Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 13/11/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over astma bij Vlaamse kinderen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Hermans tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over astma bij Vlaamse kinderen.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, een week of drie geleden werd bericht over de astmadag en de toen bekendgemaakte onderzoeksresultaten over dit onderwerp. Tot nu toe dachten we dat ongeveer 5 percent van de bevolking, zij het vooral jonge mensen en schoolkinderen, aan astma lijdt. Dat aantal leek ons al vrij hoog. Nu is echter gebleken uit een grootschalig onderzoek dat werd uitgevoerd in opdracht van uw voorganger minister Vogels, dat het aantal klachten over astma bij kinderen zeker 10 tot 20 percent bedraagt. Dat is heel wat hoger dan we oorspronkelijk dachten.
We weten tegenwoordig dat fysische factoren, zoals het milieu, daar mede de oorzaak van zijn. Toch blijft ook het negatieve imago van het woord astma zelf een rol spelen. Ouders zijn bang van het stigma, het etiket dat het woord met zich meebrengt. Uit hetzelfde onderzoek blijkt namelijk dat bij een groot aantal leerlingen astmaproblemen zijn vastgesteld en medicatie wordt toegediend, zonder dat het woord astma daarbij wordt genoemd. Dat bewijst de rol van de angst voor het etiket. Ook patiëntenverenigingen bevestigen dit.
Steeds meer kinderen en volwassenen moeten geregeld met piepende longen en fluitende adem door het leven, zo stond in de studie, en zo is het ook in de realiteit. Bij een korte zware fysieke inspanning moeten ze al naar adem snakken. Dat is niet normaal.
De testen werden op grote schaal uitgevoerd in de CLB's, bij 5.400 leerlingen van het eerste leerjaar. Daar werd wel bij vermeld dat de testen niet erg gevoelig waren en dat ze wat uitgebreider hadden kunnen zijn. Toch konden we ons een vrij duidelijk beeld vormen van de conclusie, namelijk dat veel meer kinderen dan we vermoeden, rondlopen met astma.
Mevrouw de minister, onlangs hebt u tijdens een congres over astma enkele uitspraken gedaan en een actieplan voorgesteld. Vroegtijdige opsporing van astma is een moeilijke zaak gebleken. Toch kwam u met een plan om de aandoening zo veel mogelijk in te dijken. Wat zijn precies de punten van uw actieplan? Welke actoren kunnen daar een belangrijke rol bij spelen? Ligt het in uw bedoeling er al concrete afspraken over te maken? Welke stimulansen bent u van plan te geven in de zoektocht naar betere opsporingsmethodes?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik ben inderdaad naar de studiedag over astma gegaan. Dit thema is immers erg belangrijk. Er was ook een grootschalige studie besteld, en het is belangrijk om uit die gegevens beleidsconclusies te trekken.
Mevrouw Hermans, u hebt het probleem heel juist getypeerd. Er is inderdaad enerzijds de moeilijkheid om te bepalen of er sprake is van astma of niet, en anderzijds is er het taboe dat op de aandoening rust, waardoor ze moeilijk erkend wordt. Het is me opgevallen dat kinderen een bepaald medicijn voorgeschreven krijgen, terwijl de ouders het woord astma niet uitspreken. Ofwel wordt het hen niet gezegd, ofwel willen ze het eigenlijk niet horen. Typerend is ook dat de aandoening zichtbaar is op het moment dat de kinderen een inspanning doen. Dat alles werd ook op de studiedag gezegd.
Er werden ruim 5.000 kinderen gescreend. De achterliggende vraag was daarbij ook of screening wel een antwoord kan bieden. We doen bijvoorbeeld ook aan borstkankerscreening en we kiezen vaak voor vaccinatie. Met die methodes bereiken we telkens een hele groep, terwijl het onderzoek in een andere richting blijkt te wijzen.
Om het taboe te kunnen doorbreken, is het van belang dat erover wordt gesproken en dat er duidelijke informatie wordt gegeven over wat wel en wat niet op astma wijst. Ik ben dan ook heel blij dat er nu een koepel is van verschillende organisaties, de Astma- en Allergiekoepel. Daarin zijn drie organisaties verenigd die reeds met de problematiek bezig waren, namelijk Allergiepreventie, het Astmafonds en de Astmastichting. Toen ik in Leuven op bezoek was, toonden ze zich daar ook duidelijk trots op.
Dankzij die koepel wordt het ook mogelijk een duidelijk aanspreekpunt in het leven te roepen. Verder denken ze aan het organiseren van een themadag, en aan het verspreiden van informatie via een website. Tegen het einde van het jaar komt er een aparte website voor leerkrachten en ouders omtrent astma op school. Daarbij draait het vooral om het kunnen identificeren. De website wordt gevoed door de Koning Boudewijnstichting en de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg. Dit alles is bedoeld om het thema bespreekbaar te maken.
In het beleid hebben we zeker aandacht voor omgevingsfactoren. Er wordt vaak gedacht aan aspecten van milieuvervuiling. Voorbeelden daarvan buitenshuis zijn de verbranding van brandstoffen en de uitwasemingen van wagens, verwarmingstoestellen en de industrie.
Zoals u weet, zijn we bezig met de installatie van de derde trap inzake gezondheid en milieu. De medisch milieukundigen worden momenteel opgeleid om vanaf begin volgend jaar, ingebed in de LOGO's, het eerste aanspreekpunt te zijn op het vlak van milieu en gezondheid. Mensen wier kind hoest en ademhalingsproblemen heeft, en die zich afvragen of dat verband kan houden met een verbrandingsoven in de buurt, kunnen dan met hun vragen terecht bij de LOGO's. Daar zal worden onderzocht hoe relevant die externe factor is.
Daarnaast zijn er echter ook belangrijke factoren binnenshuis, die goed gekend zijn door mensen die met de astmaproblematiek bezig zijn. We opteren ervoor mensen te stimuleren hun eigen houding en gedrag aan te passen, en respect op te brengen voor mensen die gevoelig zijn voor astma.
Tijdens de studiedag werd getuigenis afgelegd door een vrouw met astma. Ze wordt uiteraard medisch gevolgd, en ze gaf een overzicht van de verschillende soorten puffers, waaronder automatische types en andere waaraan de patiënt zelf moet zuigen. Op medisch vlak bestaat er dus al heel wat. Die vrouw getuigde echter ook dat ze haar probleem wel medisch onder controle kan houden, maar dat ze het altijd weer moeilijk krijgt in een kamer waar gerookt wordt. Niet binnengaan of weggaan wordt echter asociaal gevonden. Voor haar was dat het ergste. We moeten daarvoor niet alleen mensen met astma, maar iedereen sensibiliseren.
Ook op een studiedag van de Vlaamse Liga tegen Kanker heb ik expliciet gepleit voor niet roken binnenshuis. Rokers die het niet kunnen laten, moeten een keuze maken voor zichzelf, maar niet binnenshuis roken, want daarmee belasten ze anderen. Volgens gegevens waarover we beschikken, brengt een kleine 15 percent van de kinderen jonger dan tien maanden hun eerste levensmaanden door in een woning waarin wordt gerookt. Als ze wat ouder worden, zijn de ouders nog minder voorzichtig. De percentages moeders en vaders die roken in een huiskamer waar jonge kinderen opgroeien, bedragen respectievelijk 21 en 37 percent. We proberen, samen met Kind en Gezin, jonge ouders te sensibiliseren op een voor hen gevoelig moment. Er is aangetoond dat het voorkomen van wiegendood ook wordt beïnvloed door het verblijf in ruimtes waarin wordt gerookt. We wijzen dan ook op het verband tussen roken en wiegendood en tussen roken en astma en vragen te werken aan het roken binnenshuis.
Er zijn dus factoren bekend zowel binnenshuis als buitenshuis, maar we moeten ook wijzen op de noodzaak aan gezond leven door gezonde voeding en beweging. Overgewicht is immers ook een factor die astmagevoelige mensen belast.
Een belangrijke vraag bij het haalbaarheidsonderzoek was die naar preventie die op het individu is gericht. De onderzoekers hebben de proef gedaan met behulp van een vragenlijst, de Isaac, en een inspanningsproef, de Frast-test. Uit de antwoorden op de vragenlijst bleek duidelijk dat kinderen soms medicatie nemen zonder dat zij of hun ouders weten of vermelden dat ze astma hebben.
In antwoord op de vraag of een screening met die twee proeven relevant is, concludeerden de onderzoekers dat het screenen van de leeftijdsgroep van 2 tot 8 jaar niet aangewezen is. Ze gaven daar een heel technische uitleg over waaruit bleek dat de combinatie van die proeven geen voldoende indicatie biedt.
Wat zijn dan wel goede indicaties? De medewerking aan het onderzoek lag bijzonder hoog, met een participatie van meer dan 90 percent, maar voor voldoende indicaties hebben we nog andere partners nodig dan degenen die medische testen kunnen doen. Als we immers goed willen detecteren, moeten we niet kiezen voor een algemene screening, maar voor een sensibilisatie voor bepaalde signalen.
Vier typische signalen kunnen op astma wijzen. Een duidelijk signaal is de hinder tijdens of na een lichamelijke inspanning, dus het hoesten, de piepende ademhaling en de kortademigheid bij sport. Wat minder gemakkelijk wordt gezien, is dat kinderen soms ondermaats presteren als gevolg van vermijdingsgedrag. Ze worden vaak gezien als kinderen die niet graag aan sport doen, terwijl de hoofdreden is dat ze de confrontatie met het probleem niet willen. Daarnaast zijn er ook spontaan optredende klachten, vaak 's nachts of in bepaalde seizoenen. Ook dan gaat het om piepende ademhaling en hoesten. Ten slotte kan het ook dat een kind heel vaak verkouden is. Ook dat kan een symptoom van astma zijn.
Om alert te zijn voor astmaproblemen, moeten we bijgevolg andere partners dan de medische inschakelen. Uiteraard moet een kind medisch worden gevolgd als het signalen vertoont, maar voor de opsporing moeten we algauw terecht bij leerkrachten, begeleiders van sportclubs, sportleerkrachten, jeugdbewegingen en vakantiekampen. De keuze voor de websites en voor de bekendmaking van de duidelijke signalen, impliceert dat we met die partners zullen moeten samenwerken.
Zodra het signaal wordt opgemerkt, moet de huisarts medisch optreden. De aanbevelingen voor goede medische praktijkvoering van de Wetenschappelijke Vereniging voor Huisartsen zullen daartoe worden aangepast.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik hoopte evenwel dat u ook aandacht zou besteden aan het weghalen van het stigma dat op het woord astma rust. We moeten ouders kunnen zeggen dat het geen straf is dat hun kind astma heeft, en dat het hen niet verweten wordt. Ze moeten weten dat het gewoon een behandelbare aandoening is, en geen veroordeling voor het leven. Sommige mensen zijn er immers heel bang voor het woord uit te spreken, omdat ze vrezen dat het kind er dan mee zit voor de rest van zijn leven, maar ze moeten het juist durven uitspreken.
Dat zou misschien ook rokers, vooral in jonge gezinnen, nog meer aansporen om te stoppen met roken, althans in het bijzijn van hun kinderen. Daarvoor kunnen we hen niet bang genoeg maken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.