Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 04/11/2003
Vraag om uitleg van de heer Jan Loones tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de timing van totstandkoming van het gemeente- en provinciedecreet
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Loones tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de timing van totstandkoming van het gemeente- en provinciedecreet.
De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de voorzitter, het ziet er niet goed uit voor ons nieuw gemeentedecreet. Ik weet niet hoe we dit best zouden aanpakken. We zouden de minister echter willen steunen. We weten dat hij de hoofdprincipes van het nieuw gemeentedecreet nog voor het einde van de huidige legislatuur wil laten goedkeuren.
Het nieuw gemeentedecreet is zeer belangrijk, want het maakt deel uit van het regeerakkoord en van het aanvullend regeerakkoord van 2001. Binnen de Vlaamse regering bestaat hierover een politiek akkoord. De consultatierondes zijn voorbij. Plots krijgen we te horen dat het allemaal toch wat te moeilijk is. Omwille van een aantal redenen zou het nieuw gemeentedecreet toch niet tot stand kunnen komen.
De hele kwestie zou politiek zeer gevoelig liggen. Indien de Vlaamse regering politiek gevoelige zaken niet meer wil realiseren, zijn concrete realisaties natuurlijk ver van ons verwijderd. Het is net omdat deze zaak politiek gevoelig is, dat de Vlaamse regering haar akkoord zou moeten uitvoeren.
Het akkoord inzake het gemeentedecreet zou nog moeten worden verfijnd. Indien dit argument klopt, vraag ik me af waarom we nog een Vlaams Parlement hebben. Mijns inziens zijn de leden van deze commissie klaar om dit dossier te behandelen. Ter voorbereiding heeft iedereen al stapels documentatie ontvangen. De pro's en contra's zijn bekend, en de politieke lijnen zijn getrokken. Enkel de beslissingen moeten nog volgen.
Onlangs heeft de minister-president in Villa Politica verklaard dat het wat vervelend zou zijn dat politici zich vlak voor de Vlaamse verkiezingen nog wat met zichzelf bezig zouden houden. Dit dossier slaat evenwel niet op de Vlaamse verkiezingen. Het gaat om de gemeenteraadsverkiezingen. Indien we de discussie blijven uitstellen, dreigen de uiteindelijke beslissingen vlak voor die gemeenteraadsverkiezingen te worden genomen.
Aangezien de gehanteerde argumenten niet kloppen, vraag ik me af wat dan wel de grondslag van de problemen vormt. Is er weer weerstand tegen het cumulverbod gerezen? Is dit monster van Loch Ness weer eens opgedoken? Zijn de meerderheidspartijen het niet langer eens over het verbod voor burgemeesters en schepenen om in het Vlaams Parlement te zetelen? Hoewel ik zelf tot deze gepriviligieerde kaste behoor, heb ik hier psychisch afstand van genomen. Mijns inziens moet het cumulverbod worden ingevoerd. Een scheiding der mandaten dringt zich op.
Het gerucht doet de ronde dat Agalev een aantal waarborgen inzake de hervorming van het kiesstelsel vraagt. Wordt het dossier door de eventuele overschakeling van het systeem D'Hondt naar het systeem Imperiali geblokkeerd? Worden hier misschien andere zaken aan gekoppeld? Worden verschillende elementen en toegevingen weer met elkaar versmolten?
Mijn partij heeft zich officieel tegen de rechtstreekse verkiezing van de burgemeesters uitgesproken. Dit betekent niet dat we de discussie hier niet kunnen voeren. Tenslotte gaat het hier om een punt uit het regeerakkoord. We mogen niet vergeten dat het gemeentedecreet eigenlijk de uitvoering betekent van wat Vlaanderen in het kader van het Lambermontakkoord heeft verkregen. De minister is hier steeds trots op geweest. In zijn ogen gaat het hier om de binnenlandse onafhankelijkheid.
De Vlaamse regering is eigenlijk verplicht om de resultaten van het Lambermontakkoord nog tijdens deze legislatuur in de praktijk te brengen. Ik ben er trouwens van overtuigd dat de minister deze mening deelt.
Voormalig minister Sauwens heeft de voorbereidingen van het nieuw gemeentedecreet aangevat. Ik kan me inbeelden dat de minister het niet volledig eens was met het oorspronkelijk voorstel en bijgevolg voor een aantal verfijningen heeft gekozen. Mijnheer de minister, we willen u steunen. Indien u suggesties hebt, zullen we hier zeker op ingaan. Aangezien het hier geen interpellatie betreft, kan ik geen motie indienen en de mening van de andere partijen niet vragen. Persoonlijk vind ik dat u het verplicht bent aan uzelf en aan de waardigheid die u als minister van Binnenlandse Aangelegenheden bekleedt om u niet tot de standpunten van de andere Vlaamse meerderheidspartijen te beperken, maar om zelf een degelijk antwoord op deze vraag om uitleg te geven.
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mijnheer de voorzitter, tot onze grote verbazing hebben de andere leden van mijn fractie en ikzelf in een persbericht gelezen dat het nieuw gemeentedecreet, een van de belangrijkste thema's in het Vlaams regeerakkoord, er niet komt. Het nieuw gemeentedecreet is steeds een van de paradepaardjes van de Vlaamse regering geweest. Telkens als het bestuurlijk beleid ter sprake kwam, is hier opnieuw mee uitgepakt. Dit voornemen is zelfs in het aanvullend regeerakkoord bekrachtigd.
Ik vraag me af waarmee de Vlaamse regering de leden van deze commissie 4 jaar lang heeft beziggehouden. Waren de vergaderingen van deze commissie slechts bezigheidstherapie? We hebben het hier over de volksraadpleging, over de rechtstreekse verkiezing van de burgemeesters en over het ontwikkelen van een sterkere democratie gehad. Blijkbaar maakten al deze discussies deel uit van een bezigheidstherapie. De Vlaamse regering heeft hier eens te meer bewezen dat ze veel belooft, veel aankondigt en veel verwachtingen oproept, maar dat het in de praktijk steeds om het monster van Loch Ness blijkt te gaan.
Mijnheer de minister, u hebt zich voorgenomen een Vlaamse bevoegdheid concreet in te vullen. De lokale besturen hebben deze concrete invulling trouwens hard nodig. Ik verwijt u persoonlijk dat die invulling er niet komt. Nu het uur van de waarheid aanbreekt, trekt u zich terug. U laat de lokale besturen in het ongewisse, en u laat ze in de kou staan.
Mijnheer de minister, hetzelfde geldt voor het financieel beleid. Bij mijn vragen over het bestuursakkoord heb ik gezegd dat u uw liefde verklaart en vervolgens vreemdgaat. Nu zeg ik dat u vreemdgaat en zich vervolgens terugtrekt. Dit stemt tot nadenken.
Het is allemaal zeer typisch voor de Vlaamse regering. Er is veel geblaat, maar weinig wol. Zoals de heer Loones al heeft opgemerkt, bent u het aan uzelf verplicht het nieuw gemeentedecreet tot stand te brengen. Indien dit niet gebeurt, gaat u, als minister van Binnenlandse Aangelegenheden, compleet af.
De voorzitter : Mevrouw De Lobel heeft het woord.
Mevrouw Hilde De Lobel : Mijnheer de voorzitter, ik kan me enkel aansluiten bij de vorige sprekers. Het nieuw gemeentedecreet en het hiermee samenhangend nieuw provinciedecreet vormen niet enkel een symbooldossier, voor de lokale besturen is deze kwestie van groot belang. Bovendien is dit dossier het vlaggenschip van de nieuwe bevoegdheden van het Vlaams beleidsniveau.
Aangezien Vlaanderen door middel van deze decreten zijn volwassenheid moet bewijzen, heb ik nooit voor overhaasting gepleit. Het is duidelijk dat we inzake decreten met dergelijke draagwijdte en symboolwaarde niet over één nacht ijs mogen gaan. Deze decreten mogen niet het resultaat van kunst- en vliegwerk zijn.
We hebben er alle begrip voor dat deze decreten twee maanden na het Lambermontakkoord niet op tafel lagen. We hebben alle begrip voor het lange overleg dat met verenigingen als de VVSG en de VVP is gepleegd. We begrijpen waarom de Vlaamse regering op de resultaten van het kerntakendebat wilde wachten. Indien we de huidige legislatuur zonder een nieuw gemeente- of provinciedecreet zouden afsluiten, zouden we, wat de Vlaamse volwassenheid betreft, slechts een pover signaal geven.
Er circuleren al heel wat teksten en ideeën. Of we het met al deze teksten en ideeën eens zijn, doet niet ter zake. Zoals de heer Loones daarnet al heeft gezegd, moet dit dossier verder worden besproken. Indien we dit dossier tot na de komende Vlaamse verkiezingen in de koelkast stoppen, beschouw ik dit als een regelrechte afgang.
Mijnheer de minister, bij mijn weten hebt u nooit letterlijk gezegd dat de kiezer u aan het einde van uw mandaat op deze zaak mag afrekenen. Premier Verhofstadt heeft ooit verklaard dat hij op de verkiezingsresultaten van het Vlaams Blok mocht worden afgerekend, maar dat is een andere zaak. U hebt meer dan eens verklaard dat het nieuw gemeente- en provinciedecreet voor u van wezenlijk belang is. Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, ik zal deze belangrijke vraag in alle openheid beantwoorden.
Tijdens deze legislatuur zijn het decreet op de intergemeentelijke samenwerking, het nieuw Gemeentefonds, het nieuw Stedenfonds en de toezichtsdecreten behandeld en goedgekeurd. Het decreet op de begraafplaatsen en het decreet op de erediensten zullen naar alle waarschijnlijkheid nog voor het einde van de legislatuur worden behandeld en goedgekeurd. Los van het gemeentedecreet, het provinciedecreet en de twee kiesdecreten, die nog niet tot stand zijn gekomen, kan ik moeilijk zeggen dat ik een ledige periode achter de rug heb.
Ik ben ook verantwoordelijk voor het beter bestuurlijk beleid. Daarover zijn 36 decreten in de maak. Ik weet niet of ik daarop zal afgaan, ik zal mezelf daarop in ieder geval niet beoordelen. Ik weet wat ik heb gedaan.
De verantwoordelijkheid die aan Vlaanderen is toevertrouwd om zijn eigen bestuur te organiseren, heb ik altijd heel belangrijk gevonden. Die verantwoordelijkheid is belangrijk genoeg om niet overhaast te werk te gaan, maar om op een degelijke wijze voor te bereiden, te bespreken, uit te praten en politiek te beslissen. Vlaanderen is door de Lambermontakkoorden bevoegd geworden voor de organisatie van zijn eigen binnenlands bestuur volgens zijn eigen inzichten. Onmiddellijk nadat we die bevoegdheid hebben gekregen, heb ik ze gebruikt om daar werk van te maken. Van bij de aanvang heb ik ervoor gekozen om drie coherente werkstukken te maken die de organisatie en de werking van de lokale en provinciale besturen regelen, namelijk een gemeentedecreet, een provinciedecreet en een decreet op de verkiezing van de lokale besturen en de provincieraden.
Het ontwerp van gemeentedecreet werd door de Vlaamse regering principieel goedgekeurd op 19 juli 2002. Ik ben in functie getreden in juni 2001, en een jaar later werd het al goedgekeurd. Nadien werd het voor advies overgemaakt aan de SERV, de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur en aan het comité C, voor onderhandelingen met de erkende vakbonden en de lokale werkgevers.
Op 8 november 2002 besliste de Vlaamse regering het advies van de Raad van State in te winnen. Ondertussen hadden verschillende gesprekken plaats met de vertegenwoordigers van de lokale besturen en de beroepsfederaties van gemeenteambtenaren. Uit de besprekingen met de lokale besturen bleek dat die het voor 80 percent eens waren met de keuzes die we zouden nemen in de decreetgeving. Er waren politieke discussies, zoals die ook in het parlement zullen plaatshebben. Ze gingen over de mogelijke rechtstreekse verkiezing, over de politieke verantwoordelijkheid van de gouverneurs en over de verantwoordelijkheid van de secretarissen. We hebben veel tijd uitgetrokken voor die besprekingen. Uiteindelijk hebben we decretale voorstellen geformuleerd.
Telkens leidden die gesprekken tot aanpassingen en werden de initiële teksten bijgeschaafd en verfijnd, zonder ze aan het regeerakkoord, waarin de hoofdlijnen van die decreten waren bepaald, te toetsen. Ik heb me in deze zaak opgesteld als een correct uitvoerder van de politieke afspraken die tussen vier partijen waren gemaakt. Ik heb inderdaad persoonlijke gevoeligheden, maar daar ging het niet over. In de eerste plaats wilden we goede decreten, die aan het regeerakkoord moeten worden getoetst en die aan allerlei discussies moeten worden onderworpen.
Uiteindelijk duurde het nog acht maanden, tot juli 2003, vooraleer de Raad van State zijn advies overmaakte, dat overigens vrij positief was. Op 12 september 2003 kon ik een afgewerkt werkstuk voorleggen aan de Vlaamse regering, dat rekening hield met de opmerkingen van de Raad van State.
Het ontwerp van provinciedecreet en het ontwerp van kiesdecreet volgden een vergelijkbaar traject. De ontwerpteksten zijn zover gevorderd dat ik aan de Vlaamse regering kan voorstellen om ze voor advies aan de Raad van State over te maken. De Vlaamse regering moet dan over dit voorstel beslissen.
Het is ook goed dat de besluitvorming op regeringsniveau over de drie ontwerpen van decreet parallel verloopt omdat ze inhoudelijk samenhangen, en omdat er een politiek akkoord was dat ze als een geheel zouden worden beschouwd. Ook hierin volg ik correct de afspraken die in de meerderheid werden gemaakt.
Wat voorligt, is in overeenstemming met het Vlaams regeerakkoord van 13 juli 1999 en het aanvullend regeerakkoord van 9 juli 2001. Deze ontwerpen van decreet werden bovendien verschillende malen besproken, getoetst en bijgestuurd op de ministerraad. Ik heb dus mijn deel van het werk gedaan.
Naargelang de tijd verstrijkt, is er een evolutie merkbaar in de politieke inschatting van de verschillende politieke partijen. In de VVSG worden opmerkingen gemaakt die niet in overeenstemming zijn met de politieke afspraak die in de Vlaamse regering werd gesloten. De gemeentelijke en provinciale mandatarissen nemen niet dezelfde houding aan als hun partijen op het Vlaamse niveau. Ik beoordeel dat niet, ik stel dat alleen vast.
Ook de standpunten van volksvertegenwoordigers en burgemeesters van de verschillende partijen over de rechtstreekse burgemeestersverkiezingen lopen niet gelijk met de verklaringen van de Vlaamse regering en de regeerakkoorden. De resultaten van de recente federale verkiezingen zijn daar waarschijnlijk niet vreemd aan. Een besluitvormingsproces vraagt veel tijd. Bovendien zal het parlement pas in het voorjaar van 2004 de bespreking van de drie ontwerpen van decreet kunnen aanvatten.
Mijnheer Loones, u zegt dat ik altijd een hoofdpunt heb gemaakt van goed decretaal werk, zeker als het over onze eigen institutionele bevoegdheden gaat. In een periode waar het niet meer over de aard, de kwaliteit en de inhoud gaat, maar over de politieke houdingen, moeten we dit belangrijk werk voorleggen aan het parlement met het risico dat er niet veel van terechtkomt. We moeten dit kunnen doen in alle sereniteit en met een voldoende sterk politiek draagvlak, want het gaat over onze institutionele bestuursvorm, over de gemeenten en de provincies, die de basis zijn van onze democratie.
Die inschatting is mijn verantwoordelijkheid. We mogen niet alleen oor hebben voor grote verklaringen. Als ik merk dat deze hervorming dreigt te stranden op politiek gehakketak, zal ik de ontwerpen van decreet niet in het parlement indienen.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de minister, onze vraag is hoe we u kunnen helpen bij het verzilveren van wat uzelf ongetwijfeld ook als een van de kroonjuwelen van uw werk beschouwt. Uw antwoord is dat u capituleert. Het spreekt voor zich dat u niet alleen op dit ontwerp van decreet zult worden afgerekend, maar de verwachtingen waren toch hooggespannen over dit kroonjuweel van onze binnenlandse onafhankelijkheid. We stellen nu vast dat de regering faalt, want ze kan het niet eens worden over een goedgekeurd project.
U hebt gezegd dat het advies van de Raad van State in september klaar was en dat dit punt tot tweemaal toe werd geagendeerd op de Vlaamse regering eind september. Daar is toen het gehakketak begonnen. Mijnheer de minister, het zou u sieren als u toegeeft dat de partijen het onderling niet meer eens raken, en dat de Vlaamse regering op een belangrijk punt uit haar regeerakkoord strandt. Ik betreur dat.
De reden die u daarvoor opgeeft, is niet helemaal juist. U zegt dat u niet wilt riskeren dat er van het paard maar een ezel overblijft door de besprekingen in het parlement. De beste waarborg voor een goede uitvoering van een ontwerp van decreet is de bewaking door degene die het belichaamt.
Mijnheer de minister, bij een volgend regeerakkoord onder een volgende minister van Binnenlandse Zaken zal dezelfde gedrevenheid er niet meer zijn. Ik beschouw u als de man van de 'vrije gemeentenaren', met waarborgen voor de terechte autonomie van gemeenten. Andere krachten zullen dit waarschijnlijk verbrodden, veeleer dan het dreigt verbrod te worden door de bespreking in het Vlaams Parlement. Als daar werkelijk belang aan wordt gehecht, dan zal die bespreking heel spoedig kunnen beginnen en tijdig worden afgerond. We kunnen niet anders dan het falen van deze regering vaststellen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.