Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 04/12/2003
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over schaken op school
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over schaken op school.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, begin oktober las ik een artikel in De Standaard over schaken op school en over de positieve effecten ervan op schoolprestaties.
Tijdens mijn schooltijd heb ik in het secundair onderwijs kennis gemaakt met schaken. Het is dus niet nieuw. Er zijn nu wel een aantal onderzoeken gebeurd waaruit blijkt dat de schoolprestaties erdoor verbeteren. De schaakfederatie bijvoorbeeld is intensief bezig met het verstrekken van opleidingen aan de schoolgaande jeugd.
Op de basisschool Delta in Oud-Turnhout hebben ze hier ervaring mee. Snelvorderende leerlingen mogen er tijdens de lesuren schaken, terwijl de andere kinderen verder begeleid worden in de leerstof. Schaken bevordert de taal- en rekenvaardigheid en het redeneervermogen. Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van deze initiatieven? Hoe schat u ze in? Zijn ze relevant? Ik keur schaken op school niet af omdat het een meerwaarde biedt. Vindt u dat dit moet worden aangemoedigd? Ik wil het natuurlijk niet verplichten.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, in een aantal Vlaamse basisscholen krijgen kinderen de gelegenheid om te schaken tijdens de pauzes of lessen. Het aantal scholen blijft echter beperkt. Meestal gaat het om initiatieven van leraren die zelf schaken en overtuigd zijn van de meerwaarde ervan. In landen met een grotere schaaktraditie zoals Nederland, Canada of de Verenigde Staten, zijn er meer scholen die schaken opnemen in hun programma. Op 2000 Nederlandse basisscholen bijvoorbeeld wordt er schaakonderricht gegeven, vaak zelfs als onderdeel van het lessenrooster.
Schaken op school kan als differentiatieactiviteit een meerwaarde hebben. Vaak wordt hiervoor gekozen voor de meerbegaafde leerlingen. Schaken houdt voor hen de uitdaging in om steeds meer en moeilijkere combinaties te onthouden en te reproduceren. Er bestaan trouwens softwarepakketten die geschikt zijn als verrijkingsmateriaal. Kinderen krijgen daardoor de gelegenheid te spelen tegen steeds sterkere tegenstanders en kunnen partijen bestuderen van grootmeesters. Ze bestuderen partijen uit de schaakhistorie en proberen die na te spelen.
Schaakexperts bouwen een domeinspecifieke kennis op van een uitgebreid aantal schaakposities en bijbehorende efficiënte als/dan-regels. Het werk van de heer De Groot 'Het denken van de schaker. Een experimenteel-psychologische studie' uit 1946 was baanbrekend, en de conclusies houden nog steeds stand. Door vergelijking van schaakexperts met beginnelingen kwam De Groot tot de vaststelling dat experts in staat zijn een schaakstelling op te vatten als een beperkt aantal zinvolle deelstructuren die ze goed kunnen overzien en onthouden, terwijl beginnende schakers veel meer individuele stukken waarnemen. Met behulp van hun uitgebreide kennis van posities zijn experts in staat om concrete schaakstellingen te herkennen en oplossingen toe te passen.
De zogenaamde overdrachtseffecten van schaakonderwijs op andere probleemoplossende vaardigheden is nog onvoldoende aangetoond, zeker bij kinderen. De veronderstelling dat schaken te maken heeft met een productieve en creatieve manier van denken zoals alternatieven kunnen onderscheiden, systematisch opties afzoeken, zelfstandig beslissingen nemen of voorwaardelijk en vooruit leren denken, is bij volwassenen onderzocht via retrospectieve interviews. Het onderzoek bij kinderen is echter zeer beperkt. Het Vlaamse en Nederlandse onderzoek op basisscholen toont een positieve samenhang tussen schaakonderwijs en leerresultaten. De onderzoeksbasis voor deze samenhang is echter beperkt. Amerikaans onderzoek wijst dan weer op positieve neveneffecten zoals verbetering van de concentratie. Algemeen kan men stellen dat het onderzoek naar de meerwaarde van schaken voor kinderen beperkt is en dat de onderzoeksresultaten zeker niet eenduidig zijn.
Het is maar de vraag of schaken op de basisschool moet worden aangemoedigd. Schaken kan zeker ingeschakeld worden als differentiatieactiviteit. Er is echter te weinig evidentie om aan te nemen dat schaken en schaakonderwijs voor alle kinderen een goede investering zou zijn, zeker als daarvoor andere belangrijke zaken moeten wijken. Ik ben ervan overtuigd dat schaken een aangenaam middel kan zijn, maar het is zeker geen doel op zich.
Er zijn trouwens nog heel wat andere gezelschapsspelen die op de basisschool didactisch kunnen worden aangewend, zoals Memory, Mastermind of Scrabble. Kinderen steken daar niet alleen cognitief wat van op op het vlak van geheugentraining en woordenschat, maar leren ook zich aan de regels te houden en zich te concentreren voor een bepaalde periode. Ze leren ook verliezen. Dat zijn belangrijke zaken waarin kinderen zich niet alleen thuis, maar ook op school moeten kunnen oefenen.
Op school is het toegestaan om op een leuke manier te leren, maar dat kan ook op andere manieren dan via schaken. Ik wil scholen, leraren en kinderen daar zeker vrij in laten. Ik heb echter begrepen dat dat ook uw standpunt was, mijnheer Van Dijck.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, ik wil u bedanken voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb inderdaad duidelijk gesteld dat schaken niet moest worden verplicht, maar dat het een element is van differentiatie. Ik deel uw mening dat niet iedereen daarmee moet worden belast. Uw antwoord toont ook duidelijk aan dat het een positief element van differentiatie kan en mag zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.