprijs voor de overheid en de gebruiker. De kinderopvang via de dienstencheques kost voor de gebruiker 4,34 euro netto, rekening houdend met de belastingaftrek nadien, terwijl die in een IBO gemiddeld 1,5 euro kost. Met de dienstencheques is er op geen enkele manier een modulering naargelang het gezinsinkomen. CD&V heeft altijd zeer sterk beklemtoond bij de kinderopvang dat de betaalbaarheid moet worden gegarandeerd. Dit kan maximaal bij inkomensgerelateerde maatregelen, wat niet terug te vinden is bij de dienstencheques. We zouden daarenboven graag een eenvormig systeem van betaling hebben voor de ouders, en niet een totaal ander systeem voor buitenschoolse kinderopvang, voor de opvang van zieke kinderen en voor dagopvang. Voor de gebruiker wordt een dergelijke opvang bijna dubbel zo duur, zonder enige sociale correctie.
Hebt u al berekend wat de overheid per kind investeert als men werkt via dienstencheques in vergelijking met het gewone circuit? Ik hoop dat hier berekeningen van bestaan. De financiering van de buitenschoolse kinderopvang bedraagt per jaar zo'n 1.200 euro per kind. Via de dienstencheques, waarbij individueel voor de opvang wordt gezorgd, gaat het om 18.000 euro. Zelfs al heb je vier kinderen thuis, dan is het bedrag dat de overheid investeert nog vier keer zo hoog. Hier kan de vraag naar de rendabiliteit worden gesteld.
Een ander punt van kritiek, waarvan ik denk dat u er als socialistisch minister over bekommerd zult zijn, gaat over het werknemersstatuut. Op dit ogenblik leven bij de onthaalgezinnen hierover heel veel vragen en discussies. Er is nu een stapje vooruit gezet, maar nu begint men echter met een nieuw systeem voor werknemers en laat men het andere systeem zomaar voortbestaan.
Een derde punt is de kwaliteit van de opvang en de controle. In het systeem van kwaliteitsontwikkeling hebben we een hele evolutie doorgemaakt, niet alleen bij de gewone opvang maar ook bij de opvang van zieke kinderen. Die kwaliteit wordt mee bewaakt door Kind en Gezin. Er worden serieuze kwaliteitseisen gesteld, die niet te herleiden zijn tot opleiding en scholing, maar vaak mee gegarandeerd, ondersteund en uitgebouwd worden vanuit een heel circuit van dienstverlening, vorming en bijscholing. Het gaat over meer dan een diplomadiscussie.
Als men bovendien een systeem van dienstencheques ontwikkelt, introduceert men een zoveelste systeem naast wat er al bestaat in het landschap van de kinderopvang. Bovendien worden die dienstencheques gekaderd in een tewerkstelling vanuit interimbureaus en dergelijke. Wij hebben er altijd voor gepleit om rekening te houden met wat er al bestaat. Als er nieuwe dingen worden ontwikkeld, zoals de opvang van zieke kinderen of een flexibele opvang, laat ons dan die systemen enten op wat er al bestaat en laat ons uitgaan van kinderdagverblijven die zelf personeel rekruteren, zorgen voor de nodige bijscholing en vorming en laat hen deze dan verder uitbouwen.
Mijnheer de minister, wordt het denkspoor van de dienstencheques voor de kinderopvang verder gevolgd? Welke budgettaire middelen hebt u daarvoor beschikbaar? Waar vind ik dat terug in de begroting? Hoe zult u de kwaliteit garanderen? Hoe zult u de betaalbaarheid garanderen, wetende dat het om een dure financiële operatie gaat?
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil me aansluiten bij deze bezorgdheid. De sector vraagt concrete en duidelijk antwoorden.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, de vraag is zeer belangrijk omdat er in de lopende debatten nood is aan duidelijkheid.
Kinderopvang is voor mij vanaf het begin een grote bezorgdheid. Ik verwijs naar mijn beleidsnota en de verschillende beleidsbrieven, waar altijd wordt gezegd dat het niet alleen een universele dienstverlening is, maar ook een geïntegreerde dienstverlening. Hierbij gaat het over de aspecten van mobiliteit voor zij die willen werken en de aspecten van kinderopvang voor zij die willen werken of een opleiding willen volgen. In het concept van de lokale werkwinkel wordt ook altijd rekening gehouden met het aspect mobiliteit en het aspect kinderopvang.
Een van de experimenten van meer dan tien jaar geleden was de buitenschoolse kinderopvang met een systeem van gesco's. De mensen legden destijds de nadruk op buitenschoolse kinderopvang, en niet alleen voor-en naschoolse kinderopvang. In de praktijk heeft men daarvan voortdurend moeten afwijken. Dat is een aspect dat de kostprijs van het systeem benadrukte. De gemeenten doen minstens altijd grote investeringen om voor de kinderen zo mooi mogelijke plaatsen te creëren. Daar zijn echt pareltjes van initiatieven bij. Eén aspect van het systeem is dat altijd naast de school in ruimtes moest worden voorzien en er investeringen moesten gebeuren. Voor sommige gemeenten betekent dat tientallen miljoenen frank.
Anderzijds kunnen de socialezekerheidsbijdragen die instaan voor de werking, het zogenaamde FCUD, momenteel niet meer uitbreiden. Ze kunnen enkel instaan voor bestaande werkingskosten.
Het derde betalingskanaal is het departement Welzijn dat via Kind & Gezin instaat voor de werkingskosten, weliswaar met beperkte mogelijkheden want er moeten veel keuzes worden gemaakt in het kader van Welzijn.
Het eerste aspect waarvoor we volop ruimte hebben geschapen, is dat wat via het budget van Werkgelegenheid gebeurt. We zijn voluit gegaan in het versoepelen van de toegang en het vergroten van de mogelijkheden van de gesco's. Ik heb er altijd een punt van gemaakt dat we aan die mensen geen hogere eisen moeten stellen, zolang we hen geen behoorlijker statuut kunnen geven. Omtrent de opleidingsvereisten worden op mijn verzoek minder eisen gesteld dan vroeger omdat ik het geen eerlijk systeem vond.
Sommigen zijn bezorgd over de duurtijd van die contracten en denken dat alleen via de BKO degelijke contracten worden gegeven. Het gaat hier echter over gesubsidieerd deeltijds oproepwerk, dat is de realiteit in het huidige systeem van buitenschoolse kinderopvang. Ik zeg u er meteen bij dat degenen die er werken, zich daar ook goed bij voelen. We proberen daarom om alles zo veel mogelijk te harmoniseren zodat ze worden behandeld als echte werknemers. Ik herhaal dat het over deeltijds werk gaat, 's morgens vroeg en eventueel 's avonds of tussendoor. Dat bestaande systeem wordt nu bewierookt als een groot systeem met serieuze rechten voor de mensen. De jongste jaren hebben we er serieus voor gevochten om die rechten een beetje behoorlijker te maken dan vroeger, want het systeem was oorspronkelijk een experiment.
Maatschappelijk leeft een andere vraag. Omwille van een stugge overheid, wordt die vraag tot nu toe ingevuld via het zwarte circuit. Er zijn mensen, al dan niet uitkeringsgerechtigd of werkzoekend, die vragende partij zijn om een paar uur per dag te werken, bijvoorbeeld in de kinderopvang. Het gaat om mensen die dat zouden kunnen en die daartoe de nodige attesten kunnen halen na een korte opleiding bij bijvoorbeeld de VDAB. Vele gezinnen behelpen zich nu in het zwart met soepele kinderopvang bij hen thuis of in groep bij de buren, en zouden gebaat zijn bij een officieel systeem. De overheid speelt tot op vandaag niet in op deze bestaande behoefte. Het is nog erger, want iemand die volgens de regels van het spel soepele kinderopvang wil, moet zich tot een sociaal secretariaat richten en moet een pak geld betalen om via een of ander dienstbodestatuut in orde te zijn.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de minister, bedoelt u daarmee het PWA-systeem voor kinderopvang?
Minister Renaat Landuyt : Neen, ik schets eerst de context. Laat me mijn verhaal afmaken.
Ik herhaal dat ik het BKO-systeem een zwaar systeem vind omdat er veel kosten zijn voor de gemeenten en voor de sociale zekerheid. Beide zitten krap. Het enige budget dat nog wat rekbaar is, is dat voor tewerkstelling. We richten nu al onze gesco-mogelijkheden op de sector van de kinderopvang en laten de andere sectoren niet verder aangroeien. Het is een relatief duur, maar goed systeem. Ik heb nog nergens kunnen merken dat het systeem niet goed zou zijn voor de kinderen, integendeel. De maatschappelijke kost ervan mag echter niet worden onderschat. Ook bij dat systeem bestaan wachtlijsten.
Ik herhaal dat er mensen zijn die een paar uur willen werken in de kinderopvang en daarnaast zijn er mensen die behoefte hebben aan iemand om de kinderen op te vangen en die daarvoor een beroep doen op het zwarte circuit. Alleen al daarom zijn we als overheid verplicht om menselijker regelingen op te stellen. Iemand die in orde wil zijn voor een paar uur kinderopvang thuis, moet naar het een sociaal secretariaat. De administratiekosten staan los van het aantal uren waarvoor men iemand wenst in te schrijven. De tabellen moeten maandelijks juist worden ingevuld, enzovoort.
Bedrijven zetten voor dat klein aantal uren een interimbureau in, dat de administratieve last op zich neemt. We vinden deze werkwijze evident voor bedrijven, maar niet voor gezinnen. Ik nodig iedereen uit om daar eens over na te denken. Ook het Vlaams Parlement heeft waarschijnlijk een afspraak gemaakt met een privé-uitzendkantoor voor het geval een van u een plots probleem heeft in verband met kinderopvang. De bestaande systemen werken via mutualiteiten en openbare instellingen die privé-contracten hebben afgesloten met interimkantoren. We vinden het warm water dus niet uit.
Ons systeem voor huishoudelijke hulp werd geëxporteerd naar het federale niveau. Dankzij het vrijkomen van middelen in het Vlaams budget, willen we dezelfde techniek nu toepassen op de kinderopvang. Poetsen kan echter niet worden vergeleken met kinderopvang en daarom hebben we een andere manier van werken ontwikkeld.
We gaan door met het systeem. Het budget ervoor bedraagt 13,8 miljoen euro en die middelen kunt u terugvinden onder twee begrotingsposten, namelijk 52.4 en 41.07. De ene helft van het budget werd vastgelegd, de andere helft is een transfer of ruiter van vorig jaar die wordt toegepast voor het systeem van de dienstencheques. We hielden die post al jaren klaar voor de klassieke dienstencheques, maar we hebben de middelen daarvoor niet langer nodig omwille van de overname door de federale overheid. Zowel de kosten als de winst zijn voor de federale overheid. Met een budget van 13,8 miljoen euro kunnen tot 500 voltijdse jobeenheden worden gecreëerd.
- De heer Roland Van Goethem treedt als voorzitter op.
Het is niet onze bedoeling om de buitenschoolse kinderopvang door het systeem van dienstenche- ques te vervangen. Ik zou dat van de daken willen schreeuwen. Het ene heeft niets te maken met het andere. De bedoeling is niet concurrentieel, maar aanvullend. Het systeem komt ook tegemoet aan de vrije keuze van de ouders. Het systeem verschilt zodanig van het klassieke, dat ook buiten de uren van de buitenschoolse kinderopvang, kinderopvang kan worden georganiseerd.
We willen het systeem zo eenvoudig mogelijk houden, rekening houdend met vijf principes. Het systeem mag zo weinig mogelijk afwijken van het bestaande systeem van dienstencheques. Als het kan, gebruiken we zelfs identiek hetzelfde systeem voor de bestelling. De zaak moet nog technisch worden onderzocht.
Het systeem mag nooit een vervanging worden voor de buitenschoolse kinderopvang. Het gaat over een aanvullend systeem waarmee we willen inspelen op een bestaande vraag. De keuzevrijheid van de gebruikers van kinderopvang zal erdoor vergroten.
De werknemers die in het systeem worden ingeschakeld, moeten aan dezelfde kwaliteits- en opleidingsvereisten voldoen als de werknemers van IBO's.
De aanbieders moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitscriteria. Die zullen uiteraard worden opgesteld via de klassieke weg, namelijk via Kind en Gezin.
Kind en Gezin staat ook in voor de kwaliteitsbewaking.
De principes slaan dus niet enkel op kwaliteitsvereisten voor de verzorgers, maar ook voor de organisatoren. Bovendien willen we ook controle instellen, niet alleen voor de individuele initiatieven, maar ook op het terrein van de gezinnen. We willen geen risico's nemen op het vlak van veiligheid en kwaliteit.
Ik herhaal dat een aantal systemen reeds bestaan in de vorm van privé-initiatief. In sommige gevallen doet de overheid er een beroep op: in het geval van ziekte van kinderen van werknemers en in noodsituaties. Hetzelfde systeem bestaat bij de mutualiteiten. Zij sluiten zelfs contracten af met privé-organisaties. Ik doe een oproep aan alle bestaande instellingen om zich voor te bereiden.
- De heer André-Emiel Bogaert, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Ze moeten echter één ding begrijpen : een individueel initiatief kan slechts één keer langs de kassa passeren. Bepaalde initiatieven werken met gesubsidieerd personeel voor collectieve opvang. Als die initiatieven, die over veel ervaring beschikken, ook op het terrein willen komen van de aanvullende kinderopvang bij mensen thuis, dan eisen we dat daartoe mensen worden aangeworven met normale contracten, om voor dit werk in te staan. Iedereen die zich op deze markt begeeft, zal worden bewaakt in zijn aanwervingsbeleid. Het is immers onze bedoeling om officieel werk te creëren.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, begrijp ik het goed dat u zich schaart achter de stelling die wij van in het begin naar voren hebben geschoven, namelijk dat het systeem alleen aanvullend is en dus niet in de plaats komt van de gewone kinderopvang en de buitenschoolse kinderopvang, en bijgevolg alleen telt op de uren waarop er geen gewone of buitenschoolse kinderopvang is?
Minister Renaat Landuyt : Mevrouw Becq, ik ga niet mee in uw redenering dat het systeem aanvullend is omdat het alleen geldt op bepaalde uren. Het systeem is aanvullend omdat het geen vervanging is van de buitenschoolse kinderopvang. Het biedt een bijkomende keuze aan de ouders. De tijd is voorbij dat de overheid betuttelt en de mensen wil dwingen om enkel gebruik te maken van het collectieve systeem. We moeten de bevolking toelaten om keuzes te maken. Ik besef dat dit een trendbreuk is in vergelijking met het beleid tijdens de vorige legislatuur.
Ik maak me soms zorgen. Het erge van de hele situatie is dat sommigen enkel bezorgd zijn over bepaalde instellingen, niet over de mensen. Het is best mogelijk dat de aantrekkelijkheid van het nieuwe systeem ertoe zal leiden dat mensen kiezen voor individuele kinderopvang bij hen thuis, die wellicht meer kost dan collectieve opvang. Als dat het geval is, kunnen er plaatsen vrijkomen in de collectieve kinderopvang, en - wie weet - verdwijnen er daardoor wachtlijsten. Ik kan me echter niet van de indruk ontdoen dat een aantal mensen het spijtig zouden vinden dat die wachtlijsten verdwijnen, want dan kunnen ze niet langer meer geld eisen voor de eigen instellingen. Wij proberen echter zo efficiënt mogelijk om te springen met het belastinggeld van de mensen.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de minister, ik kan me niet van de indruk ontdoen dat u een aanvullend systeem creëert voor de ouders die het geld hebben om te kiezen voor één personeelslid per kind. De anderen die de keuze omwille van financiële redenen niet kunnen maken, moeten wel een beroep doen op de collectieve opvang.
Minister Renaat Landuyt : Ik betreur het dat sommige mensen zich een Mercedes kunnen permitteren en anderen slechts een Volkswagen.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de minister, ik herhaal enkel wat u zegt als socialistisch minister.
Ik weet niet of u de berekening hebt gemaakt. U gaf me geen antwoord op de vraag over de kostprijs voor een individuele dienstencheque voor individuele kinderopvang in vergelijking met de kostprijs voor niet-individuele kinderopvang.
Ik heb goed begrepen dat u dezelfde kwaliteitseisen vraagt als de eisen die nu bestaan voor kinderopvang in de kinderdagverblijven, bij onthaalouders en in IBO's. Die beantwoorden aan de criteria van Kind en Gezin.
U zegt dat ook de dienstverlening zal moeten gebeuren vanuit deze instanties en met flexibel personeel. U hanteert dit echter ook in dit circuit en voor deze kwaliteitscriteria.
De voorzitter : De dienstencheques zijn een systeem dat niet overlappend werkt, maar naast het bestaande functioneert. De vraag is of het een dienstverlening is waarbij de mensen een keuze hebben.
Mevrouw Sonja Becq : Zij die het zich financieel kunnen veroorloven, kunnen kiezen.
Minister Renaat Landuyt : Dat is inderdaad zo. U moet echter de verschillende politieke systemen niet dooreenhaspelen. We zoeken naar eenvoudige maatregelen. Met deze beslissing zorgen we voor een bijkomende keuze. Ik heb alle begrip voor eenoudergezinnen, maar het gaat dan om een prijspolitiek die wordt toegepast op het prijsmechanisme. We kunnen geen twee doelstellingen bereiken met een maatregel.
Het voordeel van die vraaggerichte werking via de dienstencheque is de keuzevrijheid tussen diverse aanbieders. Een ander aspect is dat iedereen kan genieten van de voordelen van onze welstand.
Ik kan me best voorstellen dat we later zullen nagaan hoe we extra steun kunnen geven aan bijvoorbeeld eenoudergezinnen, maar ik wil het systeem niet compliceren door die voorwaarde nu al in te bouwen. We moeten eerst een eenvoudig systeem opbouwen en pas dan, afhankelijk van de aangeboden producten, een sociale prijspolitiek voeren. Die doelstelling is mij bijzonder genegen.
Ik geef een voorbeeld. Via het principe van het socialisme zoals u me dat doceert, zouden we als socialisten nooit voorstander geweest zijn van gratis openbaar vervoer. Volgens de oude principes zouden we de inkomenstoestand moeten screenen van iedereen die op de bus stapt, om te kunnen bepalen wie gratis mag rijden en wie niet. Wij hebben echter één maatregel getroffen, hoewel we weten dat ook de eigenaar van een Rolls- Royce daar gebruik van kan maken. Het effect is echter dat heel veel andere mensen zonder onnodige controle van hun privacy en zonder stempel tot een bepaalde doelgroep te behoren, er effectief gebruik van maken. In de praktijk stellen we ook vast dat het zogenaamde dode gewicht van Rolls-Royce-eigenaars zeer klein is.
Mevrouw Sonja Becq : Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de kostprijs.
Minister Renaat Landuyt : We zijn op dit moment bezig met de berekeningen. Als we alles optellen wat te maken heeft met de buitenschoolse opvang, dan stellen we vast dat de situatie onhoudbaar is.
Mevrouw Sonja Becq : U financiert alleen de personeelsleden, zei u.
Minister Renaat Landuyt : U denkt dat een minister zich alleen afvraagt wat dat betekent voor zijn eigen budget. Een minister moet zich afvragen wat dat kost voor het geheel van de Vlaamse regering. Het is niet omdat iets goedkoop is via mijn budget dat wij geen rekening houden met de budgetten die gevormd zijn door de belastingbetaler. U kunt zich niet voorstellen wat een investeringskost daaraan verbonden is.
Het socialezekerheidssysteem moest oorspronkelijk de werking financieren, maar kan die kosten nu niet meer dragen. Aangezien een verdere uitbreiding niet meer mogelijk is, breiden we uit via welzijn. Dit moet wel allemaal bij elkaar worden geteld. Ik kan u op een blaadje garanderen dat het goedkoper is voor de overheid om te werken via het stimuleren van de vraag dan via het investeren, organiseren en betalen van een heel overheidssysteem.
Het is begonnen als een experiment en we stellen vast dat het goed draait en dat het zeer goed is voor de kinderen. We hopen dat we dit ook in de toekomst kunnen blijven betalen. Het zou echter onverstandig zijn om ook niet andere mogelijkheden open te laten. Het komt de overheid goed uit, dus ook de belastingbetaler, en het komt ook veel individuele gevallen goed uit.
Mevrouw Sonja Becq : Op momenten dat het onmogelijk is om kinderopvang te vinden, is dit inderdaad een goede zaak. Ik hoop echter dat de mensen die het echt nodig hebben, daar ook gebruik van zullen kunnen maken.
U hebt gelijk wanneer u verwijst naar het probleem van de infrastructuur voor buitenschoolse kinderopvang. Met één pennentrek en een korte discussie kan echter worden bepaald dat die infrastructuur niet langer als een noodzakelijke voorwaarde geldt.
De voorzitter : Ik denk dat ook de gemeentelijke autonomie daarin speelt.
Minister Renaat Landuyt : Mevrouw Becq, men heeft ons altijd gezegd dat kinderen niet in dezelfde sfeer mogen terechtkomen als op school. Dat betekent dus extra plaats. In de praktijk wordt dat vaak via een zijppoortje geregeld en krijgen we toch een schoolsfeer. We moeten dus realistisch zijn.
Ik weet ook dat er een zuilenstrijd aan verbonden was. Soms forceer ik een samenwerking via het toekennen van gesco's omdat dat efficiënter is.
We moeten er wel voor zorgen dat er voor de kinderen een knusse sfeer is die anders is dan op de schoolbanken. Ouders proberen het gebrek aan tijd te compenseren. Een van die compensaties is dat de kinderen naar huis kunnen gaan. Het thuis zijn is voor kinderen heel belangrijk. Het is spijtig dat sommigen zich dat beter kunnen permitteren dan anderen.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Hoe zit het in dergelijke situaties met de fiscale aftrekbaarheid?
Minister Renaat Landuyt : Daarover is nog een discussie aan de gang met de federale overheid. We zullen waarschijnlijk nooit meer zo'n goed systeem kunnen hebben als het huidige dienstenchequesysteem omdat het eigenlijk te aantrekkelijk was voor de privé-spelers in dezen. We kunnen dit dan ook niet volhouden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.