Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 04/11/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Ann De Martelaer tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over het opstarten van een interministeriële conferentie over de aanpak van onredelijke huurprijzen op de privé-woningmarkt
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw De Martelaer tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over het opstarten van een interministeriële conferentie over de aanpak van onredelijke huurprijzen op de privé-woningmarkt.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het Nationaal Actieplan Sociale Uitsluiting wordt tweejaarlijks opgemaakt en bevat de bouwstenen die werden aangebracht door de federale regering. Ze bevat eveneens de trends en uitdagingen die de federale overheid in samenwerking met de gewesten wenst aan te pakken inzake sociale uitsluiting. Op 5 september 2003 werd het Belgisch Nationaal Actieplan Sociale Uitsluiting 2003-2005 door de federale ministerraad goedgekeurd.
Ik ben ook lid van de commissie voor Welzijn. Ik volg daar de problematiek inzake armoede. Ook de commissie voor Huisvesting heeft daarmee te maken. De actieplannen kunnen integraal worden teruggevonden op de website. De lijvige studies bieden heel wat interessante informatie. Een belangrijk facet van de sociale uitsluiting is de huisvesting.
Het recentste rapport stelt dat op het vlak van de betaalbaarheid van de huisvesting 'de gemiddelde woonquote - het aandeel van de naakte woonuitgaven in het beschikbaar gezinsinkomen - tussen 1992 en 1997 bij huurders veel scherper steeg - van 18,6 percent naar 24,5 percent - dan bij de afbetalende eigenaars - van 15,1 naar 19,3 percent. Het aantal huurders in de twee laagste inkomensquintielen is trouwens flink gestegen van 40,6 percent in 1976 tot 51,4 percent in 1997. Het aandeel armste huurders neemt toe.
De algemene woonkost - inclusief huishoudens zonder woonkost - is over de periode van 1976 tot 1997 met 95 percent gestegen, terwijl het beschikbare inkomen van de huishoudens over dezelfde periode slechts met 5,9 percent steeg. Vooral de prijzen in het lagere, en dus kwalitatief slechtere segment van de huurmarkt stijgen sterker dan het gemiddelde, en dus treffen ze vooral de lage inkomens. Analyse van de huishoudbudgetenquête van 1998 toont aan dat ongeveer 10 percent van de huishoudens wier gezinsinkomen lager is dan het mediaan gezinsinkomen zich verplicht zien om maandelijks meer dan 33 percent van hun gezinsbudget te besteden aan de huurprijs van hun woning'.
In het vorige actieplan van de periode 2001 tot 2003 werd vermeld dat het doel was te komen tot een geïntegreerde aanpak van de huisvestingsproblematiek. Er werd gesteld dat 'de bevoegdheden voor huisvesting vooral zitten bij de gewesten en, wat de huurwetgeving betreft, bij de federale overheid. Alle regeringen schrijven zich in in een strategie van overleg en afstemming. Dit slaat niet alleen op de relaties federaal-gefederaliseerde regeringen, maar ook op de afstemming met andere actoren, vooral op het lokale vlak'.
In het huidig plan staat dat 'een betere coördinatie van de beleidsmaatregelen inzake huisvesting onder meer via een interministeriële conferentie ad hoc zal gebeuren'.
Mijnheer de minister, in een persmededeling van 10 september 2003 breekt uw Brusselse collega, de heer Hutchinson, een lans voor het organiseren van een interministeriële conferentie. Die conferentie zou als doel hebben te komen tot een gemeenschappelijke aanpak van de huisvestingscrisis, aangezien de wetgeving daarover over de verschillende bestuursniveaus verspreid is.
Hij dringt aan op een aantal federale maatregelen om een gewestelijk beleid op punt te stellen. Hij wil onder meer een voorstel indienen om het controleren van de huurprijzen in gebieden met een sterk speculatieve markt mogelijk te maken. Hij motiveert zijn voorstel vanuit de vaststelling dat de Brusselse bevolking met steeds groter wordende moeilijkheden kampt om nog aan een redelijke prijs een huurwoning te vinden. Hij stelt dat in de nabije toekomst duidelijke maatschappelijke keuzes moeten worden gemaakt.
Op 16 december 2002 werd een hoorzitting gehouden over de sociale mix en de leefbaarheid van de sociale huisvesting. De Vlaamse ombudsman, de heer Hubeau, zei toen : 'Tot slot moet worden overwogen om stappen te zetten naar regionalisering of defederalisering van de regelgeving inzake de privé-huurmarkt. De problematiek van de sociale mix en de leefbaarheid van de sociale huisvesting blijft onoplosbaar zonder het betrekken van de privé-markt'.
Mijnheer de minister, welke concrete stappen bent u zelf van plan te zetten om, zoals uw Brusselse collega van Huisvesting, te komen tot de organisatie van een interministeriële conferentie? Hebt u en uw administratie een zicht op de evolutie van de huurprijzen in de verschillende regio's? Weet u welk gevolg deze prijsstijgingen hebben voor de groepen die nu niet aan de bak komen? Zijn er mogelijkheden om de huurprijzen te controleren?
De voorzitter : Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Martelaer, u had het over de interministeriële conferentie. Morgen vergadert het Overlegcomité. Daar is onder andere het punt 'huisvesting' geagendeerd. Er is nog geen datum vastgelegd om een interministeriële conferentie over huisvesting bijeen te roepen. Het klopt dat er verschillende beleidsniveaus bij de zaak zijn betrokken. De reglementering van de huurwetgeving is een federale materie. Ook de fiscaliteit, BTW, renovatie, nieuwbouw, enzovoort, zijn bevoegdheden van de federale overheid.
Het is een goede zaak dat getracht wordt de zaken op elkaar af te stemmen. Ik kijk dan ook uit naar het bijeenroepen van die conferentie. Ze kan goed werk leveren om ook in Vlaanderen een goed woonbeleid te kunnen voeren.
Een paar dagen geleden vroeg iemand aan de telefoon of de federale overheid de voogdij zal uitoefenen over de regio's om zo de bevoegdheid inzake huisvesting te recupereren. Uiteraard is dat niet zo! Het gaat juist over de aanverwante materies, die toch ook erg bepalend zijn voor het voeren van een beleid. Als het gaat over fiscaliteit, over BTW, over de huurwetgeving, dan is het goed dat we daarover rond de tafel zitten.
Mevrouw De Martelaer, mijn administratie heeft voorgesteld om een project te laten oprichten om de problematiek inzake de federale beleidsmaatregelen die resulteren in effecten op het gewestelijk woonbeleid, structureel te laten opvolgen. Eerstdaags zal een projectverantwoordelijke worden aangesteld. Het is aangewezen om vanuit het gewestelijk perspectief een degelijke voorbereiding en opvolging van deze interministeriële conferentie te verankeren via de projectorganisatie.
Een algemene evolutie van de huurprijzen op de privé-markt kan worden gegeven aan de hand van resultaten van een aantal onderzoeken die doorgaans representatief zijn op het niveau van de gewesten. Dit is in mindere mate het geval voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor Vlaanderen werd deze evolutie reeds in verschillende studies en publicaties onderzocht.
De cijfers van het Nationaal Actieplan Sociale Uitsluiting 2003-2005 zijn gebaseerd op een analyse van de het Sociaal Economisch Panel en hebben enkel betrekking op Vlaanderen.
Eenzelfde analyse voor heel België en voor het Waals Gewest is mogelijk, maar werd tot op heden nog niet uitgevoerd.
Een andere bron van informatie over de particuliere huursector is de Sociaal-Economische Enquête 2001 van het NIS. Aangezien hierin alle bewoonde woningen zijn opgenomen, is een regionale vergelijking mogelijk. De vraag naar de huurprijs was echter niet opgenomen in de vroegere volks- en woningtellingen, waardoor de evolutie niet in kaart kan worden gebracht. Bovendien werd de huurprijs bevraagd in zeer ruime categorieën, waardoor het informatiegehalte vrij beperkt is.
Toch kan uit de enquête worden afgeleid dat de huurprijzen verschillen naargelang de regio. Het aandeel huishoudens dat maandelijks meer dan 495 euro aan huur betaalt, is het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het aandeel is er 20,3 percent. In Vlaanderen is dat 13,1 percent. In het Waals Gewest is het aandeel het laagst, namelijk 9,1 percent. Het Belgisch gemiddelde is 13,2 percent.
In Vlaanderen betaalt 58,5 percent van de huurders een huurprijs die ligt tussen 247,79 euro en 495,78 euro. 28,4 percent betaalt minder dan 247,79 euro. In totaal betaalt 86,9 percent van de Vlaamse huurders minder dan 495,78 euro huur.
Op dit ogenblik wordt een onderzoek over de privé-huurmarkt in Vlaanderen afgerond. Het betreft het 'Onderzoek naar de mogelijkheden voor de integratie van de particuliere huurmarkt in het Vlaams Woonbeleid', een onderzoeksproject in opdracht van het ministerie van het Vlaams Gewest, Afdeling Woonbeleid. De studie wordt uitgevoerd door de onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad van de Universiteit Antwerpen. Hierin worden de ontwikkelingen op de privé-huurmarkt verder uitgediept, onder meer op het vlak van prijzen, betaalbaarheid en de gevolgen daarvan. Op basis van de onderzoeksresultaten en een overzicht van initiatieven in het buitenland worden een aantal beleidsvoorstellen verwacht.
Het eindrapport van dit onderzoek zal nog dit jaar beschikbaar zijn en zal worden aangewend voor de beschouwingen omtrent huurprijsregulering.
U kent mijn stelling over de noden in de socialewoonsector. Er is een tekort. We zijn sterk aan het bouwen en op het einde van deze legislatuur zullen we een goed resultaat kunnen voorleggen. Huursubsidies zullen een forse stimulans geven. De volgende regering zal iets moeten doen aan de behoeftes die er bestaan.
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Kunt u een concrete timing vooropstellen?
Minister Marino Keulen : Morgen komt het Overlegcomité bijeen. Huisvesting staat als vierde punt op de agenda. Ik hoop duidelijkheid te krijgen over een concrete datum van de interministeriële conferentie. Er wordt nu al een projectverantwoordelijke aangeduid om goed voorbereid aan de conferentie te kunnen deelnemen.
Mevrouw Ann De Martelaer : De gewesten worden uitgenodigd. Misschien is het goed om het signaal te geven dat we de conferentie snel willen omdat deze problematiek voor Vlaanderen erg belangrijk is.
Minister Marino Keulen : Sommigen zagen hier een manoeuvre van politieke recuperatie in, maar dat klopt niet. Dit is een vorm van goed beleid, en dat betekent dat de verschillende niveaus rond de tafel gaan zitten om de bevoegdheden op elkaar af te stemmen.
Mevrouw Ann De Martelaer : Er loopt nog een studie die op het einde van het jaar wordt opgeleverd. Daarin zal concrete informatie over de huurprijzen staan. Op mijn laatste vraag over het controleren van huurprijzen legde u de link naar huursubsidies. Dat is dan specifiek voor de sociale huisvesting. Ik denk dat heel veel mensen die niet in de sociale huisvesting zitten, ook problemen hebben om de huur te betalen.
Minister Marino Keulen : Ik ben bang dat als de huurprijzen worden gecontroleerd, het aanbod zal verschralen. Een verhuurder streeft altijd rendement na. Als dat aan banden wordt gelegd, zal die een andere manier zoeken om winst te maken. We moeten ervoor oppassen dat we niet in een situatie zoals in Nederland terechtkomen waar er schaarste is. Nederland heeft gedurende jaren alles willen controleren, waardoor heel veel Nederlanders de grens zijn overgestoken om een dak boven hun hoofd te krijgen. Nederland heeft nu heel wat reglementering laten varen omdat die een averechts effect had, want het aanbod was te klein.
Voor mensen die vandaag op de privé-markt huren maar dat financieel niet kunnen dragen, zijn er de huursubsidies. Dat is een snelle oplossing, en het geeft hen de kans om aan een betaalbaar tarief te huren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.