Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 04/11/2003
Vraag om uitleg van de heer Johan De Roo tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over openbare verlichting als een onderdeel van de openbare dienstverlening en de gevolgen hiervan voor lokale besturen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Roo tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over openbare verlichting als een onderdeel van de openbare dienstverlening en de gevolgen hiervan voor lokale besturen.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, op het vlak van de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt, vormt de publieke dienstverlening een belangrijk kostenverhogend element. Terwijl de Vlaamse steden en gemeenten zich in duizend bochten wringen om de opgelegde herstructurering af te krijgen en de Vlaamse steden en gemeenten al maanden wachten op de compensaties om de te verwachten financiële dijkbreuk in te perken, vullen de federale en gewestelijke overheden aan een sneltreintempo hun publieke dienstverlening in. De dijkbreuk is trouwens heel ernstig. Ik kreeg te horen dat we voor wat de dividenden van onze intercommunale betreft, in 2004 kunnen rekenen op 20 percent van het bedrag van vorig jaar. Eerder was sprake van 36 percent.
Op het voorlopige lijstje van de federale en gewestelijke overheden staan onder meer groene energie, gratis energiecheques, het uitdelen van spaarlampen, de budgetbegeleiding bij wanbetaling, een hoeveelheid gratis elektriciteit en het installeren van een budgetmeter. Dat zijn natuurlijk allemaal heel leuke ideetjes en goede boodschappen. De Vlaamse steden en gemeenten zouden liever hebben dat de kosten voor de openbare verlichting en andere kosten niet langer integraal ten laste vallen van de gemeentebegroting. Als het uitdelen van spaarlampen of de budgetbegeleiding bij wanbetaling openbare dienstverleningen zijn, waarom is de openbare verlichting dat dan niet als onderdeel van het veiligheidsbeleid? Voor het zomerreces heb ik daartoe een voorstel van decreet ingediend. Het werd na amendering goedgekeurd.
Mijnheer de minister, welk begrotingsbudget maakt het Vlaams Gewest vrij voor de gratis hoeveelheid elektriciteit, voor het uitdelen van spaarlampen, voor de gratis energiecheques, en voor de budgetmeters? U schudt van neen, maar als het geld niet uit de Vlaamse begroting komt, wie betaalt de beloofde cadeaus dan wel?
Aan de hand van welke criteria valt een maatregel onder 'openbare dienstverlening'? Is de openbare verlichting volgens u een openbare dienstverlening? Zo ja, waarom moeten de lokale overheden dan zelf het geld ervoor ophoesten?
Kunt u nagaan wat de impact is van het zelf instaan voor de openbare verlichting op de gemeentelijke autonome bedrijven, zoals de zeehavens van Gent en Antwerpen? Ze fungeren immers als distributienetbeheerder binnen het havengebied. Ik heb vernomen dat ondanks de goedkeuring van het decreet vlak voor het zomerreces, de CREG niet aanvaardt dat de openbare verlichting een openbare dienstverlening is. In het amendement van de heer Tobback staat nochtans duidelijk dat de exploitatie van de openbare verlichting als een openbare dienstverlening wordt beschouwd. De havenbedrijven moeten opdraaien voor de volledige kosten. Zelfs de vernieuwing van lantaarnpalen en armaturen binnen het havengebied, zou niet langer worden beschouwd als een openbare dienstverlening.
Er is sprake van een interpretatieprobleem. Volgens mij kan de interpretatie niet ter discussie worden gesteld na de goedkeuring van het decreet. Het is niet aan de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas om dit niet te aanvaarden. De CREG zal dit moeten aanvaarden, en niet enkel voor de beheerders van het distributienet van het klassieke type, zoals de intercommunales.
Tijdens de parlementaire discussie ging het ook over investeringen voor de exploitatie : anders waren er geen redenen om het amendement te aanvaarden. Ik wilde de totale kost van de openbare verlichting als openbare dienstverlening beschouwen, zodat steden en gemeenten een belangrijke tegemoetkoming krijgen. Dit is vandaag niet het geval.
Als de term exploitatie zo kortzichtig wordt geïnterpreteerd dat zelfs investeringen in palen, armaturen en afschrijvingen niet meetellen, hebben we een groot probleem. Het is niet de VREG, maar de CREG - de federale instelling -, die een andere interpretatie hanteert. Het is niet aan de CREG om hierover te oordelen.
Mijnheer de minister, ik verzoek u om onderrichtingen te geven dat in Vlaanderen de CREG rekening moet houden met het nieuwe decreet, dat duidelijk stelt dat exploitatie in brede zin wordt bekeken, met inbegrip van investeringen en afschrijvingen.
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : Mevrouw de voorzitter, het Vlaams Gewest maakt geen budget vrij voor de openbare dienstverplichtingen die door de heer De Roo worden opgesomd.
De verplichtingen werden vastgelegd in het Elektriciteitsdecreet en de uitvoeringsbesluiten van dit decreet. Zij zijn een correctie op de werking van de vrije markt en beogen een herverdelingseffect tussen de diverse gebruikers van elektriciteit. Hiermee willen we vermijden dat de vrijmaking van de energiemarkt ten koste gaat van sociale en ecologische doelstellingen. Het zijn dus geen financiële tussenkomsten van de overheid.
De openbare dienstverplichtingen werden opgelegd aan de netbeheerders. Het netbeheer is namelijk een monopolie en grotendeels in handen van de lokale overheid. De netbeheerders hebben als taak hun netten tegen gelijke voorwaarden, als een openbare dienst, ter beschikking te stellen van alle gebruikers.
De uitvoering van openbare dienstverplichtingen sluit aan bij hun taak als openbare dienstverlener. De monopoliepositie van de netbeheerders zorgt ervoor dat zij hun kosten, inclusief een billijke winstmarge, aan de eindverbruikers kunnen doorrekenen. Zij lijden dus geen verlies als gevolg van de opgelegde openbare dienstverplichtingen.
De openbare verlichting op de gemeentewegen is van oudsher een openbare dienstverplichting van de gemeenten. Deze verplichting werd niet in de vroegere elektriciteitswetgeving ingeschreven, omdat zij ook niet als een elektriciteitsaangelegenheid werd beschouwd, maar als een aangelegenheid van gemeentelijke veiligheid.
Via intergemeentelijke samenwerking werd de opdracht toevertrouwd aan de intercommunales die ook de elektriciteitsverdeling verzorgden. De kosten van openbare verlichting werden in het verleden aan de gemeenten aangerekend via een vermindering van de uitgekeerde dividenden. Op het elektriciteitstarief voor openbare verlichting genoten de gemeenten vroeger een korting.
Het Elektriciteitsdecreet zorgt voor een scheiding tussen netbeheer en levering, waardoor de netbeheerders niet langer instaan voor de verkoop en levering van elektriciteit ; ook niet voor openbare verlichting. Aangezien de netbeheerders geen verkoper van elektriciteit meer zijn, kunnen zij ook niet langer een korting op het elektriciteitstarief aanbieden.
Door de recente toevoeging door het Vlaams Parlement van een littera j aan artikel 19, punt 1 van het Elektriciteitsdecreet, wordt de exploitatie van openbare verlichting een openbare dienstverplichting van de netbeheerders.
Op 7 november 2003 zal ik aan de Vlaamse regering een ontwerp van besluit voorleggen, waarin het begrip exploitatie van openbare verlichting wordt vastgelegd. Hierdoor worden de gemeenten ontlast van de kosten, ongeveer 5 miljoen euro, verbonden aan de exploitatie van openbare verlichting en wordt de last, via een verhoging van de nettarieven, gelegd bij alle verbruikers die aangesloten zijn op het distributienet.
De doorrekening van de kosten via de nettarieven betekent dat de netbeheerders verzekerd blijven van de gegarandeerde winstmarge. De impact voor de intercommunales en de autonome gemeentebedrijven, die deze verplichting als netbeheerder op zich moeten nemen, is dus nihil.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Ik heb ook een vraag gesteld over de autonome gemeentebedrijven, zoals het Havenbedrijf Gent en het Havenbedrijf Antwerpen. Zij zijn distributienetbeheerder in het havengebied. Hiervoor moeten in Vlaanderen toch dezelfde regels worden gevolgd? Als de minister op 7 november onderrichtingen geeft, moeten deze ook gelden in de Vlaamse havengebieden.
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt :We nemen akte van de vraag van de heer De Roo, want tot op heden was het probleem in die vorm ons onbekend. Het gaat over gemeentewegen. Ik meen dat ook gewestwegen daarvan uitgesloten zijn. Wat ook de interpretatie is, het is een federaal probleem.
De heer Johan De Roo : Havenbedrijven, die ook erkend zijn als distributienetbeheerder binnen het havengebied, moeten tariefvoorstellen formuleren aan de CREG. Deze voorstellen worden door de CREG - wat haar rol is - zeer kritisch bekeken.
Maar uw interpretatie, die steunt op het decreet - dat stelt dat exploitatie ook investeringen en afschrijvingen impliceert -, wordt door de CREG momenteel niet aanvaard. Dit kan ik niet aanvaarden, want dan worden in de havengebieden de kosten voor de autonome gemeentebedrijven nog zwaarder.
De voorzitter : Het incident is gesloten.