Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 06/11/2003
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de toepassing van de wet op de bewakingsondernemingen op museumsuppoosten
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenbossche tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de toepassing van de wet op de bewakingsondernemingen op museumsuppoosten.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, dit lijkt misschien op het eerste gezicht een eigenaardige vraag. Ik heb in 1990 meegewerkt aan de totstandkoming van de wet op de bewakingsondernemingen. Het was de bedoeling die ondernemingen te reglementeren.
Tussen 1990 en 1999 gebeurde er zoveel inzake de bewaking van discotheken en dancings. Dat leidde tot de wet van 1999. De feitelijke aanleiding was de fameuze portiersoorlog in Vlaanderen. De overheid wou daarop de bewaking van personen en goederen door privé-firma's regelen. De portiers bijvoorbeeld moesten een opleiding volgen en een officiële vergunningsbadge aanvragen. Er werden ook nog speciale regelingen uitgewerkt voor de voetbalstadions en de opleiding van stewards. We hadden verwacht dat die wetten de sector zouden regelen. Voor de portiers is dat gelukt. De portiersoorlog herhaalde zich niet meer.
Ik had er nooit bij stilgestaan dat die wetten ook van toepassing konden zijn op de musea. De privé-bedrijven die instonden voor de opleidingen en het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben daar wel aan gedacht. Ik weet dat dit niet uw bevoegdheid is, mijnheer de minister, maar de musea vallen wel onder de Vlaamse bevoegdheid Cultuur. De opleidingen zijn geen peanuts. Een aantal grote steden hebben dit al uitgevoerd. Antwerpen heeft dat op zijn manier aangepakt. Het Antwerpse stadspersoneel kan via vorming of opleiding naar een hoger niveau doorschuiven. De suppoosten die de opleiding tot bewaker volgden, kregen deze promotie.
Het probleem rijst ook in andere steden. Gent heeft heel wat stedelijke musea. De Gentse suppoosten hebben echter nog geen opleiding gevolgd. Er zijn er wel twee uitgezonden als verkenner. Zo'n opleiding is ook niet goedkoop. Dit wordt een dure aangelegenheid voor de overheid of voor de musea.
Het probleem is nog veel groter natuurlijk. Als die wet op deze manier wordt geïnterpreteerd, zijn we nog niet aan het eind van het verhaal. Het kan over alle musea gaan, of over nog veel meer. Er leeft nogal wat protest in de evenementensector, zeker wat tijdelijke bewaking betreft. Dat is echter een probleem voor de federale overheid. Daarover zijn trouwens een aantal schriftelijke vragen gesteld, onder meer door de heer Versnick, aan de federale minister van Binnenlandse Zaken. Aangezien het al is gebeurd in Antwerpen, kan het ook voor de andere steden : dat is kort samengevat het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken.
Ik vrees echter dat dit voor de musea een streep door de rekening zou betekenen. Dat was trouwens absoluut niet de bedoeling om de suppoosten van musea op te leiden tot een soort veiligheidsagenten. Kunnen we vanuit de bevoegdheid Cultuur de federale regering vragen om dit probleem op te lossen? Het lijkt op het eerste zicht een belachelijk probleem, maar dat is het niet. Die opleidingen kosten immers ontzettend veel geld. De federale overheid grijpt soms in in materies die zeer zware, ook financiële gevolgen hebben voor de Vlaamse of Waalse cultuursector, waarover die weinig of niets te vertellen hebben. Zal er terzake een initiatief worden genomen?
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer Vandenbossche, naar aanleiding van uw vraag heb ik contact opgenomen met de Vlaamse Museumvereniging die de belangenbehartiger is van de museumsector. Ik heb die vereniging gevraagd hoe zij staat tegenover die wet en welke vragen zij daarbij heeft.
Op basis van dat antwoord wil ik een gesprek aangaan met de federale minister van Binnenlandse Zaken. We moeten immers rekening houden met de specifieke situatie van de suppoost die daar niet staat opgesteld in gevechtstenue. In de meeste gevallen gaat het om een behulpzame ambtenaar die de bezoekers wegwijs maakt in het museum en een zekere verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid van het patrimonium.
Op basis van een nota van de museumsector zullen wij een gesprek voeren met de minister van Binnenlandse Zaken. Ik hoop dat we op die manier een voorstel kunnen uitwerken dat aangepast is aan de specifieke situatie van de museumsuppoosten en de veiligheid van de musea, en dat niet gebaseerd is op de feiten die zich een aantal jaren geleden in de uitgaanswereld en elders hebben voorgedaan.
De voorzitter : De heer Lauwers heeft het woord.
De heer Herman Lauwers : Mijnheer de minister, geldt dat dan ook voor de musea van de Vlaamse Gemeenschap zelf?
Minister Paul Van Grembergen : Inderdaad.
De voorzitter : Het incident is gesloten.