Plenaire Vergadering van 06/11/2003
Interpellatie van de heer Jan Loones tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de beslissing van de federale overheid met betrekking tot de betaling van de tijdskredietpremies en de budgettaire gevolgen hiervan voor de Vlaamse overheid en de lokale besturen
Vraag om uitleg van de heer Jan Laurys tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verschuiving van de betaling van de premies voor tijdskrediet en loopbaanonderbreking
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Declercq tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, en de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de gewijzigde regeling voor de uitbetaling van premies voor tijdskrediet en loopbaanonderbreking
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Loones tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de beslissing van de federale overheid met betrekking tot de betaling van de tijdskredietpremies en de budgettaire gevolgen hiervan voor de Vlaamse overheid en de lokale besturen, met daaraan toegevoegd de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Laurys tot de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verschuiving van de betaling van de premies voor tijdskrediet en loopbaanonderbreking, van mevrouw Declercq tot minister Landuyt, de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, en de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de gewijzigde regeling voor de uitbetaling van premies voor tijdskrediet en loopbaanonderbreking.
Minister Landuyt zal antwoorden in naam van de regering.
De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het probleem dat ik nu aankaart, is voorlopig van de baan. Het onderwerp verdient echter onze aandacht omdat het een algemeen fenomeen betreft. Het wordt ook niet opgelost door de nieuwe regeling - voorlopig - te blokkeren.
We kennen allemaal het probleem. Tijdens de federale begrotingsbesprekingen werd opnieuw een doorschuifoperatie bedongen, waarbij de regeling voor een aantal faciliteiten binnen de tewerkstelling, zoals loopbaanonderbreking en tijdskrediet, werden overgeheveld naar de lokale besturen. Het gaat daarbij niet enkel om de Vlaamse overheid, maar ook om de gemeenten en OCMW's. Het bedrag dat daaraan gekoppeld is, levert de niet-onaanzienlijke som van ongeveer 60 miljoen euro op. Daarenboven worden een aantal basisprincipes geschonden, met name het opnemen van de budgettaire verantwoordelijkheid voor de maatregelen die men neemt.
Ik zal hier niet aanhalen waarover het allemaal gaat. De heer Laurys zal daar straks dieper op ingaan. Het gaat in elk geval om een zeer brede waaier van maatregelen. De andere besturen worden al jaren opgescheept met de lasten. De VVSG heeft onmiddellijk gereageerd en somt een aantal nadelen op. Zonder zelf te kunnen oordelen over de eigen noden en behoeften, worden de lokale besturen geconfronteerd met een aantal federale arbeidsregelingen. Bovenop die maatregelen, zouden ze nu ook nog de financiële lasten moeten dragen. Dit gaat niet op.
Gisteren werd blijkbaar op het Overlegcomité bedongen om dit systeem te blokkeren omdat er een akkoord moet zijn van de gewestregeringen om zo'n regeling door te voeren. Het probleem is daarmee echter niet van de baan. Mijnheer de minister, wat is de houding van de Vlaamse regering hierover? Ik had deze vraag graag gesteld aan minister-president Somers omdat de materie meer dan één minister aanbelangt. Ik veronderstel dat u daar ook rekening mee zult houden in uw antwoord.
De voorlopige blokkering duidt niet aan wat de principiële houding is van de Vlaamse regering. Wordt de regeling aanvaardbaar geacht? Zal er een definitief njet worden uitgesproken?
Mijnheer de minister, een aantal van mijn schriftelijke vragen zijn ondertussen achterhaald. Sommige blijven echter pertinent. Werd er overleg gepleegd met de Vlaamse regering? Ik veronderstel dat dat niet het geval is. Wat is de budgettaire impact van deze maatregel voor de Vlaamse begroting? Hoe kan daarmee rekening worden gehouden bij de opmaak van de begroting van 2004? De Vlaamse regering heeft die immers reeds afgerond. De blokkering duidt erop dat alles gedurende 1 jaar wordt uitgesteld. Toch moet er nog rekening worden gehouden met een budgettaire weerslag.
Wat is de reactie van de Vlaamse regering ten aanzien van de besturen die aan haar verantwoording verschuldigd zijn? Eergisteren hebben we hier nog een uitgebreide discussie gevoerd met de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Hij was zeer fier over de maatregelen van de Vlaamse regering ter versterking van de budgettaire ruimte van de gemeenten, met name de versterking van het Gemeentefonds. In het licht daarvan kan de Vlaamse regering uiteraard niet aanvaarden dat een andere overheid middelen ontneemt. Wat is uw reactie daarop? Zal deze maatregel een invloed hebben op het beleid van de Vlaamse overheid met betrekking tot loopbaanonderbreking en tijdskrediet voor het eigen personeel?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik heb een lijstje gemaakt van wie nu eigenlijk gebruik kan maken van het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking. Het gaat immers om een vrij ingewikkeld systeem. Het tijdskrediet in de privé-sector is de pendant van de loopbaanonderbreking. Het is ook van toepassing op de mensen in de openbare kredietinstellingen, contractuelen in het onderwijs, tewerkgestelden bij intercommunales, enzovoort.
Daarnaast bestaat dus ook nog de loopbaanonderbreking voor de mensen - en ik maak nu een veralgemening - die werken in de openbare en aanverwante diensten. Die laatste categorie is vrij groot. Volgens het jaarverslag van de RVA gaat het om 52.839 ambtenaren, mensen uit het onderwijs, rechterlijke orde en autonome overheidsbedrijven.
Ik heb de cijfers opgesplitst. Het gaat om 16.942 mensen in het onderwijs en de CLB's, 20.767 in de plaatselijke besturen, 1.222 in de provincies, 8.148 in ministeries en parastatalen, 5.344 in de autonome overheidsbedrijven en 417 in de universiteiten.
We weten allemaal waarover het gaat : bij de bespreking van de federale begroting werd voorgesteld de premies te laten betalen door de overheid die als werkgever optreedt. Het totale bedrag dat wordt overgeheveld, wordt geraamd op 60 miljoen euro. Twee vijfde van de loopbaanonderbrekers werkt bij de plaatselijke besturen. Daar hoort ook het aantal mensen bij dat gebruik maakt van het tijdskrediet. De kostprijs voor de plaatselijke besturen zou ongeveer twee zesde bedragen van het totale bedrag.
Bovendien is er nog een effect dat waarschijnlijk niet werd ingecalculeerd toen de regeling werd afgesproken. Er wordt een bedrijfsvoorheffing ingesteld op de premies. Dit betekent dat de federale overheid niet alleen minder moet uitgeven, maar dat ze daarnaast nog eens 6 miljoen euro aan bedrijfsvoorheffing zal incasseren.
Mijnheer de minister, wat zijn de financiële gevolgen voor de Vlaamse overheid? Wat is uw houding ten opzichte van de extra kosten die worden overgedragen aan de lokale overheden?
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sluit me aan bij de interpellatie van de heer Loones en de vraag van de heer Laurys. Het heeft niet veel zin om hier alles te herhalen.
Mijnheer de minister, was er overleg of zal er overleg worden gepleegd? We willen garanties voor de lokale besturen. Op lokaal niveau moet soms toestemming worden gevraagd aan de bevoegde schepen. Naargelang de omstandigheden kan het voor de mensen moeilijker en ingewikkelder zijn om van de regeling gebruik te kunnen maken. Ook aan dat aspect moet aandacht worden geschonken.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Dit onderwerp is reeds ter sprake gekomen op het Overlegcomité. Minister Van Grembergen heeft daar duidelijk gemaakt dat wat de federale overheid wil doen en de manier waarop ze aan dit dossier is begonnen, in tegenspraak is met het samenwerkingsfederalisme in België. Het is onmogelijk te functioneren als een van de partijen meent eenzijdig beslissingen te kunnen nemen, wetende dat dit budgettaire gevolgen heeft voor de andere besturen, ongeacht hun niveau. Dat is een ongeziene methode van werken.
In de programmawet blijft de intentie van de federale overheid behouden. De inwerkingtreding en de uitvoering zijn echter enkel mogelijk na een akkoord binnen het Overlegcomité, dat altijd gebaseerd is op een consensus. Het dossier is nu volledig geblokkeerd.
Wat de tijdskredieten betreft, is sedert januari 2002 de zogenaamde vervangingsplicht weggevallen. Die vervangingsplicht zorgde ervoor dat de operatie voor de federale overheid budgettair neutraal was. De kostprijs van de arbeidsonderbreking vertaalde zich in een besparing door de bijkomende tewerkstelling. Dit is echter niet meer het geval voor de maatregelen die zijn genomen na januari 2002. Dat heeft gevolgen voor de nationale sociale zekerheid en voor de federale begroting omdat het terugverdieneffect is weggevallen.
Het is niet zo dat tijdskrediet zich omzet in vervangende tewerkstelling. Dat is een vaststaand feit, en op grond daarvan kan een discussie worden gevoerd over twee mogelijke technieken om daar tegemoet aan te komen. Zo is er de techniek van een specifieke socialezekerheidsbijdrage die door elke overheid moet worden betaald voor die statutaire werknemers. Daarnaast is er de techniek van terugvordering van de gedane uitgaven bij de overheidwerkgever.
Er moet worden gediscussieerd over het principe en over de werkwijze van de eerlijke verdeling van de kostprijs van dergelijke operaties. Dat zal gebeuren in het kader van het samenwerkingsfederalisme, dat erop gericht is elkaar tijdig te verwittigen maar ook tijdig met elkaar te overleggen over maatregelen die gevolgen hebben voor de verschillende besturen.
Wat de cijfers betreft, gaat het om een globaal bedrag van 59 miljoen euro. Op Vlaams niveau weet ik vandaag niet over welke cijfers het precies gaat en hoe die worden verdeeld. Het is in elk geval zo dat de operatie vandaag volledig geblokkeerd is. Verdere discussie volgt in zogenaamde werkgroepen in het kader van het Overlegcomité.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de minister, u zegt dat het dossier geblokkeerd is. Ik hoor u nog liever zeggen dat de Vlaamse overheid zich houdt aan de principes van het samenwerkingsfederalisme.
Ik blijf echter ongerust. U zegt zelf dat die blokkering slechts een aanleiding is voor onderhandelingen, die tot een resultaat zullen moeten leiden. Als ik u goed begrijp, is de houding van de Vlaamse regering afhankelijk van wat er gebeurt enerzijds met de vervangingstewerkstelling of een eventueel opnieuw invoeren ervan, en anderzijds met de billijke verdeling van de lasten.
Minister Renaat Landuyt : De omstandigheden in de verhouding tussen de verschillende overheden zijn gewijzigd, want de vervangingsplicht is weggevallen. Dat heeft gevolgen voor de federale begroting, terwijl dat bijvoorbeeld niet het geval is voor de Vlaamse of voor andere overheden. Die vaststelling geeft aanleiding tot discussie.
Voor de Vlaamse overheid hoeft het systeem niet te veranderen. Het samenwerkingsfederalisme moet consequent worden toegepast. Dat betekent dat rekening moet worden gehouden met alle argumenten en berekeningen. Het standpunt van de Vlaamse overheid is echter duidelijk. Er zullen dan ook, in het kader van het samenwerkingsfederalisme, goede argumenten nodig zijn om ons te overtuigen.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de minister, er is één probleem met dat samenwerkingsfederalisme. Bij de huidige procedure is één partner niet betrokken, met name de lokale besturen. Hoewel zij betrokken partij zijn, zitten ze niet mee aan tafel. In een aantal gevallen is de vervangingstewerkstelling wel gebeurd. Als dit principe dus als hoogheilig wordt gehanteerd, kan die partner niet buiten de discussie worden gehouden.
In een perscommuniqué dat werd verspreid in de Vlaamse steden en gemeenten wordt het systeem zelf gehekeld. Iedereen die actief is in een gemeente, weet hoe al die onderbrekingssystemen de werking van een administratie kunnen belasten. Ik heb soms de indruk dat er binnen de ambtenarij en de gemeenten nog nauwelijks iemand voltijds werkt. Er is een vast recht op loopbaanonderbreking, loopbaanvermindering, 72 maanden, vrijwillige vierdagenweek, halftijdse vervroegde uitdiensttreding, enzovoort. Het is geen randfenomeen. Er werd reeds getracht uit te rekenen hoeveel de regeling de gemeenten zou kosten. Ik lees bijvoorbeeld dat de gemeente Schoten de kostprijs op 1,41 percent van haar personeelsuitgaven schat. Die personeelsuitgaven komen ongeveer overeen met 50 percent van een gemeentebegroting.
Mijnheer de minister, de ongerustheid bij de lokale besturen blijft bestaan. Als u hierover rond de tafel gaat zitten, zult u ook hun belangen moeten verdedigen. U hebt een goed medestander in de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Hij benadrukt telkenmale dat hij die belangen ter harte neemt. Hij kan echter niet altijd op tegen de druk die op de gemeenten wordt gelegd.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de minister, in kleinere gemeenten kan de - eventueel onrechtstreekse - druk zo groot zijn dat de vraag naar tijdskrediet niet wordt gesteld, hoewel ze een wettelijk recht is.
Mijnheer de minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Klopt het dat er in Vlaanderen veel meer gebruik wordt gemaakt van het systeem dan in Wallonië?
Minister Renaat Landuyt : Als er één transfer is die in het voordeel van Vlaanderen speelt, dan is het wel die van het tijdskrediet.
Mevrouw Veerle Declercq : We gunnen de Walen ook het tijdskrediet.
Minister Renaat Landuyt : Vooraleer iemand dat krediet kan opnemen, moet hij wel eerst werk hebben.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, ik heb begrepen dat het probleem blijft bestaan en dat het aanhangig wordt gemaakt bij het Overlegcomité. Er is namelijk een probleem in verband met de vergoedingen en de vervanging.
Ik spreek vanuit de eigen ervaring in mijn eigen gemeente en OCMW. Zolang het systeem van loopbaanonderbreking bestond, gold de vervangingsplicht. Ze werd nauwgezet toegepast. Als er een beroep wordt gedaan op het tijdskrediet, wordt de vervanging bij ons even goed toegepast. Er zijn mensen die overschakelen van een voltijdse naar een viervijfde- of halftijdse betrekking. Een aantal deeltijdse betrekkingen samen geven een voltijdse functie. Heel wat gemeenten werken op die manier.
Indien de gemeenten die al voor de vervanging hebben gezorgd, ook nog zelf de premie moeten betalen, dan moet de zaak opnieuw worden besproken. Men kan dan niet aan de gemeenten vragen om dan de vervangingsplicht na te komen. Daar moet goed over worden nagedacht. Het zou wel eens kunnen dat die regeling een omgekeerd effect zou hebben op de werkgelegenheid. En werk is toch een topprioriteit.
Er kan moeilijk worden gevraagd aan de lokale besturen of de andere overheden om iedereen te vervangen. De tewerkstelling zal daar geen baat bij hebben - wel integendeel. Men kan niet verwachten dat die overheden twee keer zouden betalen.
Mochten we een discussie voeren telkens als de federale overheid wel voordelen haalt uit zaken die wij hier beslissen, dan zou er op het Overlegcomité over heel wat dossiers stevig kunnen worden gediscussieerd. Zo is de federale overheid nog altijd de grote overwinnaar in de energieproblematiek. In tegenstelling tot vroeger moet nu de vennootschapsbelasting worden betaald.
Het gaat om belangrijke bedragen. Heel wat mensen zijn overgeschakeld naar een halftijdse functie of maken gebruik van het systeem van het tijdskrediet. U mag niet onderschatten over welke aantallen en bedragen het gaat indien de kosten worden doorgeschoven naar de besturen.
De voorzitter : De bedragen staan opgesomd in de vraag van de heer Laurys. De onderliggende gedachte van de federale overheid was dat de vervanging niet meer verplicht was. Als de lokale besturen toch overgaan tot een vervanging, dan gebeurt dat volgens de federale overheid uit vrije wil. Daar ligt het probleem.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer De Roo, u slaat de nagel op de kop. De vervangingsplicht is verdwenen, maar dit houdt niet automatisch in dat de vervanging is verdwenen. Er is dus stof tot discussie. Als wordt erkend dat de verhoudingen zijn veranderd, dan moet de zaak grondig worden bekeken. Dikwijls wordt er toch tot een vervanging overgegaan.
In een samenwerkingsfederalisme kunnen we de discussie niet weigeren. De zaak kan wel worden geblokkeerd, het debat echter niet. De discussie gaat hier over de terugverdieneffecten. We voeren hetzelfde debat over onze regeling inzake de begeleiding binnen de drie maanden. Het principe is verworven dat daarover zal worden gediscussieerd. Er zijn een aantal zeer interessante dossiers waarbij wordt gesproken over terugverdieneffecten. We mogen de kar natuurlijk niet overladen.
Mijnheer Loones, door het debat te voeren, kunnen we ook nagaan hoe het systeem kan worden vereenvoudigd. We mogen die gelegenheid niet laten liggen. Het feit dat de vervangingsplicht is verdwenen, betekent niet dat er geen gebruik meer wordt gemaakt van de vervanging.
Los van dit alles is mijn uitgangspunt dat niet de belangen van de federale staat, niet die van Vlaamse staat, niet die van de gemeenten maar wel die van de mensen moeten worden verdedigd. We mogen niet vergeten dat het om rechten van mensen gaat. Dat mag niet uit het oog worden verloren. Het verheugt me dat ook mevrouw Declercq op het belang van de mensen heeft gewezen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Bij de vervangingsplicht moet het natuurlijk gaan om volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, anders blijft het probleem voor de federale overheid bestaan.
We zullen nog met die problemen worden geconfronteerd. Ik begrijp de logica van de federale regering. Ook het brugpensioen zal nog aan bod komen. Toen enkele jaren geleden de economie goed draaide, bleek dat de RVA evenveel geld uitgaf. Als er voor het brugpensioen geen vervangingsplicht geldt, dan zal zich hetzelfde fenomeen voordoen. Er zal meer worden uitgegeven terwijl al die maatregelen, ook de loopbaanonderbreking, in feite de tewerkstelling moesten verhogen. Als de vervangingsplicht niet meer geldt, dan lopen de kosten natuurlijk op.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer de minister, niet alleen in een samenwerkingsfederalisme mag de discussie niet worden geweigerd. Het debat mag nooit worden geweigerd.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Loones werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.